Vroegere inwoners

Zo maar een voorouder
door drs. Harry H.M. Beckers

Bij het onderzoek naar je afstamming ('roots') gaat het niet alleen om antwoorden op vragen zoals: wie waren je voorouders, waar kwamen zij vandaan, met wie trouwden zij en wie waren hun kinderen? Wellicht nog interessanter zijn de vragen over hun levensomstandigheden. Wat voor personen waren het, wat deden zij voor de kost, welke positie namen zij in hun dorpsgemeenschap in? Voor verreweg de meeste van onze voorouders was slechts een bescheiden aandeel weggelegd op de maatschappelijke ladder. Zij waren voortdurend bezig om te zorgen voor het dagelijks levensonderhoud van henzelf en hun kinderen. Meestal betekende dat hard zwoegen op het veld om de oogst op tijd binnen te halen. Slechts weinigen konden van hun bezittingen een - in de meeste gevallen - groot gezin onderhouden. Daarom verdiende men bij door zich te verhuren als knecht (dagloner) bij een 'grote' boer of landheer. Van deze 'kleijne luijden' is weinig vastgelegd; dat hoeft niet te betekenen dat in hun leven niets bijzonders gebeurde. Om dit laatste te illustreren deze bijdrage over één van mijn oud-ouders van moederszijde. Daarbij maken we tevens een uitstapje naar de periode en plaats waarin onze hoofdpersoon leefde.

Van Keer via Heer naar Honthem (en terug)
De familie Schillinx (ook de schrijfwijze Schellings en Schellincx komt voor) heeft haar wortels in Keer.

Keer vormde samen met Heer en Scharn één kerkelijke eenheid (parochie) én de drie vormden samen één wereldlijke eenheid. Ze behoorden vóór 1800 tot één van de elf dorpen die het kapittel van Sint-Servaas in haar bezit had. 

Begin jaren zeventig werd deze boerderij waar jarenlang de familie Schillings woonde afgebroken. Nu is daar de parkeerplaats ten oosten van de kerk

De stamvader Petrus Schillinx woonde en werkte in Keer en hij is er vermoedelijk omstreeks 1648 geboren. Hij was ferrarius (smid) maar assisteerde ook pastoor Kikken als koster. 
Door een huwelijk van zijn zoon Hendrick met een meisje uit Heer (Anna van Lengen of van Lingen) vestigde de familie zich in Heer. Het was in financiële zin een voordelig huwelijk, want Hendrick ontving uit de nalatenschap van zijn schoonouders niet alleen een in de Cruijsstraat (Kruisstraat) gelegen boerderij met erf, maar ook nog het Leijen huijsken gelegen omtrent het Broeck en een aantal stukken land. In totaal groot 48 groot roeden en 14 klein roeden (ongeveer 2,2 ha).

Aangezien het toen gebruikelijk was om de oudste kinderen te vernoemen naar de grootvader of de grootmoeder komen in een stamboom vaak dezelfde voornamen voor. Voor de leesbaarheid van ons artikel geven wij nu een fragment uit de genealogie van de familie Schillings weer.

Petrus Schillinx (ca. 1648-1729) trouwt in Heer 1673 Catharina Peters
   
Henricus Schillinx (1677-1722) trouwt in Heer 1701 Anna van Lengen
   
Petrus II Schillinx (1701-1773) trouwt in Heer 1728 Agnes Schepers
   
Henricus II Schillinx (1732-1787) trouwt in Heer 1760 Maria Sophia Ubachs
   
Joseph Schillinx (1772-1832)
(de hoofdpersoon in dit artikel)
trouwt 1) in Heer 
trouwt 2) in Gronsveld
Maria Agnes Blom
Barbara Schurgers

