Keerdenaren
’t woar hiel biezunder allemaol
Jean Bessems (va Leike), onze biljartvirtuoos
door drs. Harry H.M. Beckers
Het kostte niet zoveel moeite om met Jean va Leike aan tafel te gaan zitten voor een interview dat de basis moest vormen voor dit artikel. Onze familieband (wij zijn neven) heeft daarbij slechts een ondergeschikte rol gespeeld en daarenboven is Jean wars van dikdoenerij. En dat is bijzonder, want wij hebben hier te doen met iemand die vele malen Wereld-, Europees- en Nederlands kampioen is geweest in de biljartsport. En dat in verschillende disciplines. Niets in zijn woonkamer herinnert aan zijn zeer succesvolle jaren in de biljartsport; geen prijzenkasten uitpuilend met bekers in verschillende afmetingen of medailles in de kleuren goud, zilver of brons. Aan de verschillende wanden viert het getik van de door hemzelf minutieus nagebouwde antieke klokken hoogtij. Het enige dat zichtbaar aan zijn glorietijd herinnert, is een buste van hemzelf, geschonken door het gemeentebestuur van Margraten.
Dit artikel tracht een belangrijk deel van het succesverhaal van deze geboren en getogen Keerdenaar, die een uitzonderlijk talent paarde aan een grote wilskracht en doorzettingsvermogen voor de huidige en toekomstige generaties vast te leggen.
Het gezin Bessems-Schillings
Wij schrijven 4 januari 1945 als Jean wordt geboren. Hij is het derde kind in het gezin van Leike Bessems en Liza va de Schilling (Schillings). Het gezin Bessems-Schillings zou uiteindelijk negen kinderen tellen: vier jongens en vijf meisjes. Omdat er in Keer meerdere families wonen die de achternaam Bessems dragen, krijgt Jean - ter onderscheiding van andere dragers van de naam Bessems - zijn ‘eigen’ naam. Dit keer de voornaam van zijn vader: Jean va Leike.
Zijn start in het leven was zeker niet flitsend. Eén maand oud moest hij in het ziekenhuis (Calvarieberg) in Maastricht worden opgenomen. De dokters maakten zich ernstig zorgen of Jean het wel zou halen. Gelukkig was dit het geval. Het enige dat nog herinnert aan zijn ziekenhuisverblijf van drie maanden is een met de hand op een velletje papier geschreven, zelf klaar te maken, receptje van 14 mei 1945 bij zijn ontslag uit het ziekenhuis.
Jean in opperste concentratie.
Beide ouders van Jean zijn in Keer geboren en hebben er hun leven lang op verschillende adressen gewoond. Vader Leike verdiende oorspronkelijk de kost met diverse werkzaamheden in de agrarische sector en vooral in het verslepen van boomstammen. Hiervoor beschikte hij over twee trekpaarden (Max en de Voes). De voor het vervoer van deze bomstammen benodigde trèkbaal (mallejan) leende hij. Leike had niet alleen naam (en faam) gemaakt als verschalker van menig haas en konijn maar ook als duivenmelker. Van hem heeft Jean zijn duivenliefhebberij geërfd.
Moeder Liza was eerst huisvrouw maar heeft later – samen met haar echtgenoot – een tweetal cafés in ons dorp geëxploiteerd. Eerst op de Rijksweg (het café van Clara en Viec Goessens) en later een café aan het Raadhuisplein. Thans is bakkerij Paulissen er gevestigd.
De scholing
Net als alle andere jongens ging Jean naar de lagere jongensschool van ’t Sjneijderke (de bijnaam van het hoofd der school: Bessems) in de toenmalige Sint Aloysiusstraat (thans Pastoor Frissenstraat). Daarna volgde in 1958 de ambachtsschool aan de Sint Maartenslaan in Maastricht. Hier volgde hij de opleiding tot machinebankwerker; een beroep dat hij zijn hele werkzame leven zou uitoefenen.
Jean op de LTS, 1959
Zo werkte hij tien jaar bij de Sphinx op de stempelmakerij en vervolgens vijfentwintig jaar bij Hilton Engineering in de Beatrixhaven in Maastricht (bouwer van hoogwerkers). Waar mogelijk werden hem faciliteiten verleend om aan belangrijke biljarttoernooien deel te nemen. Ook zijn collega’s sprongen zo nu en dan bij. Daarnaast leverde een groot deel van zijn verlofdagen in.
In relatie tot de biljartsport is machinebankwerker geen ideaal beroep. Jean moest draaien, frezen, boren en slijpen. Elk moment bestond er het risico dat hij met zijn vingers ergens tussen kon komen of dat een metaalsplinter zijn vingers zou beschadigen. Gelukkig is er al die jaren achter de werkbank niets ernstigs gebeurd.
