Historie
‘Verbaas je nergens over’
Fragmenten uit de historie van Sint-Antoniusbank (’t Gehuuch)
door Fons Meijers
In de Kronieken van afgelopen jaren is uitgebreid aandacht besteed aan de geschiedenis van Cadier, van Keer en van Honthem. In dit artikel komt Sint-Antoniusbank aan de beurt. Het gaat hierbij om een gemeenschap waar gedurende het grootste deel van de geschiedenis slechts enkele tientallen mensen woonden. Mede daardoor zijn hierover relatief weinig historische gegevens beschikbaar. Daarom wordt in dit artikel volstaan met fragmenten uit de geschiedenis van deze gemeenschap.
Ontstaan Sint-Antoniusbank
Sint-Antoniusbank is genoemd naar Sint-Antonius Abt die werd aanbeden ter genezing van de gevreesde vuurziekte en later ook de pest. De kloosterorde der Antonieten, ook naar deze heilige genoemd, had zich toegelegd op de verpleging van lijders aan deze ziekten. Deze orde had kloosters in vele landen en bouwde ziekenhuizen ter verpleging van de zieken.
In 1209 kwamen de Antonieten naar Maastricht waar in 1380 een nieuwe kloosterkerk en waarschijnlijk ook een nieuw klooster met hospitaal in gebruik werd genomen. De orde der Antonieten nam in de late Middeleeuwen onder de Maastrichtse kloosters een vooraanstaande positie in, te vergelijken met het kapittel van Sint Servaas en het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw.
Doordat ook in Maastricht en omgeving de vrees voor het ’Antoniusvuur’ en voor de pest groot was en het geloof in Sint-Antonius Abt niet minder groot, werden veel schenkingen gedaan aan de Antonieten. Eén van die schenkingen was het grondgebied bij Bemelen, waar Sint-Antoniusbank is gesticht.
Om het grondbezit van de orde te beheren en de financiële toestand van de orde zeker te stellen werden in Maastricht commanderijen ingesteld. Dit waren broederschappen van geestelijken en leken, burgers en edelen; mannen en vrouwen.
Wanneer gesticht?
We weten dat op het grondgebied bij Bemelen dat de Antonieten geschonken hebben gekregen een gebouw heeft gestaan. Tot 1381 behoorde dit grondgebied met het gebouw tot het land van Valkenburg, maar werd in dat jaar van dit land afgescheiden. Hoe lang dit gebouw er in 1381 al stond is niet bekend. Het meest waarschijnlijk is dat het is gebouwd in de tijd van de dynastie van de heren van Valkenburg (die voor het eerst worden vermeld in een schenkingsakte uit 1041). Deze hebben zich in de dertiende eeuw tot de machtigste heren in de regio ontwikkeld en hebben mogelijk ook dit gebouw gesticht dat in stukken uit 1381 ‘het kasteel van de Wolff’ wordt genoemd.
Mogelijk heeft de Commanderij van de Antonieten van Maastricht dit grondgebied met het ‘kasteel van de Wolff’ verkregen in 1381 toen dit gebied werd afgescheiden van het land van Valkenburg. En wellicht is toen ook gelijk de heerlijkheid Sint-Antoniusbank gesticht. Maar dit kan ook later zijn gebeurd. Betrouwbare gegevens daarover zijn ons niet bekend.
Kerk en hospitaal van de Antonieten in Maastricht;
detail van een tekening van Jan de Beijer uit 1740.
Vrije RijksheerlijkheidUit de naam Sint-Antoniusbank (bank van de Antonieten) kan afgeleid worden dat deze nederzetting een ‘vrije rijksheerlijkheid’ is geweest. De toevoeging ‘bank’ aan de plaatsnaam verwijst namelijk naar ‘rechtbank’ en dat betekent dat de Antonieten niet alleen werden beleend met het land (de ’grondheerlijke rechten’) van dit gebied, maar tevens mochten recht spreken over de inwoners (territoriale rechten). Net als de Vrije Rijksheerlijkheid Heer en Keer en de Vrije Rijksheerlijkheid Gronsveld (met Honthem) viel Sint-Antoniusbank dus niet onder een graaf of hertog, maar direct onder het gezag en de bescherming van de keizer van het Heilig Roomse Rijk.