De familie Schillinx was niet onbekend in Heer. Zij genoot binnen die dorpsgemeenschap kennelijk enig aanzien en vertrouwen. Dat kan een verklaring zijn waarom de Heerdenaren de eerder genoemde Petrus II Schillinx, grootvader van Joseph - samen met een tweetal anderen – in 1723 aanzochten om de terugbetaling van een door de burgers van Heer en Keer aangegane geldlening te regelen. Zoals al eerder vermeld vormden Heer en Keer tot 1828 één gemeente. Zij hadden deze lening afgesloten om de Franse belastingen te kunnen betalen. Die terugbetaling leverde grote problemen op; de burgers van Heer en Keer konden het geld niet opbrengen. Samen met de twee anderen slaagde Peter in zijn missie doordat een rijke burger van Maastricht het benodigde bedrag wilde voorschieten.

Drie generaties lang woonde de familie in Heer. De vader (Henricus II) en grootvader (Petrus II) van onze hoofdpersoon Joseph zijn in Heer geboren en overleden. Maar ‘onze’ Joseph bracht de familie naar Honthem; zijn zoon Mathias is het geweest die onze familie uiteindelijk weer terugbracht naar het oude nest Keer. Daarom eerst iets over Honthem en het tijdsbeeld waarin Joseph leefde.

Het gehucht Honthem
Het gehucht Honthem behoorde van oudsher, samen met Gronsveld, Heugem en een gedeelte van Eckelrade (het noordelijk deel) tot het graafschap Gronsveld. Daarom is Honthem steeds deel blijven uitmaken van de gemeente Gronsveld. In die gemeente moesten de Honthemenaren hun wettelijk huwelijk sluiten en aangifte doen van geboorte en overlijden. Pas bij de gemeentelijke herindeling in 1982 werd Honthem deel van de nieuwe gemeente Margraten.
Kerkelijk behoorde Honthem tot de parochie van de H. Kruisverheffing van Cadier. Honthemenaren werden dan ook in Cadier gedoopt en begraven. In 1805 werd de parochie Cadier (met Honthem) uitgebreid met het dorpje Keer.

Komende vanaf Keer staat de Honthemerhof aan de ingang van Honthem. Deze foto is genomen vanaf de Onderstraat

Honthem Frans gebied
In 1794 werd Limburg onder de voet gelopen door de Franse legers en een jaar later ingelijfd bij Frankrijk. De Fransen zorgden voor veel veranderingen. Ook in het dagelijkse leven van de gewone man.
Zo voerden de Fransen het decimale stelsel in en schaften zij de oppervlaktematen bunder en grote en kleine roeden af.
De dienstplicht werd ingevoerd; tot die tijd bestonden de legers nog louter uit huurlingen. Er kwam een nieuw belastingstel; zo moest men gaan betalen voor het aantal deuren en ramen. Ook kwam er een nieuw rechtssysteem; tot die tijd had bijna elke dorpje zijn eigen rechtbank, ook Honthem en Cadier. Omdat zij het bezwaarlijk vonden dat alleen de kerk een administratie bijhield van de dopen, huwelijken en overlijdens werd de burgerlijke stand ingevoerd. Kortom de Fransen zorgden voor een aantal zaken die wij tot nu toe nog altijd kennen.

Uit gegevens van de in 1796 door de Fransen gehouden volkstelling blijkt dat Honthem toen dertien huizen (waarschijnlijk veelal kleine boerderijtjes) telde. Volgens de lijst woonden er 48 mensen, van wie 16 kinderen beneden de 12 jaar. Het aantal inwoners van Honthem zal in de jaren 1800-1825 geschommeld hebben tussen de 50 tot 75.

De Fransen zouden bijna twintig jaar in deze streken blijven, maar door de nederlagen van Napoleon moesten zij zich geleidelijk uit de veroverde gebieden terugtrekken. Op 5 mei 1814 gaf generaal Merle, de commandant van de vesting - na belegering door Kozakken en Zweedse troepen onder Bernadotte - Maastricht over en vertrok met zijn garnizoen naar Frankrijk. Bij het in Wenen gehouden Congres (1815) werden de Zuidelijke Nederlanden waaronder deze streek, toegevoegd aan het Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem I.

