Gebouwen en monumenten
Bouwgeschiedenis en eigenaars pand Dorpsstraat 15
Het Haksteinhuis
door Lei Haesen
Het Haksteinhuis dankt zijn naam aan de tekst in de voorgevel. Het is juist deze tekst die, evenals het bijbehorende jaartal, vragen oproept. Zeker is dat de naamdrager van de woning niet de bouwer is.
Het pand staat niet op de monumentenlijst, maar de voorgevel is van belang vanwege de vorm (met een horizontale band op dakhoogte), het gebruik van mergel, de aanwezigheid van een gevelsteen en de ramen op de begane grond. Om die redenen heeft de gevel niet alleen historische waarde maar vormt hij ook een belangrijk element in het straatbeeld.
Mede door het ontbreken van 18de eeuwse kadastrale gegevens - het kadaster werd eerst rond 1840 ingevoerd – en van de bevolkingsregisters vóór 1850 zullen in deze bijdrage niet alle vragen beantwoord kunnen worden omtrent de bouw (verbouw en uitbouw), eigenaars en bewoners (huurders).
Het Haksteinhuis (thans Dorpsstraat 15)
De oudste gegevens
In het eigendomsboek van Cadier uit 1732 komen wij Leendert Houben, zoon van Joannes Houben en Joanna Pelsers, tegen als eigenaar van het oorspronkelijke pand. Vermoedelijk is hij ook de bouwer. Leendert Houben (1653-1743) trouwt op 46-jarige leeftijd in 1699 in de kerk van Cadier met de vroedvrouw Odilia Mees, weduwe van zijn broer Egidius Houben. Na hun overlijden erft de ongehuwde dochter Maria (1707-1778) de woning. Testamentair benoemt zij op haar beurt tot haar universele erfgenaam Christianus van Caubergh. Deze niet-Keerdenaar verkoopt vijf jaar later, op 20 september 1783, de woning aan Jacobus Hakstein van Hemerstein, tussen 1782 en 1795 Heer van Cadier. Waarom Jacobus, eigenaar en bewoner van huis en hof Blankenberg, deze woning koopt, is niet meer met zekerheid te achterhalen. Jacobus laat achter de woning een nieuwe paardenstal bouwen. Hierbij trekt hij nog een tweede gebouw op, mogelijk bestemd voor de stalling van zijn koets(en) en/of als onderkomen voor zijn paardenknecht. Dit kan de aankoop mogelijk verklaren. Blijkbaar kon of wilde hij deze dieren niet stallen bij het herenhuis Blankenberg of op de verpachte hoeve aldaar.
En de woning zelf dan?
De tijd was voorbij dat schout en schepenen vergaderden onder de majestueuze linde bij de kerk. De schout, vergelijkbaar met de huidige officier van justitie, behartigde op de eerste plaats de belangen van de Heer van Cadier en vormde als hoogste gezagsdrager samen met de schepenen (vergelijkbaar met de huidige wethouders) het dorpsbestuur van Cadier.
Maar waar werden dan de vergaderingen en rechtszittingen gehouden? Een gemeentehuis was er niet. Wel is bekend dat ná de periode Hakstein de dorpsbestuurders - inmiddels van hun rechterlijke macht 'beroofd' - telkens voor een jaar een vertrek huurden bij particulieren. Gebruikte de Heer van Cadier de aangekochte woning voor de vergaderingen van schout en schepenen en voor het opsluiten van wetsovertreders? Mogelijk dat zelfs de schout hier na de genaghtingen (vergaderingen) bleef overnachten. Immers, de opvolgende protestantse schouten of 'officiers criminel' in de periode Hakstein, namelijk J. Guichard, J.H. Rooth en I.H. Geijer, woonden niet in Cadier. Dat zou ook de opmerking van onze correspondent Lei Schreurs uit Margraten (Leike va Theike) kunnen verklaren. Volgens Lei, in 1930 in dit huis geboren, heeft hij van zijn familie gehoord, dat in het pand vroeger de schout gewoond zou hebben. De nog altijd aanwezige ringen in de kelder van de woning zouden de stille getuigen zijn van de in die tijd hieraan vastgeketende wetsovertreders.
Er is nog een tweede, niet onbelangrijke bijkomstigheid. De enige niet-protestantse schepenen waren in de achttiende eeuw leden van het geslacht Van Proemeren, te weten:
1. Joannes van Proemeren (1731-1789), zoon van Petrus van Proemeren en Eva Smeets, beëdigd in 1779. Hij trouwde met Petronella Dobbelsteijn en na haar overlijden met Maria Spronck.
2. Joannes van Proemeren (1742-1816), zoon van Gerard van Proemeren en Helena Brouwers, beëdigd in 1785. Hij huwde met Elisabeth Willems.