Woonadressen
Limburgerstraat
Jean’s geboortehuis in de Echtersjtraot (Limburgerstraat) staat er niet meer; vanwege een reconstructie - begin jaren 60 van de vorige eeuw - is het afgebroken omdat het een sta in de weg vormde. Het was de woning die bij veel Keerdenaren bekend was als de woning van Triene (Halders) en haar dochter Merie va Triene.
Jean was zeven jaar oud toen het gezin verhuisde naar een andere woning ook in de Limburgerstraat. Hun nieuwe woonhuis lag recht tegenover de huidige Kusterkestraat. Ook dit huis is afgebroken. Het is hier dat vader Leike zijn doeveslaag (duivenslag) had; op de zolder pal boven de entree van de woning.
Rijksweg
In 1957 verhuisde het gezin Bessems-Schillings naar het café van Clara en Viec Goessens aan de Rijksweg, op de hoek van de Limburgerstraat (waar thans de Jumbo gevestigd is). Viec had meermaals Jean’s vader benaderd met de vraag of hij niet zijn café wilde overnemen. Familieberaad volgde: Wie zouwt d’r ’t vînde es vièr ’n caffée zouwe beginne (Hoe zouden jullie het vinden als wij een café zouden beginnen?) werd aan de kinderen gevraagd. Die vonden het geweldig! En vervolgens werd het gezin uitbater van een café.
Raadhuisplein
Na twaalf jaar aan de Rijksweg verhuisde het gezin Bessems-Schillings in 1969 naar de nieuwgebouwde winkelgalerij aan het Raadhuisplein. Hier op de hoek met de Kerkstraat (thans bakkerij Paulissen) werd opnieuw een café geëxploiteerd. De biljarttafel kreeg een plek in een ruimte die oorspronkelijk als garage bestemd was.
Limburgerstraat
Jean zelf is, na zijn huwelijk met Bep Janssen uit Heer in de Limburgerstraat gaan wonen. In 1990 verhuisden zij naar een grotendeels eigenhandig gebouwde bungalow in de Keerberg.
Onder Cadierbergh in Heer
Momenteel wonen Jean en Bep al een aantal jaren tot volle tevredenheid in Heer in een geriefelijk appartement met als adres Onder Cadierbergh. Hoe toevallig kan het zijn! Jean: Zoe wuur iech eedere daag herinnerd aan mien geboèrteduerep (zo word ik elke dag herinnerd aan mijn geboortedorp).
De start als biljarter
Zijn start als biljartvirtuoos mag curieus worden genoemd. Jean had weleens wat plaatjes van sporten gezien; die kreeg je cadeau bij een pakje Blue Band (een pakje margarine). Op één van die plaatjes was een stok afgebeeld met drie gekleurde ballen en er stond ‘biljarten’ onder. Jean had echter geen enkel idee hoe het spel gespeeld moest worden. Tot het moment dat vader Leike het hem uitlegde. Nog dezelfde avond had Jean uit de rugleuning van een oude leunstoel een houten spijl gesloopt: zijn eerste keu! Als biljartballen dienden drie rubberballetjes van een van zijn zussen. In de gang van zijn ouderlijk huis heeft hij toen zijn eerste carambole gemaakt. Er zouden er nog heel veel volgen!
De kinderen Bessems-Schillings:
Voorste rij vanaf links: Jean, Tilla, Irma, Pierre,
Achterste rij vanaf links: Paul, Mia, Léon, Elly, Lène
In hun café aan de Rijksweg stond een zogenaamde Amerikaanse poolbiljart. Op deze biljart werd het spel gespeeld met 24 gekleurde ballen, genummerd van 1 tot en met 24 en met één witte speelbal. Aan de lange band van het biljart bevonden zich drie rode gaten en aan de andere band drie witte gaten. De bedoeling was dat de ene speler de ballen in de rode gaten zou ‘potten’ (stoten) en de andere speler de ballen in de witte gaten. Als alle ballen in de rode of witte gaten verdwenen waren, werd het aantal punten opgeteld dat elke speler in ‘zijn’ gaten had vergaard. Degene met de meeste punten was de winnaar.
Jean had na een half jaartje er ‘aardig’ kijk op totdat iemand hem vertelde dat dit eigenlijk geen biljarten was. Echt biljarten deed je op een biljart zonder gaten. Geen probleem! De gaten op de Amerikaanse poolbiljart werden met de rijkelijk voorradige bierviltjes afgedekt en klaar was Kees. Er werd in het vervolg met drie ballen het gewone carambole biljart gespeeld. Vanaf toen was Johan Fraats, een regelmatig bezoeker van het café van Jean’s ouders, degene die niet alleen de spelregels aan Jean uitlegde maar tevens de nodige aanwijzingen gaf. Aan Johan dus de eer om de eerste leermeester van Jean te zijn geweest.