Het Heilig Roomse Rijk was een groot rijk in het midden van Europa dat bestond van het jaar 962 tot 1806. Het was een politiek verband tussen keurvorstendommen, hertogdommen, graafschappen, bisdommen en heerlijkheden onder leiding van een keizer. ‘Rooms’ was het omdat het in naam de opvolger was van het Romeinse Rijk en het werd ‘Heilig’ genoemd om de band tussen keizer en katholieke kerk te benadrukken.
Omdat een Vrije Rijksheerlijkheid direct onder de keizer viel, hoefde er in principe geen Heer in zo een heerlijkheid aangesteld te worden, maar in de praktijk gebeurde dit toch regelmatig. Of er in de Vrije Rijksheerlijkheid Sint-Antoniusbank een Heer was aangesteld weten we niet.
Bij de banken van Sint Servaas, zoals de bank Heer en Keer, was een kapittelheer de Heer van de heerlijkheid. Op soortgelijke manier zou een commandeur van de Commanderij de Heer van Sint-Antoniusbank kunnen zijn geweest. Deze bezat dan de rechten over de grond en de personen die deze grond bewerkten. Tot de bevoegdheden van een Heer van een heerlijkheid behoorde ook het benoemen van de schout (hoogste rechterlijke ambtenaar) en schepenen (rechters) in de heerlijkheid. Maar er zijn ons geen gegevens bekend waaruit blijkt of en wanneer er in Sint-Antoniusbank een schout en schepenen zijn aangesteld.
Uit een akte van 1416 waarin wordt gesproken over "Wyr Scheyffart van den Vels schout van Bemelen,....’’ blijkt wel dat de schout van Bemelen in die tijd in het Scheyffartshuis (zie volgende paragraaf) woonde. Dat roept de vraag op of hij wellicht tevens schout was van het gebied Sint-Antoniusbank.
Bijzonder aan de heerlijkheid Sint-Antoniusbank is ook dat de inwoners, anders dan die van de heerlijkheid Cadier en die van de heerlijkheid Heer en Keer geen belasting hoefden te betalen.
Nieuwe naam: Scheyffartshuis
‘kasteel van de Wolff’kasteel Scheyffart van de VelsVelsen HoffScheyffartshuis
‘Scheyffartshuis’ tiendstekertienden
Tot 1480 was het Scheyffartshuis nog in zijn geheel in bezit van de Commanderij der Antonieten. In 1480 werd dit ‘kasteel’ gesplitst en kwam een deel in particulier bezit van Jonker Aert van den Drische en Antonius van Dulsen. Het andere deel bleef van de Commanderij.
Van den Drische en Van Dulsen hebben nog geen tien jaar van het (gedeeltelijke) bezit van het Scheyffartshuis kunnen genieten, omdat het in 1489 werd verwoest door inwoners van Maastricht. Deze hebben het ‘kasteel’ verwoest omdat dit toen diende als uitvalsbasis voor de roof-en plundertochten in de omgeving van Maastricht door opstandelingen tegen de bisschop van Luik (de zogenaamde Luikse kwestie). Leden van de adellijke familie Arenberg die behoorden tot deze opstandelingen zouden zich in het Scheyffartshuis hebben verschanst.
De sporen van de door de Maastrichtenaren in 1489 aangebrachte vernielingen aan de gebouwen van het Scheyffartshuis zijn nu nog te zien in het weiland aan de westzijde van de huidige hoeve. Daar is nog het onderste muurwerk in mergel van een vierkante toren met een draaiput te zien. Dat zouden de overblijfselen kunnen zijn van de oorspronkelijke Middeleeuwse versterking.