Joseph Schillings leefde in een turbulente tijd. Eerst was hij bewoner van een Generaliteitsland (tot 1794), daarna onderdaan van Frankrijk (tot 1814) en vervolgens van het Koninkrijk der Nederlanden (tot 1830). Op het eind van zijn leven was hij zelfs korte tijd (tot zijn overlijden in 1832) Belgisch onderdaan omdat de Limburgse bevolking in 1830 er massaal voor koos om zich aan te sluiten bij de nieuwe staat België. In feite veranderde Joseph tijdens zijn leven viermaal van nationaliteit zonder dat hij daarom gevraagd had!

Joseph Schillings huwt met Maria Agnes Blom
Joseph Schillinx (zelf ondertekent hij stukken met wat later de officiële schrijfwijze wordt: 'Schillings') werd in Heer op 25 november 1772 geboren en dezelfde dag gedoopt. Hij was het zesde kind van de acht die het gezin van het echtpaar Henricus II Schillinx en Maria Sophia Ubachs telde.

Heer lag in de onmiddellijke nabijheid van de stad Maastricht met alle gevolgen van dien. Gedwongen inkwartieringen, foerageren van soldaten en paarden, uitvallen van belegerden; dit alles zal zijn sporen hebben nagelaten. Joseph heeft –als begin twintiger- de belegeringen van Maastricht in 1792 en 1794 door de Fransen van nabij meegemaakt.

De 22-jarige Joseph trouwde op 27 september 1795 in de kerk van Heer met de zes jaar oudere Maria Agnes Blom. De pastoor van Heer schrijft de bruid in als Bloem. Heeft hij daarbij het dialectwoord 'Blom' vertaald in het Nederlandse 'Bloem'?
Maria Agnes was op 7 december 1766 geboren in Sint Geertruid. Ook zij was het zesde kind uit een gezin van acht van Nicolas Blom en Maria Ida Beckers. Vermoedelijk is zij geboren in Eckelrade in het zuidelijk gedeelte van wat thans de Eckelraderdorpsstraat heet. De huizen aan die straatzijde behoorden tot Sint-Geertruid; de huizen aan de overkant van de straat maakten deel uit van het graafschap Gronsveld.

De Franse bezetting was voor Joseph en Maria Agnes onvoldoende aanleiding om van hun trouwplannen af te zien. Van belang was dat Maria Agnes haar eerste kind verwachtte (Maria Sophia) dat een maand na hun huwelijk op 24 oktober in de kerk van Cadier werd gedoopt.
Waar het kersverse echtpaar zich na het huwelijk in september 1795 vestigde is niet met zekerheid bekend. Vermoedelijk zijn ze ingetrokken bij de schoonvader van Joseph (Nicolaas Blom) in Honthem. Want bij het doopsel van hun dochter Maria Sophia noteert de pastoor dat zij in Honthem is geboren. Vreemd is dan wel dat het gezin Schillings-Blom niet voorkomt op de inwonerslijst van Honthem van de in 1796 gehouden volkstelling.

De schoonouders van Joseph
Volgens de (onnauwkeurige) volkstelling woont aan le grand route de Limbourg nr. 12 Nicolaas Blom, de (schoon)vader van Joseph en Maria Agnes. De 57-jarige Nicolaas is in Honthem geboren. Zijn echtgenote Maria Ida Beckers is in 1772 op 36-jarige leeftijd overleden. In de bevolkingslijst van 1796 wordt als beroep van Nicolaas pauvre (arm) opgegeven. Volgens de gegevens zijn zijn kinderen het huis uit. Wel woont bij hem het echtpaar Gilles Geraerts en Jeanne Rado en een kind jonger dan 12 jaar. Zij worden ook aangeduid met pauvre. Zou de inwoning bedoeld zijn om elkaar in de moeilijke financiële situatie te ondersteunen…?
Nicolaas Blom overlijdt op 3 september 1799, zestig jaar is hij.