Al snel werd de Amerikaanse poolbiljart ingeruild voor een echte Carambole-biljart. Weliswaar de kleinste maat maar geschikt voor het spelen van wedstrijden. Jean was toen steeds op zoek naar andere jongens die met hem ’n pötsje wolle bieljarde (een potje wilden biljarten). Maar de ene na de andere haakte al snel af: er was tegen hem geen eer te behalen. Zo kwam Jean uiteindelijk ook bij mij uit. Na de acquitstoot (afstoot) kon ik ‘werkeloos’ gaan toezien hoe hij moeiteloos de ene carambole na de andere maakte. Net als zijn ‘slachtoffers’ vóór mij kon ik – met de keu in de hand – slechts naar het gebeuren kijken totdat Jean zijn 300 caramboles voltooid had.
Het biljartspel
In het dagelijks leven spreken wij over biljarten. Bedoeld is dan het carambolebiljart dat door twee spelers wordt gespeeld. Carambole is een Frans woord en betekent een ‘punt’. Dat punt wordt gemaakt door met de speelbal de twee andere ballen te raken. Twee van die ballen zijn wit en de derde is rood. Eén van de witte ballen is gemarkeerd met twee tegenoverliggende zwarte stippen. Elke speler heeft zijn eigen witte speelbal: of die met de zwarte stippen of die zonder.
De bedoeling van het spel is om zoveel mogelijk punten (caramboles) te maken, dus de andere twee ballen te raken. Wanneer een speler een carambole maakt, mag hij nog een keer stoten. Mist hij dan is de andere speler aan de beurt.
De eerste biljartclub Juliana (Wijlré)
Met een glinstering in zijn ogen vertelt Jean over zijn eerste ‘echte’ biljartclub waarvan hij lid geworden is. Dat met dank aan zijn vader. Die werkte overdag bij de Gulpener Bierbrouwerij waar hij aan collega’s vertelde dat hij een zoon had die goed kon biljarten. Een van hen was lid van de Biljartclub Wijlré en die wilde waal ‘ns komme kieke (wilde weleens komen kijken) want zij kwamen een speler te kort voor hun wedstrijden in competitieverband. Jean deed zijn best in een onderonsje met de ‘keurmeester’ met als gevolg dat hij mèt mog komme doèn (mee mocht komen doen).
Jean met zijn trotse ouders
Voor zijn eerste wedstrijd in Wijlré beschikte echter nog niet over een ‘echte’ biljartkeu. Geen nood: peetoom bood opnieuw uitkomst. Samengingen ze naar in Maastricht. Deze had een winkel aan het Vrijthof. In de winkel gaf carte blanche. (Zoek maar een keu uit). De keuze voor was moeilijk want niet alleen stonden in de rekken wel 100 verschillende biljartkeus maar echt verstand van wat een goede biljartkeu was, had Jean nog niet. De keuze viel op een keu met een wit en een rood puntje aan de onderkant. Later bleek dat hij hier een ‘gouden greep’ gedaan had want het was een ‘van der Kerkhoven-keu’. Een topper in die tijd.
Wat Jean van zijn entree in de officiële biljartsport is bijgebleven, is het akkefietje met een tegenstander uit Strucht. Die wilde weten wie zijn tegenstander was. Zijn reactie was overduidelijk: iech sjpièl neet tieënge keender (Ik speel niet tegen kinderen). De wedstrijd tussen beiden ging na enig gepalaver toch door. Waaraan het te danken was, weet Jean niet maar hij speelde toen de beste partij van het hele seizoen! Normaliter haalde hij een gemiddelde van drie maar in deze wedstrijd kwam hij tot een score van negen gemiddeld. Met de staart tussen de benen droop zijn tegenstander af.
Andere biljartclubs
Jean is lid geweest van verschillende biljartclubs, soms van meerdere tegelijk. Met zijn oom Bèr (een broer van zijn vader) ging hij regelmatig een potje biljarten in cafés in Maastricht. Noonk Bèr kon dan pronken met zijn biljartneefje. Eén van de cafés waar Jean regelmatig speelde was café Bosch in de Grote Staat in Maastricht. Het café telde een heuse biljartclub die ook in competitieverband speelde. Zij wilden Jean graag inlijven. Die had er wel oren naar omdat de beste biljarter van Maastricht, Pieke Debats, toen lid was van die club.
Jean is tegelijkertijd lid geweest van de clubs in Wijlré en Maastricht. Voordeel daarvan was dat hij aan verschillende competities kon deelnemen en veel kon spelen tegen veel tegenstanders. Ich lièrde heij väöl va (Ik leerde er veel van).
In Maastricht is Jean een jaar gebleven en toen volgde de overstap naar de Biljartclub Heer. De overstap naar Heer was een logische. Al was het alleen omdat er een oud-Keerdenaar en biljartliefhebber Sjir Wienands (Wijnands) speelde. Sjir, wiens ouders een café gedreven hadden op ’t Indsje behoorde met een vijftal andere clubgenoten tot de beste biljarters van de regio.