Herbouw Scheyffartshuis
Na 1489 is het Scheyffartshuis door Libert van Hulsberg (ca 1428- ??) weer opgebouwd, maar eerder in de trant van een boerderij dan van een landhuis of kasteel. Na de dood van Van Hulsberg werd het bewoond door zijn zwager Hendrik Huyn van Amstenrade en in 1537 door Wolter van Hoensbroeck. Deze laatste was de echtgenoot van Mathilda Huyn van Amstenrade, weduwe van Libert van Hulsberg. Hij volgde in 1543 zijn vader op als Heer van Hoensbroeck.
De geslachten Van Amstenrade en Van Hoensbroeck waren invloedrijke adellijke families in onze streken. Het geslacht Van Hoensbroeck bezat in de zeventiende eeuw ook het kasteel Groot Blankenberg; vanaf 1644 zetel van de heerlijkheid Cadier.
Scheyffartshuis wordt Beusdaelshof
In 1566 draagt Wolter van Hoensbroeck het bezit van het Scheyffartshuis door testament over aan Anna van Ellerhorn, (ex-echtgenote van Huyn van Amstenrade) die was getrouwd met Gerard van Eys-Beusdael. Voortaan zou het huis Beusdaelshof heten.
In 1578 wordt de Beusdalshof bewoond door Jean van Colin-Beusdael en blijft in bezit van deze familie Beusdal tot in de tweede helft van de 18e eeuw.
De Beusdaelshof (voormalige Scheyffartshuis) was in 1750 in het bezit van Adolf Baron van Colin van Beusdael. Nadat deze in 1755 was overleden kwam de hof in bezit van Frans Joseph Baron van Stockem van Mean.
Baron Van Stockem van Mean heeft de Beusdalshof in 1775 verbouwd, zoals kan worden afgeleid uit de jaartalankers die in het gebouw zijn aangebracht. Deze zijn nu nog te zien.
Bij de volkstelling van 1796 was de 63-jarige Johannes Schijns pachter van de Beusdalshof. Hij woonde er met zijn broer Brittanis en drie zonen; Johannes, Gillis en Nicolaes.
Graaf van Aspremont-Lijnden, die de Beusdaelshof had geërfd van baron van Stockem van Mean, verkocht deze in 1852 aan Thomas Leessens. Deze laatste was burgemeester van Bemelen van 1831 tot 1865.
In 1857 werd door het college van Burgemeester en Wethouders van Cadier en Keer nog toestemming verleend aan Thomas Leessens een ‘brikkenoven’ te plaatsen in zijn tuin in Sint-Antoniusbank.
Burgemeester Leessens liet in 1859 de gebouwen van de Beusdalshoeve, behalve de schuur, slopen en verpachtte de goederen onder de boeren. In 1884 was hij nog in het bezit van de gronden.
Het Scheyffartshuis/Beusdalshoeve heeft gestaan op het huidige adres Sint-Antoniusbank 10 (boerderij Andrien). De gebouwen bestaan nu uit een boerderij met veestallen en een woning. Het hoofdgebouw is aangewezen als rijksmonument.
Hoeve Sint-Antoniusbank
Naast het Scheyffartshuis/Beusdalshoeve is ook de hoeve Sint-Antoniusbank een historisch belangrijk gebouw. Wanneer en door wie deze hoeve is gebouwd, is niet bekend. Wel weten we dat ze in 1506 in bezit was van Jean le Berlier, die in 1507, 1510 en 1516 burgemeester van de stad Luik was. Dit blijkt uit een inventarisatie uit 1925 door rijksarchivaris dr. Goossens. Tot 1664 is deze hoeve in bezit gebleven van de familie Le Berlier.
Boven de poort van de grote witgeschilderde gesloten hoeve Sint-Antoniusbank (Sint-Antoniusbank 27) bevindt zich het alliantiewapen De Berlier-Van Rave met het advies: NIHIL ADMIRARI (‘verbaas je nergens over’) en het jaartal 1655.