De tweede Joannes van Proemeren woonde naast het pand van Hakstein in een woning die hem in 1774 na het overlijden van zijn vader was toebedeeld. Toeval? De Heer van Cadier was in ieder geval ervan verzekerd, dat iemand een oogje in het zeil hield.
Gevelsteen
In de voorgevel bevindt zich een steen met het opschrift 'P. Hakstein, Heer tot Cadier' en het jaartal 17?6.
Met dit opschrift is iets mis, op de eerste plaats met de voorletter P. In 1782 wordt de burgemeester van Rhenen, Jacobus Hakstein van Hemerstein, Heer van Cadier. In dat jaar koopt hij van de voormalige eigenaars (de familie De Jacobi), huis en hof Blankenberg, zetel van de Heren van Cadier. De voorletter dient dus een J te zijn, temeer ook daar wij van de doopnaam Jacobus geen roepnaam kunnen bedenken die met een P zou kunnen beginnen. Gezien de foutieve voorletter is dit huisteken later waarschijnlijk gerestaureerd, omdat de tekst mogelijk door weersinvloeden (deels) onleesbaar geworden was, waardoor de steenhouwer en eigenaar het oorspronkelijk opschrift ook niet meer geheel konden ontcijferen.
Op de tweede plaats roept het derde, nu onleesbaar, cijfer in het jaartal 17?6 vragen op. In actuele documentatie wordt melding gemaakt van 1716. Sommigen menen vaag een 1 te kunnen onderscheiden. Zoals gezegd koopt Jacobus Hakstein de woning in de Dorpsstraat in 1783.
Er zijn nu twee mogelijkheden:
1. Jacobus heeft tijdens een verbouwing dit huisteken aangebracht en een ouder exemplaar (met het jaartal 1716) door een nieuw met zijn naam vervangen. Het jaartal 1716 kan in dat geval duiden op de bouw van het pand door de oudst bekende eigenaar en vermoedelijke bouwer Leendert Houben.
2. Een andere mogelijkheid blijft, dat ook het jaartal onjuist is en 1786 moet zijn. Het zou dan kunnen herinneren aan de eerder genoemde verbouwing of uitbreiding door Jacobus Hakstein.
Korte bouwgeschiedenis
Het pand aan de Dorpsstraat bestond oorspronkelijk uit één bouwlaag met een zolderverdieping, opgetrokken uit mergel en wit gekalkt. Met name in de tweede helft van de vorige eeuw, is de woning verschillende keren ingrijpend verbouwd, waarbij onder andere het dakgedeelte van het woonhuis is verhoogd en in 1968 verlengd tot boven de stal, die in 1965 overigens reeds tot keuken was verbouwd. Alleen de vrijwel blinde rechterzijgevel is nog authentiek en ongewijzigd.
De rechterzijgevel bestaat uit een blinde muur en is nog authentiek
De linkerzijgevel is verschillende keren heringedeeld en in 1965 en latere jaren voorzien van nieuwe vensters en deuren. Tegen de achtergevel zijn bedrijfsruimten aangebouwd.
De voorgevel heeft op de begane grond twee vensters met hardstenen omlijstingen en unieke schuiframen. Tussen deze vensters bevond zich oorspronkelijk een deur, die kort vóór de Tweede Wereldoorlog is dichtgemetseld. Een deur aan de straatkant was in vroegere eeuwen ook al een bijzonderheid. Doorgaans bevond zich deze in één van de zij-gevels.
Na het dichtmetselen werd een nieuwe toegang gemaakt in de linkerzijvleugel. De twee ramen boven zijn tijdens een restauratie vergroot. Opvallend aan de voorgevel is tenslotte de horizontale band op dakhoogte.
De andere eigenaars
De komst van de Fransen (1794) maakt een einde aan het feodale tijdperk. Ook de Heer van Cadier verliest niet alleen zijn titel, maar ook zijn (voor)rechten. Op 22 september 1796 verkoopt Jacobus Hakstein de woning met weide, schuur en koestal (groot 1 bunder, 2 groot en bijna 4 klein roeden) aan de bovengenoemde schepen Joannes van Proemeren (1742-1816), gehuwd met Elisabeth Willems. Het resterende deel van 2 groot en ruim 7 klein roeden (met een nieuw gebouw en paardenstal met tuin) blijft nog gedurende enige tijd zijn eigendom.
Het echtpaar Van Proemeren-Willems overlijdt kinderloos; Elisabeth Willems als laatste in 1833. Erfgenamen van het dan gesplitste complex in de Dorpsstraat worden:
1. Petrus (Pieter) Willems, gehuwd met Barbara Bergmans, en zijn ongehuwde broer Gerardus (Gradus) Willems, beiden kinderen van wijlen haar broer Gerard Willems, gehuwd met Helena Brouwers (hertrouwd met Willem Geelen). Pieter en Gradus ontvangen het aan de straatzijde gelegen pand.