Op 19-jarige leeftijd volgde opnieuw een overstap. Toen in 1964 meldde Jean zich aan bij de Biljartclub Valkenburg dankzij Jac Bastings, de toenmalige voorzitter van die club. Bastings was een naam in de biljartwereld die veel voor de ontwikkeling van deze sport heeft betekend. Hij was het - Jean is het pas veel later ter ore gekomen - die als een echte weldoener veel biljarttoernooien mogelijk heeft gemaakt vanwege zijn gulle sponsorbijdragen.
Ook die overstap was wel overdacht. Deze club speelde in competitieverband in het district Zuid-Limburg. Dit district was veel groter dan de beperkte omgeving waarin hij eerder bij de vorige verenigingen gespeeld had. Het niveau van de tegenstanders lag een stuk hoger want er werd gespeeld tegen de beste spelers van Limburg. De entourage bij deze club was dermate goed dat Jean er meer dan 25 jaar lid gebleven is.
Zijn eerste toernooi
Jean’s ster begon langzaam te rijzen. In december 1962 deed hij – voor het eerst – als zeventienjarige mee aan een toernooi. Het ging om het eerste Nederlandse Jeugdbiljartkampioenschap dat plaatsvond in het prestigieuze Hotel Krasnapolsky in Amsterdam. Hij werd zevende. Maar het smaakte naar meer.
De opmaat voor een briljante biljartcarrière
De opmaat voor al die successen die nog zouden volgen, vond - op 20-jarige leeftijd - in 1965 in Haarlem plaats waar het zevende Europese Biljarttoernooi voor junioren (tot 23 jaar) werd gehouden. Het was voor het eerst in de historie van de Limburgse biljartsport dat een Limburger geselecteerd werd om hieraan deel te nemen. In de eindstand moest Jean alleen de Belg Beckers – met een minimaal verschil - voor zich dulden. Daarnaast leverde hij een buitengewone prestatie: hij was de eerste speler die in één beurt uitspeelde zowel bij het libre als bij het ankerkader 47/2.
Vanaf links: Pie Dubois, Fons Nordhausen, Jean Bessems, Jac Bastings en Jean’s twee jongere broertjes Léon en Paul.
Het libre is een van de vele spelsoorten die het biljartspel kent. Het is het eenvoudigste onderdeel; je hoeft voor het maken van een carambole slechts de andere twee speelballen te raken. Bij het ankerkaderspel is het biljartlaken verdeeld in vakken (ankers). Bij 47/1 dient voor het maken van een carambole één bal steeds uit het vak te worden gespeeld. Bij 47/2 mag één carambole binnen het vak worden gemaakt en bij de volgende dient één bal uit het vak te worden gespeeld.
Zes jaar later (1971) won hij zijn eerste medaille (zilver) als senior op het Europees kampioenschap kader 47/2 in het Franse Nice. Daarna was er geen toernooi of Jean kon zijn toch al goed gevulde prijzenkast met weer een beker uitbreiden.
Militaire dienstplicht
Tijdens zijn eerste toernooien in 1965 en 1966 vervulde Jean zijn militaire dienstplicht. Eerst drie maanden in de Tapijnkazerne in Maastricht, toen drie maanden in Deelen (bij Arnhem) en daarna op de vliegbasis Twente. Hier was hij ingedeeld bij de Groep Geleide Wapens (Hercules Raketten). Zijn adjudant was hem erg goed gezind vanwege zijn landelijke bekendheid als biljarter. Toen Jean bij een oefening ‘handgranaten werpen’ ook nog het verst van allemaal de granaat wierp, kon hij bij hem helemaal niet meer stuk. Moest Jean in diensttijd naar een biljarttoernooi; geen probleem. Het gevraagde verlof werd steeds grif verleend. Bij zijn afzwaaien in 1966 had de adjudant wel nog een bijzondere mededeling: Jean, je kunt goed biljarten maar je was een slecht soldaat.
Topjaren
In de jaren tussen 1980 en 1990 vierde Jean de ene triomf na de andere. Zowel nationaal als internationaal was hij de onbetwiste kampioen en nagenoeg onverslaanbaar. Het waren zijn topjaren en vele ereplaatsen vielen hem ten deel. Niet alleen in het kunststoten blonk hij uit maar ook de ankerkaderspelen 47/1, 47/2 en 71/2 beheerste hij als geen ander. Hij was de vijfde speler in Nederland die het in 1972 presteerde bij 47/2 om de 400 caramboles in één beurt uit te spelen. Jean is hier nog steeds trots op. Ook de vijfkamp waarbij er sprake is van vijf verschillende biljartspelen (libre, ankerkader 47/1, ankerkader 71/2, bandstoten en driebanden) kende voor hem geen geheimen.
Bij het bandstoten – de term zegt het al zelf - moet de speelbal ten minste één band raken voordat hij de tweede aanspeelbal raakt. Bij driebanden dient de speelbal minimaal driemaal één van de banden van de biljarttafel te hebben geraakt alvorens de tweede speelbal te raken.