De laatste van de familie Berlier, die eigenaar was van de , was Eustachius le Berlier (1619–1664). Deze was gehuwd met Anna van Rave van Amby.In 1664 kwam de in het bezit van Johannes de Selys; de schoonbroer van Eustachius le Berlier. Tot 1751 bleef de familie de Selys eigenaar van deze hoeve. Het herenhuis zelf werd in 1780 verbouwd, de bedrijfsgebouwen volgden in 1789.
Gerardus L' Herminotte, koopman, kocht in 1795 de hoeve Sint-Antoniusbank en bezat in de tijd van de Franse Revolutie nog het hele goed. Daarna ging het over aan zijn schoonzoon Mathias Soiron, bouwmeester van Maastricht en vervolgens weer aan diens schoonzoon de oud-controleur Hollman. Zijn dochter Francisca Hollman verkreeg de hoeve bij scheiding op 30 november 1875. Zij verkocht ze weer op 4 april 1881 aan de gezusters Maria Theresia en Barbara Pirenne.
Tegen de westelijke muur van de kerk van Bemelen bevindt zich nog het familiegraf waarin onder meer Matthias Soiron en zijn echtgenote Sophia Elisabeth L'Herminotte (in 1838) zijn begraven.
Mathias Soiron heeft ook het ontwerp gemaakt voor de kerk in Bemelen die in 1845 werd gebouwd ter vervanging van de vroegere kerk. Deze kerk is in 1976 gerestaureerd.
Bij testamentaire beschikking van de gezusters Pirenne ging de hoeve Sint-Antoniusbank op 31 mei 1901 over op hun nicht Johanna Catharina Xhoneux, gehuwd met Hendrik Joseph Frijns die in Epen-Wittem woonde. Op 31 oktober 1921 ging de hoeve bij scheiding en deling over op Frijns.
De hoeve Sint-Antoniusbank is een hoeve met herenhuis om een gesloten binnenplaats.
Het herenhuis is in zijn huidige vorm uit de negentiende eeuw.
Verdere gebouwen van het complex zijn uit 1789.
Klooster Sint-Antoniusbank
Het (nu Sint-Antoniusbank 42) is het derde markante gebouw in het .Over de geschiedenis van dit klooster vóór 1900 is ons vrijwel niets bekend. De eerste bekende bewoners zijn de slotzusters uit het Franse Nancy. Deze hadden dit klooster gekocht omdat ze aanvankelijk meenden uit Frankrijk verdreven te worden. Toen dit niet het geval bleek te zijn gingen ze terug naar Frankrijk en verhuurden zij het klooster aan de zusters van Heer, maar ook deze zusters zijn er slechts heel kort gebleven; van oktober 1910 tot januari 1911.
Sedert september 1931 was het klooster van Sint-Antoniusbank in bezit van de Heren Philosophen van de Sociëteit der Afrikaanse Missies. Maar op 16 december 1935 vertrokken deze al weer naar Engeland, omdat het gebouw in de jaren dertig in een slechte toestand verkeerde. Daarna werd het klooster bewoond door de broeders van dezelfde congregatie (ca. 20) die vanuit Blitterswijck naar Sint-Antoniusbank kwamen.
Het vroegere klooster; nu appartementencomplex.
In mei 1950, toen de broeders vanuit het klooster in Sint-Antoniusbank naar Cadier en Keer verhuisden, is het gebouw voor
f 40.000,- gekocht door de heer J. Rooding, die er een hotel van maakte. Van 1964 tot September 1966 is het voormalige klooster een gezellenhuis geweest van de Staatsmijnen, waar Joegoslavische en later ook Marokkaanse gastarbeiders werden gehuisvest. In het najaar van 1967 is het Europahuis vanuit Borgharen naar dit gebouw verhuisd. Momenteel is het in gebruik als appartementencomplex.