 

Een fragment van een plattegrond van 1755; perceel 79 is de woning van Jan Bloom, de schoonouders van Joseph (thans Honthem 49). De weg heette toen de Dorp Straet, later Onderstraat genoemd


Het gezin van Joseph en Maria Agnes
Na de geboorte van het eerste kind breidde het gezin zich verder uit. Er werden acht kinderen geboren van wie er drie al vroeg overleden. Het oudste (Maria Sophia) was 1½ jaar oud toen het op 26 maart 1797 overleed. Het vijfde kind, Johannes Servatius, stierf op bijna driejarige leeftijd op 8 april 1807. Op diezelfde dag dat Johannes Servatius overleed, beviel zijn moeder van het zevende kind. Dit kind, Maria Ida, was nog geen twee maanden oud toen het op 18 juni 1807 stierf.

Waar het gezin Schillings-Blom woonde is bekend. Uit een kadasterkaart van omstreeks 1755 is de woning ingetekend aan de (toenmalige) Dorpstraat. Dat is de straat die thans voor de Honthemerhof langsloopt. Op de kaart is aangegeven dat de woning bewoond wordt door de weduwe Jan Bloom. Onderzoek wijst uit dat deze weduwe Johanna Schreurs (Scruers) heet, die op 7 april 1767 in Cadier wordt begraven.
Op dezelfde plaats waar het gezin Schillings-Blom woonde staat nog steeds een huis, namelijk Honthem 49. Van de oorspronkelijke woning is na verbouw- en uitbreiding weinig meer overgebleven. Er resteren slechts de kelder en een gedeelte van de schuur.

De dood slaat (nogmaals) toe in het gezin
Van de acht kinderen waren er in 1811 nog vijf in leven. Toen voltrok zich het verschrikkelijke drama! In een tijdsbestek van nog geen negen dagen overleden vier leden van het gezin. Op 11 oktober 1811 overleed de moeder, Maria Agnes Blom (45 jaar) en haar tweede kind Nicolaes (12½ jaar). Op dezelfde dag dat moeder en zoon twee dagen later ten grave werden gedragen, overleed zoon Joseph (9½ jaar). En weer zes dagen later stierf zoon Henricus.

Welk leed dit alles veroorzaakt heeft bij mijn voorvader Joseph is niet moeilijk te raden. Zijn grote gezin van tien leden (vader, moeder en 8 kinderen), was teruggebracht tot drie; de vader en zijn twee zoontjes. Eén van de twee in leven gebleven zoontjes is mijn betovergrootvader van moederszijde: Matthias (Mathijs, soms ook Mathieu genoemd). Van dit familiedrama zal hij niet veel meegekregen hebben; in 1811 was hij nog geen zes jaar oud. De andere zoon Petrus (Pierre) was nog jonger; bijna drie jaar.

Aan welke ziekte zijn de vier leden van het gezin van Joseph Schillings bezweken? Met zekerheid kan de fatale ziekte niet worden vastgesteld, omdat in de eerste helft van de 19e eeuw nog geen landelijke registratie plaatsvond van doodsoorzaken. Daarbij werd op het platteland alleen in het geval van een ernstig zieke kostwinner de hulp van een arts ingeroepen. Een infectie-ziekte (pokken, cholera, mazelen of difterie) is niet waarschijnlijk omdat er rond 1811 in Limburg geen epidemieën van deze ziekten hebben plaatsgevonden.
De meest voor de hand liggende conclusie is dat de doodsoorzaak van Maria Agnes Blom en haar drie kinderen gezocht moet worden in onrein water uit de waterput, waardoor bacteriën hun dodelijk werk konden verrichten.

Nu Honthem 49. De op de fundamenten van de woning en schuur van Joseph Schillings herbouwde woning.

Joseph hertrouwt met Barbara Schurgers
Zoals voor zo velen zal het voor vader Joseph een hele opgave zijn geweest om als alleenstaande vader zijn nog zeer jonge kinderen op te voeden en daarnaast te zorgen voor de dagelijkse kost. Er kwam dus een huishoudster: Barbara Schurgers.