Jean’s virtuositeit kwam vooral tot uitdrukking in het kunststoten: in deze disciplines behaalde hij twee wereldtitels en werd hij vier keer Europees kampioen.
Training voor het kunststoten
Kunststoten is een bijzonder moeilijke vorm van het biljartspel. Het bestaat uit het uitvoeren van een vast aantal figuren. De ballen worden op voorgeschreven en op het biljartlaken gemarkeerde posities geplaatst waar bij sommige figuren ook een kegeltje wordt geplaatst. Een speler heeft drie keer de mogelijkheid om de carambole op de voorgeschreven wijze te maken. Er zijn verschillende figuren. Al naargelang de moeilijkheidsgraad van de stoot, krijgt de speler een bepaald aantal punten. De gradatie loopt van ‘heel erg moeilijk’ tot ‘extreem moeilijk’.
Voor het kunststoten worden speciale keus en keutoppen gebruikt. Hierbij kwam Jean’s kennis als machinebankwerker hem bijzonder van pas. Zijn grootste geheim was zijn zwiepende keutop die zo buigzaam was als een rietje. Die had hijzelf vervaardigd aan de draaibank. Voor een bepaalde figuur had hij één keutop die hij alleen voor die ene figuur opschroefde.
Trainen
Ondanks zijn onmiskenbare aanleg voor het biljarten zijn al die kampioenschappen Jean niet komen aanwaaien. Hij heeft er hard voor moeten werken. Zijn dagtaak aan de werkbank werd gekoppeld aan vijf tot zes uur biljarttraining, elke dag opnieuw, vaak tot diep in de nacht. Soms werd het hem teveel en schakelde hij over op een tandje minder aan trainingsuren en koos hij voor een ander leven met meer sociale contacten. Dat ging uiteraard wel ten koste van de resultaten. Maar na enige tijd kroop het bloed toch weer waar het niet gaan kon. Jean kon de wedstrijdspanning en het presteren niet missen! Steeds meer legde hij zich toe op het kunststoten omdat hiervoor minder trainingsarbeid nodig is. Anderhalf tot twee uur per dag is al rijkelijk veel en die tijd kon hij gemakkelijk opbrengen. Door veel te trainen kweekte Jean zelfvertrouwen en dat bracht met zich dat hij zijn zenuwen goed onder controle kon houden en onder druk toch kon presteren.
Zeker in het begin van zijn carrière heeft Jean goede leermeesters weten te vinden. Zo was de Belg René Vingerhoedt jarenlang zijn trainer. Voor diens trainingen moest Jean naar Antwerpen; hier volgde hij vier keer per jaar gedurende vier dagen intensieve trainingssessies. Vooral om zijn perfecte afstoot werd Jean door de biljartkenners geprezen; zijn afstoot was onbetwist de beste van alle biljartcoryfeeën.
Palmares
Wereldtitels
Jean behaalde twee keer de wereldtitel in het kunststoten: 1985 (in het Zeeuwse Sluis met Mies Bouwman als gastvrouw) en 1988 in het Oostenrijkse Stockerau. Hier behaalde hij de titel met een score van 355 caramboles; dat betekende een – overigens niet erkend – wereldrecord over 68 figuren. Hij is ook de eerste Nederlander die wereldkampioen kunststoten is geworden.
In 1986 vond het wereldkampioenschap kunststoten in Mexico (Acapulco) plaats. Het resultaat viel bar tegen; slechts een zevende plaats! Dat had alles te maken met zijn gebrekkige voorbereiding: slechts vier dagen om te acclimatiseren was veel te kort. Het tijdsverschil, de hitte in Mexico en de excursies vóór het toernooi waren funest. ’t Waor eedere daag bus in, bus oet en dat in die wermte (Het was elke dag bus in, bus uit en dat in die hitte). En bij dit alles kwam ook nog het andere dan het gewende eten. Iech waor doer dat allemaol neet hielemaol in orde (Door dit alles voelde ik mij niet helemaal oké).
Wereldkampioen kunststoten, 1985 te Sluis
De excursies in Mexico waren overigens een ware gebeurtenis. Jean verkeerde daarenboven in goed gezelschap. Twee Keerdenaren; de broers Sjef en Tous va Pie (Gilissen) maakten samen met hem de vliegreis naar Mexico en vergezelden hem bij de toeristische trips. Die brachten hen naar de historische steden Teotihuacan (met de piramides van de zon en de maan) en Tula, het religieuze centrum (rond het jaar 1000) van de toenmalige bewoners de Tolteken.
Europese titels
In de jaren 1986-1989 werd Jean liefst vier keer achter elkaar Europees kampioen in het kunststoten. Hij was al die jaren de onbetwiste meester. Nog steeds bezit hij het Europees record met 389 punten. In die discipline een ongekend hoog aantal.