Bij parochie Bemelen
De inwoners van Sint-Antoniusbank voelden zich het meest verbonden met Bemelen waar het geografisch gezien ook bij hoorde. Kerkelijk heeft Sint-Antoniusbank dan ook altijd van de parochie Bemelen deel uitgemaakt. Die parochie omvat de inwoners van Bemelen en van Sint-Antoniusbank en Wolfhuis. Daarnaast was er wel een zekere band met de parochie Cadier omdat, tot 1729, de pastoors van Cadier doorgaans ook pastoor van Bemelen en dus ook van Sint-Antoniusbank waren. Zij noteerden de dopen, huwelijken en overlijdens van beide parochies in één en hetzelfde register.
Grensperikelen met heerlijkheid Heer en Keer
Tot de Franse tijd waren de grensaanduidingen zeer zwak, omdat men vaak gebruik maakte van opvallende punten in het terrein zoals een lindeboom en een steen. Dergelijke 'ijkpunten' verdwenen nogal eens uit het veld met als gevolg dat niet meer duidelijk was waar precies de grens was. Daardoor ontstonden er vaak problemen.
Zo was er in het jaar 1500 een probleem met de grens tussen de heerlijkheid Sint-Antoniusbank en de heerlijkheid Heer en Keer. De reden hiervoor was dat er stukken grond op het grondgebied van Heer lagen, die onder het rechtsgebied van Sint-Antoniusbank vielen.
Het ging om een stuk grond van Ghiel Geldoffs dat door de schepenen van Sint-Antoniusbank was toegewezen aan Janus van der Newerstadt, rentmeester van het godshuis van St. Antonius te Maastricht. Maar voordat de nieuwe eigenaar in het formele bezit van dit stuk grond kon komen, moest het (op 2 april 1500) nog eens door de schepenen van Heer worden bevestigd.
Omstreeks 1655 is een kaart gemaakt van Sint-Antoniusbank, met de aangrenzende gebieden.
Aan het einde van de ‘Stegge dalende van Keer naar Beemelen’ ligt de Beusdalshof die op deze kaart nog Velsenhof wordt genoemd.
Verderop ligt het ‘huys van Berlier’.
Bij gemeente Heer en Keer
Tot de Fransen in 1794 de baas werden bestond het huidige Zuid-Limburg uit een lappendeken van grote en kleine heerlijkheden met vage en grillige grenzen, waarvan er veel tot een land of een graafschap behoorden en anderen direct onder de keizer van het Heilig Roomse Rijk (tot 1806) vielen. De Fransen hebben orde geschapen in deze chaotische situaties en de heerlijkheden vervangen door gemeenten. Deze waren in het algemeen groter en overzichtelijker dan de heerlijkheden en hadden een duidelijkere grensafbakening.
Tegen deze achtergrond is het opvallend dat de Fransen Sint-Antoniusbank niet bij de gemeente Bemelen hebben gevoegd. De huizen van St. Antoniusbank lagen immers als het ware in Bemelen, waardoor de inwoners van deze buurtschap zich het meest met de inwoners van Bemelen verbonden voelden; mede omdat ze ook kerkelijk bij Bemelen hoorden.
Verschillende toenmalige eigenaren van percelen grond in Sint-Antoniusbank zijn er de oorzaak van dat deze buurtschap in 1799 bij de gemeente Heer en Keer is gekomen. Zij wilden bij deze gemeente horen om gebruik te kunnen blijven maken van de gemeenteweide van de Mettenberg die al eerder (1794-1795) bij Heer en Keer was gekomen. Indien Sint-Antoniusbank bij Bemelen zou komen, zou de gemeenteweide van de Mettenberg bij Heer gaan behoren en dan zouden de boeren van Sint-Antoniusbank gebruik moeten maken van de gemeenteweide van Bemelen die dan overbelast zou worden.
Om Bemelen tegemoet te komen beslisten de Fransen dat alle akkerland op de Mettenberg (de helling achter hoeve Beusdal), dat vroeger voor de helft behoorde tot St. Antoniusbank en in 1794-1795 gevoegd was bij Heer en Keer, voortaan geheel tot Bemelen zou behoren. Maar de gemeenteweide, - de andere helft van de ‘Mettenberg’- zou deel uit blijven maken van Heer en Keer.