2. Petrus (Pie) en Helena (Leen) Willems, kinderen van wijlen haar broer Joannes Willems, gehuwd met Elisabeth Thijssen. Zij komen in het bezit van het nu gesloopte gebouw rechts van het huidige Haksteinhuis.
Om het onderstaande beter te kunnen volgen, geven wij nu eerst een schema van verwantschap van de elkaar opvolgende eigenaars van het
huidige pand Hakstein. De namen zijn vet gedrukt.
Het aan de straatzijde gelegen pand Hakstein blijft onverdeeld eigendom van de bovengenoemde broers Pieter (1791-1878) en Gradus Willems (1793-1880).
In 1882 vindt de scheiding en deling plaats van de persoonlijke en gezamenlijke bezittingen van beiden. De woning valt toe aan de vier nog in leven zijnde kinderen van Petrus Willems (1824-1889), zoon van Pieter Willems en Barbara Bergmans, gehuwd met Elisabeth Hijlants.
Op oudere (kadaster)kaarten is de situatie rond 1840 nog goed te zien.
Nr.812 is het Haksteinhuis van Pieter en Gradus Willems en
nr. 813 is in het bezit van Pie en Leen Willems.
Perceelnr.475 was de woning van schepen Joannes van Proemeren.
Hoewel we over een delingsakte van de vier kinderen van Willems-Hijlants beschikken, betreft het niet de deling van de nalatenschap van hun grootvader en oud-oom, maar van hun ouders. Toch moet één van hen (Theodorus) het Haksteinhuis verworven hebben. Kort voor zijn overlijden in 1928 immers vermaakt de ongehuwde Theodoor Willems het 'schoutenhuis' aan de oudste dochter (Lies Lemmens) van zijn zus Maria Elisabeth Willems, gehuwd met Johannes Hubertus Lemmens. Lies Lemmens (1892-1979) trouwt op 45-jarige leeftijd in 1937 met Joseph Wilhelmus Spronck (Juup va Kolla).
Het huwelijk van Juup Spronck en Lies Lemmens blijft, mede gezien de leeftijd van Lies, kinderloos. Een dochter van haar broer Louis Hubert Lemmens, namelijk Elly Lemmens, verwerft de woning. Elly trouwt in 1965 met Bert Vliegen. Zij gingen in het pand wonen, waardoor zij een familietraditie van ruim twee eeuwen in stand houden.
Bewoners
In het bovenstaande stonden de eigenaars van het pand centraal, maar niet allemaal hebben ze er ook gewoond. Na het overlijden van het echtpaar Van Proemeren-Willems nemen de nieuwe eigenaars er niet hun intrek. Het pand wordt vermoedelijk verhuurd aan Jan Geelen, zoon van hun schoonzus Helena Brouwers, weduwe van Gerard Willems (zie schema) en hertrouwd met Willem Geelen. Jan Geelen trouwt met Anna Spronck.
Zeker is dat in 1850 het echtpaar Willems-Hijlants er woont (zie schema), hun kinderen zouden later het pand erven van hun grootvader en oud-oom. Rond 1884 verhuist het gezin Willems en nemen de pas getrouwde rademaker Pieter Hubertus Schreurs en zijn vrouw Maria Anna Hubertina Toorens er hun intrek. In 1889 vertrekken zij weer en komen Egidius Geelen en Maria Aleida Hubertina Huls na hun huwelijk er wonen. Na het overlijden van de laatste in 1929 (Egidius was reeds in 1920 gestorven) huurt opnieuw een jong stel de woning: Theodorus Hubertus Schreurs en Maria Catharina Elisabeth Lemmens. In 1934 vertrekt het gezin Schreurs-Lemmens naar Groot Welsden. Vervolgens nemen Johannes Hubertus Daemen en zijn vrouw Maria Theodora Philippens er hun intrek om begin 1937 plaats te maken voor de nieuwe eigenaresse Elisabeth Lemmens, dat jaar gehuwd met Juup Spronck (zie verder bij eigenaars).
Bronnen:
RAL: Not. Archief, notaris Gudi (Maastricht), akte d.d. 22 september 1796.
Not. Archief, notaris Brouwers (Gronsveld), inv.nrs 8282 (akte d.d. 22.03.1873), 8297 (akte 30.06.1882) en 8304 (akten 21.11.1888 en 27.12.1888).
RAL: LvO, archief schepenbank Cadier, inv.nrs. 9792 en 9793 (leggers), 9781, 9782 en 9785 (overdrachtregisters).
Gemeentearchief Margraten: Archief voormalige gemeente Cadier en Keer, inv.nrs. 634 - 639 (bevolkingsregisters)., 1663 en 1666 (perceelsgewijze kadastrale leggers).
Met dank aan Lei Schreurs (Margraten).