Nederlandse titels
Het ligt voor de hand dat bij het kunststoten Jean ook in Nederland de onbetwiste alleenheerser was. De Nederlandse kampioenschappen reeg hij in de jaren 1981 tot en met 1989 aaneen: liefst acht keer. De enige uitzondering was 1988 toen hij tweede werd.
Eerder werd hij in de jaren tussen 1971 en 1977 ook al vijf keer Nederlands kampioen waarvan één keer in het ankerkader 47/1, twee keer in de spelsoort 47/2 en drie keer in het 71/2. Bijzonder was de titelstrijd in het 47/2 in 1967. Hierom werd toen namelijk gestreden in het café van zijn ouders. De vele supporters uit zijn geboortedorp kon en wilde Jean niet teleurstellen en dat gebeurde dan ook niet. De Nederlandse titel werd met vlag en wimpel binnengehaald met als gevolg promotie naar de ereklasse. En daarmee was hij de eerste
Limburger die deze prestatie leverde.
Geweldige ontvangst in Keer
Demonstratietoernooi in Rusland
Zijn prestaties als biljarter bleven ook in het buitenland niet onopgemerkt. De vele uitnodigingen om demonstraties te geven brachten hem naar vele landen tot in Rusland toe. Als een van de zeer weinige topsporters werd hij ten tijde van de Sovjet-Unie uitgenodigd om er demonstratiewedstrijden te spelen. Op uitnodiging van de Russische federatie heeft hij in 1989 een week lang demonstraties verzorgd in het carambole-biljart. Daarmee was hij de eerste West-Europese biljarter die achter het IJzeren Gordijn zijn kunnen mocht tonen. Zijn bezoek aan Moskou met zijn Rode Plein bleef ook in de kranten niet onopgemerkt. , een dagblad met een oplage van liefst 10 miljoen, besteedde in een paginagroot artikel aandacht aan de biljartvirtuoos. Ook schaakgrootmeester Anatoli Karpov bezocht een van zijn demonstraties.
Bij dat ene bezoek is het niet gebleven: zes maanden later was hij er weer: opnieuw voor demonstraties. Negen dagen legde men hem op een fabelachtige wijze in de watten. Met een limousine met gordijntjes en privéchauffeur werd hij overal naar toe gebracht. Met pretoogjes vertelt Jean dat hij eregast was tijdens de Missverkiezing die tijdens zijn bezoek plaatsvond. Tussen de verkiezingen door zou hij in een zaal met 5000 bezoekers worden voorgesteld als de wereldkampioen biljarten. Opeens is het pikdonker; zijn naam wordt genoemd. Schijnwerpers floepen aan: alle mensen staan op en klappen spontaan. Maar de man die de schijnwerpers bedient, kan Jean tussen al dat publiek niet vinden en richt de lichtbundels - na enig zoeken - maar op de verlaten bühne. Tien minuten later wordt het foutje hersteld en komt hij alsnog (letterlijk) vol in de schijnwerpers te staan. De foto waarop hij met de pas verkozen Miss te zien is, haalde opnieuw de krantenkolommen. Jean: Jao, jao, dat waor miech gèt (Ja, ja, dat was wat).
Bijzondere momenten/gebeurtenissen
Het hoeft geen verwondering te wekken dat er zich zo nu dan ‘bijzondere’ momenten en gebeurtenissen voordeden die met de biljartsport te maken hadden.
Biljartpostzegel
Zo siert de handtekening van Jean ook de enveloppe met bijzondere ‘biljartpostzegel’ die in 1986 door de toenmalige PTT Post werd uitgegeven. Hij had de eer om de officiële presentatie op het postkantoor aan het Vrijthof te verrichten. Van die postzegels zijn er destijds 10 ½ miljoen van 75 cent per stuk verkocht.
Boek ‘De Top 500’
Jean’s naam is opgenomen in het boek De Top 500 van de beste Nederlandse sporters van de 20e eeuw. Het boek bevat van iedere sporter een paginagroot geschreven portret inclusief een actiefoto. Het artikel over Jean is van de hand van Bert de Graaf die destijds het televisiecommentaar verzorgde van belangrijke biljartwedstrijden.
Ontmoeting met Anatoli Karpov wereldkampioen schaken
HuldigingenTalloze keren is Jean gehuldigd. Niet verwonderlijk dat die huldigingen op den duur tot een routine werden. Wel staat hem nog de eerste huldiging voor de geest. Boven aan de werd hij door Fanfare Sint-Blasius afgehaald. Zijn auto moest aan de kant en samen met Bep achter de fanfare met feestmuziek aan, lopend de Rijksweg volgend tot aan hun café. Daar barstte vervolgens het feest los. (om nooit meer te vergeten).