Bij nieuwe gemeente Cadier en Keer
Nadat de Fransen in 1814-1815 waren vertrokken en onze streken bij het Koninkrijk der Nederlanden kwamen, bleven Sint-Antoniusbank en Keer deel uitmaken van de gemeente Heer en Keer. Aanvankelijk namen de inwoners van Keer daar genoegen mee. Maar in de loop der jaren kregen ze steeds meer moeite met de grote afstand tussen Keer en het dorp Heer, waar de administratie gevestigd was.
Daarom hebben inwoners van Keer in 1827 aan Gedeputeerde Staten van Limburg verzocht om bij Cadier te worden gevoegd. De raad van Heer kon daarmee instemmen, maar was wel van mening dat Sint-Antoniusbank dan bij Bemelen gevoegd zou moeten worden. Doordat men zich op de kadastrale kaart niet goed kon oriënteren, besloot men om de grenzen ter plaatse te gaan onderzoeken. Het resultaat van dit onderzoek was dat Sint-Antoniusbank maar voor een klein deel bij Heer bleef en grotendeels bij Cadier en Keer kwam.
Luchtfoto van Sint-Antoniusbank, 1977.
Bij Koninklijk Besluit van 5 augustus 1828 is Sint-Antoniusbank met Keer afgescheiden van de toenmalige gemeente Heer en is het met Cadier verenigd in de nieuwe gemeente Cadier en Keer.
Omdat een gedeelte van de schaapsweide (Keerderberg) aan Cadier en Keer en Sint-Antoniusbank werd toegewezen, werd aan de voet van de berg aan de zijde van Heer een weg van 4 ellen gemaakt voor veedrift ten behoeve van de inwoners van Heer.
In de ‘nasleep’ van de herindeling van 1828 werd op 6 februari 1840 vastgelegd dat Keer en Sint-Antoniusbank nooit enige aanspraak zouden kunnen maken op de kerk en de pastorie van Heer, de ‘tuinvelden’ en alle andere goederen van de kerkfabriek.
Bij de herindeling van 1982 kwamen zowel Cadier en Keer, met Sint-Antoniusbank en Bemelen, bij de gemeente Margraten en als gevolg van de laatste herindeling van 2011 bij de gemeente Eijsden-Margraten.
Lasten van de vele oorlogen
Door de ligging in de nabijheid van Maastricht heeft Sint-Antoniusbank in de loop van de eeuwen te lijden gehad onder de belegeringen van Maastricht die in achtereenvolgende oorlogen hebben plaats gevonden. De eerst bekende oorlogsfeiten waren het gevolg van de Luikse kwestie die hierboven al is genoemd. Daarbij is het Scheyffartshuis in 1408 gedeeltelijk verwoest door de Luikenaren. In 1489 waren de Maastrichtenaren de roof- en plundertochten van de Luikenaren zat en verwoestten toen het Scheyffartshuis bijna volledig omdat dit als uitvalsbasis werd gebruikt voor hun tochten in het Maastrichtse.
In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) is, zoals blijkt uit het logboek van de Spaanse bevelhebber Mendoca, Bemelen en naar alle waarschijnlijkheid ook Sint-Antoniusbank niet gespaard gebleven. In 1574 hadden de Spanjaarden de vijandelijke troepen onder het bevel van Lodewijk van Nassau bij Bemelen in een hinderlaag gelokt. Dat er tijdens deze oorlog zich ook in Sint-Antoniusbank het een en ander heeft afgespeeld blijkt uit de ontdekkingen die in 1924 zijn gedaan bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van de tramweg Maastricht-Vaals. Daarbij trof men nabij Sint-Antoniusbank onderaardse gangen aan waarvan er één mogelijk naar het kasteel van Sint-Antoniusbank leidde. In die gangen werden potscherven gevonden die dateren van omstreeks 1600, dus in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Vermoed wordt dat het vluchtgangen zijn geweest.