Barbara was geen onbekende van Joseph; zij was in Honthem geboren en op 9 april 1790 in Cadier gedoopt. In leeftijd verschilde zij 18 jaar met Joseph. Vermoedelijk is zij na enige tijd bij hem ingetrokken. Menigeen zal hierover de wenkbrauwen gefronst hebben, want ongehuwd samenwonen was in die tijd uit den boze. Of de pastoor meermaals op huisbezoek is geweest om beiden te wijzen op het ongebruikelijke van hun handelen, weten wij niet. Uit te sluiten is het zeker niet. Op 14 februari 1816 beviel Barbara in Honthem van een dochter (Catharina). Inschrijving in het doopregister vond nog dezelfde dag plaats onder de vermelding dat het hier een onwettig kind van Barbara betrof.
Uiteindelijk besloten Joseph en zijn Barbara dan toch om hun samenlevingsverband om te zetten in een burgerlijk en kerkelijk huwelijk. Dat gebeurde op 18 mei 1818 in het gemeentehuis in Gronsveld en daarna in de kerk van Cadier. Joseph was 45 jaar oud en meer dan zes jaar weduwnaar; de bruid telde 27 lentes. De pastoor tekent in het huwelijksregister aan dat de huwelijkspartners hebben erkend en ten overstaan van de pastoor en de huwelijksgetuigen hebben verklaard dat zij een kind (Catharina) hebben.
Uit Barbara’s verbintenis met Joseph Schillings zijn uiteindelijk vijf kinderen geboren die allen - op één kind na - de volwassen leeftijd hebben bereikt.

Economische situatie
De economische situatie in onze streken was eeuwenlang uiterst belabberd. Door de vele oorlogen met hun doortochten van verschillende troepen, plunderingen en inkwartieringen had vooral de boerenbevolking ernstig te lijden gehad. Er heerste algemene armoede. De landbouw leverde vaak misoogsten op, de veeteelt stond op een laag peil als gevolg van het minderwaardige vee en de veel voorkomende runderpest. Bedelaars en landlopers stroopten het platteland af. Men was al blij als men in zijn eigen levensonderhoud en dat van zijn gezin kon voorzien en een voorraad had kunnen opbouwen om de winter door te komen.

Wij kunnen gerust aannemen dat mijn voorvader Joseph - als zoveel anderen – een koe hield voor de melk en enkele varkens voor het vlees. Daarnaast was er de onmisbare moostem (moestuin) voor de groente. Als dagloner verdiende hij zo nu en dan een centje bij en af en toe was er een extraatje uit wat het vrije veld opleverde. Hierover later meer!

Burenruzie
Het leven in een (zeer) kleine gemeenschap als Honthem toen, betekent niet alleen naobersjap (burenhulp) en onderlinge solidariteit. Soms kunnen ook kleine irritaties optreden door jaloezie, afgunst of gewoon omdat karakters niet bij elkaar passen.

Op 27 augustus 1825 verschijnt Maria Claessens, echtgenote van Jacobus Brenenraad, beiden dagloner en inwoners van Honthem, bij de burgemeester Christiaan van den Boorn van Gronsveld. Zij doet daar aangifte van mishandeling. De dag ervoor is zij - volgens eigen zeggen - om zeven uur ’s avonds door Joseph Schillings en zijn echtgenote Barbara Schurgers voor de deur van haar huis in Honthem, geslagen en mishandeld. Van het voorval waren twee buurtgenoten getuige: Peter en Maria Schreurs. De burgemeester maakt plichtsgetrouw het proces-verbaal van de aangifte op. Maria Claessens heeft de aangifte met een kruis bekragtigt, verklarende niet te konnen schrijven.