Sneeuwval
In het Carnavalsweekend van 1969 (13–16 februari) speelde Jean een toernooi in Rotterdam. Het toernooi zelf was niet direct gedenkwaardig maar de terugweg naar huis in Cadier en Keer was dat des te meer. In de trein op weg naar Maastricht was hij in slaap gesukkeld. Hij werd pas wakker toen de trein op het station van Maastricht tot stilstand kwam. Tot zijn grote verbazing lag er een dik sneeuwtapijt van wel 20 tot 30 cm. Bussen reden niet en taxi’s evenmin. Er zat niets anders op dan met zijn reiskoffer in zijn linker- en het biljartkoffertje in de rechterhand te voet de weg naar huis in te slaan. Op het kruispunt in Heer – toentertijd lag er op die kruising op elke straathoek een café – werd hij door carnavalsvierders hartelijk toegezongen. Onder hen bevond zich ook zijn latere echtgenote Bep. Die riep hem bij zijn niet-geplande ploetertocht naar Keer in het voorbijgaan wel nog hartelijk toe: hoy Jean! Om vervolgens vrolijk hossend haar weg te vervolgen. Jean kan er nog steeds hartelijk om lachen.
Onderscheidingen
Het zal niet verbazen dat Jean gezien zijn palmares vele malen is onderscheiden. Zo kreeg hij in 1985 in Sluis waar hij wereldkampioen kunststoten werd de zilveren erepenning van de provincie Zeeland. De gemeente Margraten bleef niet achter: voor zijn prestatie in Sluis werd hem de eerste legpenning in brons in de geschiedenis van de gemeente Margraten uitgereikt. In 1988 volgde de zilveren erepenning. Dit was niet alles: ook schonk de gemeente hem een borstbeeld van hemzelf van de hand van Mat Wanders. Het siert momenteel de entree van zijn appartement in Heer.
In 1985 was hij al tot sportman van het jaar van de provincie Limburg uitgeroepen en in 1987 van de gemeente Margraten. Het kon niet op: in 1988 ontving hij uit handen van gouverneur Sjeng Kremers de Sportprijs van de Provincie Limburg.
Het spreekt vanzelf dat Jean in zijn carrière vele bekers, medailles en oorkondes heeft verzameld. Hiermee zou hij met gemak een hele woonkamer kunnen vullen. Van dat alles is in het smaakvol ingericht appartement niets terug te vinden. Iech heb hièl väöl weggegieëve aan liùj dèj d’rum vroge (Ik heb heel veel weggegeven aan mensen die erom vroegen). Bewaard heeft hij slechts enkele trofeeën die hem dierbaar zijn. En die liggen netjes opgeborgen in een kast op een van de kamers.
In 1989 werd Jean Koninklijk onderscheiden: Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
Andere sporten en liefhebberijen
Voetballen
Als jongeling voetbalde Jean net als andere leeftijdgenootjes op straat en werd hij lid van de RKvvKeer, de plaatselijke voetbaltrots. Hij had wel zin in het spelletje maar kennelijk was hij niet goed genoeg voor een basisplaats. Iech voetbalde giere, mèh iech sjting hiel dèks reserf (Ik voetbalde graag maar stond vaak reserve). De vervulling van de militaire dienstplicht was een reden voor Jean om zijn lidmaatschap van de voetbalvereniging RKvvKeer te beëindigen. Het reserve-zijn was niets voor hem; ambitieus als hij was.
Tafelvoetbal
In het café van zijn ouders stond – uiteraard – ook een tafelvoetbalspel. Een prima gelegenheid voor een sportief aangelegde jongeman om zijn krachten ook op dit terrein te meten met anderen. Samen met zijn oudere broer Pierre vormde hij het koppel Bessems-Bessems. Ze brachten het zelfs tot de vijfde plaats op het Open Nederlands Koppelkampioenschap 1967-1968 in de Rodahal te Kerkrade.
Dammen
Ook in het dammen vond Jean een uitdaging. Als dammer is de nodige creativiteit en inventiviteit vereist en daaraan ontbrak het hem niet. Als jongeling nam hij aan een heus damtoernooi deel met 40 andere dammers. Hij won het toernooi en hield er een medaille aan over. Deze koestert hij nog steeds.
Duivensport
Zijn liefde voor de duivensport had hij van geen vreemde. Zijn vader Leike was een verwoed speler op de diverse wedvluchten. Die had het geluk in zijn duiventil te beschikken over een kampioensduivin (de ouwe zeeje). Jean herinnert zich dat die duivin in 1955 de eerste prijs behaalde op een vlucht vanuit het Franse Noyon. Glimlachend vertelt hij hoe zijn vader een fiets, een servies en een paar honderd gulden won. In die tijd een heel bedrag. De hele duivenclub ging mee om de prijs in Gronsveld af te halen. Ich laot dich raoje wie die weer in Keer truukkaome! (Ik laat je raden toen zij weer in Keer terugkwamen!).