In de Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748) is Bemelen met Sint-Antoniusbank, evenals Cadier, Heer en Keer en Scharn zwaar getroffen door oorlogshandelingen. Ditmaal hadden de geallieerde
(Hollandse, Engelse en Hannoverse) troepen die in oorlog waren met de Fransen zich teruggetrokken in verschillende plaatsen rond Maastricht waaronder Bemelen. Uit de aantekeningen van pastoor Joh. Van Herff in zijn memoriaal weten we dat in die strijd in deze plaatsen rond Maastricht grote verwoestingen zijn aangericht. Die kwamen extra hard aan omdat tussen eind 1746 en 1748 in deze contreien ook al de ellende was van een dysenterie-epidemie, die vooral onder kinderen heeft huisgehouden.
In zijn memoriaal meldt pastoor Heijnen nog een opmerkelijk voorval dat plaats vond nadat de vijandelijkheden waren beëindigd en de Engelse troepen naar Aken trokken. Op weg naar deze stad rukte een Engelse soldaat in Bemelen een Onze-Lieve-Vrouwebeeldje van een boom en brak het in stukken. Bij het Wolfshuis kwam deze soldaat te vallen en brak een been. En voordat het leger tot Ingber gevorderd was, overleed de boosdoener.
Weinig inwoners
Het aantal gezinnen in Sint-Antoniusbank is altijd (zeer) gering geweest, In 1820 stonden er in deze buurtschap die in de volksmond ’t gehuuch heet, nog steeds niet meer dan 7 huizen met 35 inwoners (14 weerbare mannen, 12 vrouwen en 9 kinderen). Het waren waarschijnlijk voor het allergrootse deel boeren, want er waren geen ambachtslieden onder de inwoners. Die boeren hadden wel een voor die tijd behoorlijke veestapel: 12 paarden, 19 ossen en koeien, 120 schapen en 20 varkens.
Ter vergelijking; in 1796 stonden er in de woonkern Cadier 24 en op ’t Rooth 17 huizen.
In 1840 had Sint-Antoniusbank 8 woningen met 24 inwoners tegenover 24 huizen met 147 inwoners op ’t Rooth. Tegenwoordig telt Sint-Antoniusbank ongeveer 40 huizen met ca. 110 inwoners.
De voormalige (nu deels ingestorte) grotwoning in Mettenberg.
Tekening: Jean Keulen
Uit een in 1796 vervaardigde bevolkingslijst blijkt dat er in dat jaar in Sint-Antoniusbank op de nog een kluizenaar woonde. Het was de 72-jarige Johannes Bucker. Hij was de laatste kluizenaar die in de toenmalige gemeente Heer en Keer werd aangetroffen.Tot het einde van de 19e eeuw was in de Mettenberg (de helling achter hoeve Beusdal) nog een groeve (‘berggat’) als grotwoning in gebruik. Drie generaties van een familie Daemen hebben in deze grotwoning gewoond. Eind 1850 trouwde Maria Catharina Daemen met de uit Valkenburg afkomstige, twintig jaar oudere weduwnaar Pieter Janssen. Uit hun huwelijk zijn zes kinderen in de Mettenberg geboren. Pieter werd 78 jaar en zijn vrouw bijna 76 jaar oud.
Water, wegenonderhoud en vervoer
Terwijl er in Cadier en Keer al in 1850 twee gemeentelijke waterputten waren, heeft Sint-Antoniusbank tot 1905 moeten wachten voordat er een gemeentelijke waterput kwam. Voor die tijd waren er wel al twee particuliere waterputten, waaronder die van de hoeve Beusdal.Het wegenonderhoud in Sint-Antoniusbank gebeurde tot 1936 met grind uit de gemeentelijke grindgroeve op de Orenberg. Voor de inwoners van Sint-Antoniusbank die zelf, met paard en wagen, voor het transport van dit grind moesten zorgen, was dat een flinke afstand. Daarom besloot de gemeenteraad op 20 november 1936 dat in Sint-Antoniusbank zelf ook kon worden.
