Claes Coopmans van ’t Rooth bezat in 1698 land in Keer. Zoals elke grondeigenaar diende hij jaarlijks zijn cijns (belasting) te betalen aan de collecteur van de schepenbank Heer, waartoe Keer behoorde. Claes bleef nalatig in zijn verplichting en daardoor was een behoorlijke belastingsachterstand ontstaan. Omdat hij in een andere schepenbank woonde (bank Margraten), kon hij niet voor het gerecht van Heer gedaagd worden.
Het gerecht van Heer wachtte haar kans af. Toen Claes Coopmans met paard en wagen op zijn land in Keer werkzaam was, was dat voor de gerechtsdienaren dé gelegenheid de achterstallige schuld te innen. Dorpsmeester Lemmen Thijssen uit Keer liet gerechtsbode Gerard Willems opdraven. Deze haastte zich richting de wanbetaler, spande ter plaatse het paard van Claes uit en nam de edele viervoeter mee, de eigenaar met een “kater” achterlatend. Het in beslaggenomen dier werd publiekelijk geveild. Voor 21 pattacons (ongeveer 84 gulden) werd Matthijs Coninx de nieuwe eigenaar. De bank van Heer had haar belastinggeld binnen!
Trots als een pauw keerde Matthijs met zijn jongste aanwinst huiswaarts en stalde het paard in de huisweide. Nu is een paard behalve een slim ook een trouw dier. De viervoeter wist uit het weiland van Matthijs te ontsnappen en keerde spoorslags terug naar ’t Rooth, Claes weigerde de viervoeter terug te geven aan de nieuwe eigenaar. Nu bleef Matthijs Coninx met een “kater” achter.
(Bron: RAL:LvO inv. nr. 9250 d.d. 30.05.1698).