Jean in zijn element
In 1973 bouwde zijn eerste duivenhok bij zijn huis aan de Limburgerstraat. Dat duivenhok moest een paar jaar later plaatsmaken voor een heus biljartzaaltje. was het beu om steeds maar weer in rokerige en rumoerige caféruimtes te oefenen waarbij de concentratie soms verloren ging. Maar de duiven bleven: ze kregen een nieuwe huisvesting bovenop het nieuwe zaaltje. Grote prijzen heeft hij met de duiven niet behaald; twee keer een eerste prijs. (maar dat was puur geluk).
Jean maakt er geen geheim van dat zijn duivenliefhebberij zijn biljartprestaties negatief heeft beïnvloed. In die duiven stak hij soms meer tijd dan in het biljarten. Wilde hij blijven meedoen om de prijzen in de biljartsport dan was er maar één oplossing: de duiven wegdoen. Dat heeft hij – met veel pijn in het hart – dan ook gedaan.
Tekenen
Zijn artistieke talenten spreidt Jean niet alleen ten toon in het biljartspel. Hij vindt het een echt genoegen om zich aan het tekenen te zetten. Hier kan hij zijn creativiteit kwijt. Onze Historische Kring is dan ook bijzonder verheugd dat Jean inmiddels onze ‘vaste’ tekenaar is bij het illustreren van artikelen in de Keerder Kroniek.
Klokkenbouw
Zijn liefde voor zijn oude stiel van machinebankwerker kan Jean kwijt in het nauwgezet kopiëren van antieke (kleine) klokken. Samen met enkele kompanen komt hij maandelijks bijeen in een werkplaats om hun gezamenlijke vorderingen in de klokkenbouw te bespreken. Ook de problemen die zich bij de reconstructie van een klok voordoen, komen dan uitgebreid aan de orde. Jean heeft in zijn woonappartement een afzonderlijke kamer voor die klokkenbouw volledig ingericht: met draaibank en voorraadkast voor de benodigde schroefjes en moertjes. Tandwieltjes draait hij – vanzelfsprekend - zelf: minutieus. Geen wonder dat men in zijn woonkamer vele van die zelf gemaakte juweeltjes aan het ‘lopen’ kan zien.
Het afscheid van de wedstrijdsportNa negentien titels (Nederlands, Europees en Wereld) en na meer dan honderd nationale en internationale kampioenschappen te hebben gespeeld, is in 1990 op abrupte wijze gestopt. Hij had toen zijn nieuwe woonhuis aan de Keerberg betrokken en op de bovenverdieping een ideale biljartruimte gecreëerd. Maar de wilskracht kon niet meer worden opgebracht om opnieuw veel trainingsuren in de sport te investeren.
Met echtgenote Bep Janssen
Daar kwam nog bij dat de nationale biljartsportbond de onbegrijpelijke regel had uitgevaardigd dat een speler moest kiezen tussen het spelen van toernooien in het kunststoten óf in het driebanden. Deze twee disciplines konden niet samen beoefend worden: het was dus of kunststoten of driebanden. Die keuze vond Jean absurd.
Spijt van zijn beslissing om te stoppen heeft Jean nooit gehad. ’t Waor sjoên gewaes (Het was mooi geweest). Momenteel beoefent hij zijn geliefde sport op een lager niveau bij de plaatselijke biljartclub De Oude Toren. Niet langer de stress en de lange afwezigheid van huis en veel oefenuren maar eens per week gezellig met collega-spelers è belke sjtoète (een balletje stoten) in competitieverband. Dat dus weer wel!
Ten slotte
De naam van Jean van Leike zal voor altijd aan zijn geboortedorp Cadier en Keer verbonden blijven. Een echte durrèpsjong (dorpsjongen), wars van kapsones en dikdoenerij. Hij bereikte de wereldtop dankzij zijn onmiskenbaar talent maar ook en vooral door zijn ijzersterke zelfdiscipline en doorzettingsvermogen. Jarenlange intensieve trainingen, moederziel alleen in zijn biljartzaaltje, regelmatig ver van huis voor zijn wedstrijden, nagenoeg alle verlofdagen bij zijn werkgever al die jaren opsouperend voor zijn sport, geen enkele financiële ondersteuning zoals het eigenlijk bij topsporters gebruikelijk is. Dit is alleen op te brengen met een echtgenote Bep, die hem al die lange jaren onvoorwaardelijk tot steun is geweest en altijd voor hem – dag in, dag uit – voor hem klaar heeft gestaan. Vergeten zijn allerlei ‘figuren’ die – na alweer een kampioenschap - de deur platliepen en gouden bergen beloofden die echter nooit werkelijkheid zouden worden.
De geliefde biljartsport heeft hem veel opofferingen gekost (letterlijk en figuurlijk) maar ook veel van de wereld laten zien en Jean heeft er ook veel vreugde aan beleefd. Dat zal niemand hem meer afnemen: zijn twaalf kunstig en eigenhandig samengestelde en geïllustreerde plakboeken zijn hiervan het levende bewijs.