In de jaren dertig van de vorige eeuw trokken tientallen door honden getrokken karretjes vanuit de dorpen rond Maastricht in de vroege ochtend naar de markt in de stad. Deze karretjes waren beladen met groenten, eieren, aardappelen en andere voedingsmiddelen. In Sint-Antoniusbank hadden in 1928 nog maar drie inwoners een hondenkar; Pieter Joseph Frijns (Sint-Antoniusbank 157), Nicolaas Hubertus Leesens (Sint-Antoniusbank 152) en Willem in de Braak (Sint-Antoniusbank 151). In 1935 was er nog maar één hondenkar; die van Johannes Hubertus Martinus Leesens (zoon van Nicolaas Hubertus Leesens.
Dat de hondenkar nog maar zo weinig werd gebruikt, kwam waarschijnlijk mede doordat men vanaf 16 maart 1925 gebruik kon maken van de tram op de trambaan Maastricht-Gulpen-Vaals. Die had bij Sint-Antoniusbank (op de kruising Bemelerweg-Zwarteweg- Sint-Antoniusbank) een halte. De boerinnen van Sint-Antoniusbank konden vanaf 1925 bij deze halte opstappen om hun waar naar de markt in Maastricht te brengen. Overigens heeft dat niet lang mogen duren omdat op 5 april 1938 deze tramlijn al weer werd opgeheven.
Ten slotte
Sint-Antoniusbank was met zijn enkele tientallen inwoners kleiner dan bijvoorbeeld Honthem en ’t Rooth. Des te opmerkelijker is dat, terwijl Honthem bij de heerlijkheid Gronsveld hoorde en ’t Rooth bij Margraten, Sint-Antoniusbank een ‘zelfstandige’ vrije heerlijkheid was, die in principe alleen onder het gezag van de keizer van het Heilig Roomse Rijk viel. Kennelijk was de grootte van een gebied en
De Zwarte Weg (voormalig tramtracé) met links de weg naar Keer en rechts die naar Sint-Antoniusbank.
Hier lag ook de voormalige tramhalte.
Aan de zelfstandigheid van Sint-Antoniusbank kwam een einde toen de Fransen aan het slot van de achttiende eeuw de heerlijkheden afschaften en in plaats daarvan gemeenten instelden. Sint-Antoniusbank kwam toen verrassenderwijs niet bij de gemeente Bemelen maar bij Heer en Keer. Sedertdien zijn er nog drie gemeentelijke herindelingen geweest waardoor Sint-Antoniusbank nu, samen met Bemelen, bij de gemeente Eijsden-Margraten hoort.
Geraadpleegde Literatuur:
• Van de Venne, J.M.: Geschiedenis van Heer. 1957.
• Hackeng, Rolf; Het Middeleeuws grondbezit van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht in de regio Maas-Rijn. 2006
• Van Gils, J: De Geschiedenis van Bemelen.
• Meertens Instituut Amsterdam: Bedevaartplaatsen in Nederland: Sint-Antonius Abt Bemelen.
• Stichting Limburgse kastelen: Scheyffartshuis Sint-Antoniusbank.
• Stichting Limburgse kastelen: Sint-Antoniusbank Bemelen.
• De grotten in Bemelen; naar H. Hilligers.
• Felder, P.J. (Sjeuf): Delfstoffen in Cadier en Keer. 2001.
• Haesen, Lei: De schande van de weg. Keerder Kroniek IV, nr. 2.
• Haesen, Lei: Van boerendorp tot forensenplaats. Keerder Kroniek VII, nr. 2.
• Haesen, Lei: Een stoomtram tufte langs Keer; Keerder Kroniek I, nr. 4.
• Haesen, Lei: Grotten boden veilig en knus(?) onderkomen. Keerder Kroniek I, nr. 2.
• Purnot, Jo: Een eigen hutje in de grot; Keerder Kroniek. III, nr. 1
• Wikipedia: De Orde van Antonianen.
• Wikipedia; De Commanderij van Antonianen in Maastricht
• Raadsverdragen van de stad Maastricht van 6, 7 en 11 mei 1489.
• Publications 1867, blz. 50.
• Publications 1930, blz. 66.