Fragment uit het proces-verbaal van de burenruzie

Wat was er die bewuste zomerdag werkelijk gebeurd? De justitiële autoriteiten trachtten daarachter te komen door het - onder ede en met gesloten deuren - horen van alle betrokkenen. Dat gebeurde al een paar weken later. Waarom moest het getuigenverhoor met gesloten deuren plaatsvinden? Wilde men voorkomen dat verklaringen op elkaar zouden worden afgestemd? Hoe het ook zij: als eerste is het slachtoffer Maria Claessens (37 jaar oud) aan de beurt. Maria bevestigt nog eens wat zij aan de burgemeester heeft verteld: zij is door den beklaegden en deszelfs huisvrouw mishandelt geworden met de handen. Aanleiding waren de voortdurende ruzies tussen haar kinderen en die van Joseph Schillings. Zij heeft echter niet gezien dat haar kinderen over de schreef zijn gegaan, maar zij heeft dit wel hooren zeggen. Daarbij vermeldt zij nog maar eens dat Schillings haar enige tijd geleden een laemen arm heeft geslagen over woorden die zij samen hebben gehad, doch dat over eenige tijd geleden.

Het boterde kennelijk al geruime tijd niet tussen de beide families, die elkaars naaste buren waren. In de eerder genoemde Franse volkstelling van 1796 woont namelijk op nr 11 van de grand route de Limbourg het gezin Breijenraet-Schreurs, de schoonouders van Maria Claessens. Maria en haar man Jacobus Breijenraet (Brenenraad) kunnen dit huis geërfd hebben en zijn er vervolgens gaan wonen, waarmee zij de buren werden van de familie Schillings-Schurgers. Dit wordt bevestigd door de volkstelling van 1829. Het gezin Brenenraad – Claessens woont op nr. 19 en het gezin Schillings – Schurgers op nr. 20.
Dan zijn de door Maria van het voorval genoemde getuigen aan het woord. Peter Schreurs, wonend op nr 18 getuigt - ook onder ede - dat hij op die bewuste dag gezien heeft dat de twee vrouwen zich in de haaren hadden maar dat hij Schillings niet heeft zien slaan. Over het niet verschijnen van de andere genoemde getuige Maria Schreurs, de zuster van Peter, vernemen wij in het proces-verbaal van de rechtzitting niets.

Joseph Schillings was kennelijk niet helemaal zeker van zijn zaak en pakte daarom de zaken serieus aan. Hij zocht een heuse advocaat (mr. Swart) als zijn raadsman aan. Deze zal ook toen niet goedkoop zijn geweest. Het was Joseph kennelijk heel wat waard om zijn blazoen onbesmeurd te houden. Of was deze advocaat familie (broer?) van de bewoonster van Huize Blankenberg mej. Eva Swart en heeft zij hem gevraagd om een vriendendienst om Joseph een helpende hand te reiken? Hoe het ook zij, Mr. Swart zette fors in. In tegenstelling tot de klaagster, die het moest doen met de voor haar niet goed uitpakkende getuige Schreurs, riep hij een drietal getuigen tot ontlasting (à décharge) op. Zoals verwacht mocht worden zetten zij alle drie een weinig flatteus beeld neer van de klaagster. Zo verschijnt de 54-jarige schoenmaker Franciscus Hornefs (Hornesch) in de getuigenbank. Deze verklaart dat hij gezien heeft dat de jong van Maria Claessens het meisje van Schillings heeft geslagen. Hij is naaste buur van de ruziemakers en woont op nr. 17. Verder heeft hij weinig vleiende woorden over voor het slachtoffer. Volgens hem is Maria eene lastige vrouw en is niet goed met haar overeen te komen.

 

Mijn grootvader Pieter Schillings (1887 – 1952), nazaat van Joseph Schillings. Gehuwd met Elisabeth Catharina Heuts en na haar overlijden met Helena Spronck

Met de jong van Maria Claessens wordt – naar alle waarschijnlijkheid - Hermanus Brenenraad bedoeld. Hij is de oudste zoon van het echtpaar Brenenraad-Claessens en op het moment van het incident 9 jaar oud. Het meisje van Schillings waar deze getuige het over heeft is zonder twijfel het oudste kind en enige dochter van het echtpaar Schillings-Schurgers: Catharina. Zij is in 1825 eveneens 9 jaar oud.

Het document van de getuige die voor de rechtbank verschijnt na Peter Schreurs is niet meer goed te lezen. Er zit een tamelijk groot gat precies in het midden van het proces-verbaal. Was het de as van een pijp of een sigaar die per ongeluk op het officiële document terecht is gekomen? Wat resteert zijn fragmenten in de kantlijn van het opgetekende getuigenverhoor. Te weinig om een waarheidsgetrouw relaas weer te geven.

De getuigenis van de op nr. 16 wonende, uit Nuth afkomstige Anna Maria Nicolaes, 29 jaar, echtgenote van Peter van den Bosch en daglonerse van beroep, is wel leesbaar. Zij verklaart dat zij de vrouw Schillings met eene bluts in het hoofd gezien heeft één uur na den voorval en dat zij dreigde te kramen. Ook bevestigt zij het door andere getuigen al naar voren gebrachte: de kinderen van Claessens hebben die van Schillings meermaals mishandeld.

Barbara Schurgers was ook opgeroepen om op de rechtzitting te verschijnen, maar zij kwam niet opdagen. Zij had een doktersattest overgelegd waaruit bleek dat zij dringende reden had om niet te verschijnen. Barbara was namelijk in verwachting van haar vierde kind. Dit kind (Johannes Petrus) werd op 31 oktober 1825 gedoopt maar overleed een week later. Had dit vroege overlijden te maken met de ruzie tussen Barbara en Maria Claessens?
Het slotwoord is gereserveerd voor de beklaagde: Joseph Schillings. Hij zegt geheel en al onnozel te zijn (betuigt zijn onschuld). Het zijn de kinderen van mevrouw Claessens die zijn kinderen gedurig mishandelen. De kwade genius is mevrouw Claessens omdat zij zijne vrouw het eerste is aangevallen. De zitting van de rechtbank wordt in het openbaar voortgezet. Mr. Swart vraagt vervolgens om Schillings vrij te spreken van het ten laste gelegde. De procureur des Konings (officier van justitie) sluit zich hierbij aan. Na deliberatie (overleg) is in het openbaar het vonnis uitgesproken: vrijspraak!

Joseph betrapt bij het stropen?
Jagen (of moeten wij spreken van stropen?) was in die tijd een veel voorkomende activiteit. Men moest toch in het open veld zijn en als men zijn ogen goed de kost gaf, wist men het hol van het konijn of het leger van de haas wel te vinden. De kunst was vervolgens het wild te strikken (letterlijk!). Onze Joseph vormde geen uitzondering op de regel; integendeel, hij stond te boek als een verwoed jager. Meestal slaagde hij erin om de baoj (veldwachter) of de gard te slim af te zijn. Op die ene keer na!

Op 21 september 1815 om drie uur in de namiddag kwamen de marechaussees brigadier Michel Vinck en Mertens op de terugweg van Gulpen naar Maastricht tussen Mergeraten en Blankenberg twee personen tegen.

Volgens het in de Franse taal opgestelde officiële rapport waren die personen -volgens de verbalisanten- duidelijk aan het jagen. De ene persoon was Joseph Schellens (Schillinx), oud 40 jaar, woonachtig in Honthem en Jean Kockel (Kockelkoren), geboren in Galoppe (Gulpen). Jean Kockelkoren was de tuinman van de toenmalige bewoonster van Kasteel Blankenberg, Eva Swart.

Eva Swart was de maîtresse van de kasteeleigenaar, Jacob Haksteen, in leven burgemeester van Rhenen en later van Alkmaar. Na diens overlijden kwam Eva in het bezit van Blankenberg. Door schulden gedwongen ging zij in 1824 over tot verkoop van het domein.

Jean Kockelkoren woonde in een bijgebouw van het kasteel. Hij had een jachthond bij zich. Zowel Joseph als Jean droegen een jachtgeweer om de schouders. Beiden moeten door de plotseling opduikende marechaussees totaal verrast zijn geweest. Toen de twee marechaussees de twee 'jagers' naderden, trachtten deze te vluchten. Daarbij gooiden zij hun jachtgeweren weg. De vlucht mislukte, waarschijnlijk omdat de twee marechaussees te paard waren en dus sneller dan de twee kameraden. Nadat beiden staande waren gehouden, werd hen naar hun wapen- en jachtvergunning gevraagd. Daarover beschikten zij (natuurlijk) niet. Daarop werd hen medegedeeld dat jagen zonder vergunning verboden was. De beide heren ontkenden dat niet maar lieten weten dat het de eerste keer (!) was dat zij op jacht gingen. Joseph en zijn kompaan Jean werden gearresteerd au nom de la loi (in naam der wet) en naar de burgemeester van Cadier gebracht. Deze kende beiden van naam, waarna zij aan de goede zorgen van de burgemeester werden toevertrouwd. De twee jachtgeweren werden eveneens bij de burgemeester achtergelaten.

Een luchtfoto van het domein Groot Blankenberg; hier in de buurt werd Joseph en zijn kompaan betrapt.

Justitie werkte in die tijd snel. Drie weken later, op 13 oktober 1815, moesten Joseph en Jean zich voor het gerecht verantwoorden. De beide marechaussees vermeldden nog eens dat zij precies op tijd waren geweest, want beide overtreders werden in de kraag gevat avant d’avoir tiré un seul coup (alvorens ook maar een schot te hebben kunnen lossen). Ontkennen was er niet meer bij. De rechter oordeelde dat het bewijs van jagen zonder vergunning voldoende geleverd was. Daar was niet alleen het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee maar ook les depositions orales (de mondelinge verklaringen) van de boosdoeners zelf. Het vonnis luidde: een boete van 20 francs ieder en verbeurdverklaring van de jachtgeweren.

Of deze straf voldoende was om de heren van verdere activiteiten op dit terrein te weerhouden vermeldt de geschiedenis niet.

Nawoord
“Kleine luyden” schrijven geen geschiedenis. De gebeurtenissen in hun leven geven geen aanleiding om hiervan melding te maken in de geschiedenisboeken; ook niet in de kantlijn daarvan. Zij vervulden de rol die voor hen was weggelegd; eenvoudig, hard werkend en elke dag weer sappelend voor het dagelijks brood voor henzelf en hun kinderen. Overgeleverd als zij waren aan de grillen van het seizoen en voortdurend hopend verschoond te blijven van rampspoed en tegenslag. Maar daarom is het voor ons – hun nakomelingen - goed om te reconstrueren in welke omstandigheden onze voorouders hun –soms korte - leven sleten. Zo blijven wij ons herinneren waar onze “wortels” liggen en hoe zeer onze huidige levensomstandigheden afwijken van die van onze voorouders.

Bronnen
- Olislagers, Léon
Schillings, een familiegeschiedenis van 350 jaar, 1990
- Comité Genootschap Honthem
Honthem, Een historisch fotoboek, 2002
- Venne, J.M. van de
Geschiedenis van Heer, 1951
- Evers, Ingrid en Pierre Ubachs
Maastrichtse Mythen, LGOG Maastricht 2003
- Haesen, Lei
Van nederzettingen tot boerendorpen, Keerder Kroniek jrg. 6, blz. 174-183
- Ubachs, P.J.H.
Ongewilde revolutie. Publications 1994, jaarboek LGOG deel 130
- Venner, Jos
Geschiedenis van Limburg, deel II, LGOG 2001

Gebruikers
5
Artikelen
2075
Artikelen bekeken hits
9654119

Today 0

Yesterday 41

Week 239

Month 195

All 185749

Currently are 54 guests and no members online

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME