Gebouwen en monumenten
Eenzaam maar niet alleen
Kunst in het voormalige gemeentehuis
door drs. Harry H.M. Beckers
Een gemeentehuis is niet alleen een werkplek voor de burgemeester, de wethouders en de ambtenaren maar ook een plek waar de inwoners terecht kunnen voor de verkrijging van allerlei gemeentelijke vergunningen, rijbewijzen, paspoorten, doen van aangiften van de burgerlijke stand etc. Het is ook de plek waar het hoogste gezagsorgaan van de gemeente, de gemeenteraad, in het openbaar besluiten neemt en waar de officiële ontvangsten bij een gemeenschap een prominente plaats innemen. Dat blijkt niet alleen uit de plek waar het gemeentehuis staat (meestal midden in het dorp of stad) maar ook uit het gebouw zelf. Dat gebouw moet een bepaalde stijl hebben en een zekere uitstraling. Het voormalige gemeentehuis aan het Raadhuisplein heeft dit alles in zich. Dit artikel heeft - naast een korte schets van de ‘ontstaansgeschiedenis’ van dit gemeentehuis - een tweetal bijzondere kunstwerken tot onderwerp die voor de nieuwbouw zijn vervaardigd: het gebrandschilderd raam ‘Allegorie van het Limburgse leven’ en het schilderstuk ‘De Vier Jaargetijden’.
Nieuw gemeentehuis
In 1879 liet het gemeentebestuur een nieuw pand bouwen aan de Echtersträöt (Limburgerstraat): het huidige Keerhoes. Het gebouw had bij de ingebruikname verschillende functies: het diende als lagere school, de hoofdonderwijzer met zijn gezin woonde er en tevens was er de gemeentesecretarie ondergebracht. Een multi-functioneel gebouw avant la lettre!
Het is 18 juli 1958 als voor het eerst in de gemeenteraad van Cadier en Keer de bouw van een nieuw gemeentehuis aan de orde komt. Het idee hiervoor kwam niet zozeer vanuit het gemeentebestuur zelf; de aanleiding om nieuwbouw op de agenda te plaatsen, was afkomstig van de provincie. Deze beklaagde zich over de gebrekkige wijze waarop het gemeentelijk archief was ondergebracht. Men wees het gemeentebestuur er nadrukkelijk op dat er eens nagedacht diende te worden over de bouw ener brandvrije archiefbewaarplaats.
Om aan de wens van de provincie tegemoet te komen, lag het voor de hand als eerste optie te kijken naar de mogelijkheden om het bestaande gebouw te verbouwen. Doordat de lagere school in 1939 andere huisvesting had gevonden was er ruimte beschikbaar gekomen.
De toenmalige burgemeester L.H.H. Huyben kon de raadsleden spoedig laten weten dat het gebouw niet geschikt was om te verbouwen. Zo diende het dak te worden vernieuwd, waren de ramen totaal versleten en de vloeren slecht en vertoonde het mergelgebouw vele vochtige plekken. En ook na een eventuele verbouwing was Cadier en Keer nog steeds geen specifiek en modern gemeentehuis rijk. Het betreft nog steeds een verbouwde burgerwoning met grote kosten voor onderhoud.
Het gemeentehuis, annex school en onderwijzerwoning. Nu ’t Keerhoes. Foto begin jaren zestig
Het college van burgemeester en wethouders had ook al een plek voor ogen waar de nieuwbouw moest verrijzen. Aankoop van de woning met bedrijfsgebouwen van de familie Claessens bood de mogelijkheid tot het scheppen van een dorpscentrum. De eigendommen van deze familie lagen langs de
Väörsjtraot (de huidige Kerkstraat), ongeveer ter hoogte waar thans bakkerij Paulissen aan het huidige Raadhuisplein gevestigd is, en liepen door tot aan de
Echterstraot (thans Limburgerstraat). In dit centrum was dan - naast het nieuwe gemeentehuis - ruimte voor een plein met daaraan
bebouwing met een representatief karakter.
Boerderij Claessens. Afgebroken om ruimte te maken voor het Raadhuisplein. Nu is op de plaats van de boerderij bakkerij Paulissen gevestigd
Enkele raadsleden voelen zich enigszins overvallen; zij vragen om een financiële onderbouwing waarbij nieuwbouw kan worden vergeleken met de verbouw van het bestaande gemeentehuis. Hiertegen heeft het college geen bezwaar en aldus wordt besloten.
Het is in de raadsvergadering van 3 oktober 1958 (2 ½ maand later) dat de raad besluit een nieuw gemeentehuis te bouwen. Van de zeven raadsleden stemmen er twee tegen. Een becijfering van de kosten van verbouw van het bestaande gemeentehuis is niet beschikbaar. De burgemeester herhaalt de zetten die in de eerdere raadsvergadering gedaan zijn: de verbouw brengt zeer grote onkosten met zich en dan nog heeft men niet de beschikking over een modern gemeentehuis.
Het proces om te komen tot nieuwbouw verloopt traag. Wij zijn anderhalf jaar verder als op 12 mei 1960 geld (fl. 3.000,--) beschikbaar wordt gesteld voor het maken van een ontwerpplan voor de nieuwbouw aan, wat later, het Raadhuisplein zal gaan heten. Hiervoor wordt het Architectenbureau Hoen-Ubachs-Roomans te Maastricht aangezocht. Met de voorbereiding en de uitwerking van het bouwplan is de nodige tijd gemoeid. De eerste spade wordt pas op 25 april 1964 gestoken door burgemeester Huyben, die anderhalve maand later (1 juni) benoemd wordt tot burgemeester van de Limburgse gemeente Bergen. Zijn opvolger, de twee maanden later benoemde H.J.R. Van Laar, mag gouverneur van Rooij voor de officiële opening op zaterdag 10 juli 1965 verwelkomen.
Kunstwerken
Van meet af aan was duidelijk dat ook in het nieuwe gemeentehuis van Cadier en Keer enkele kunstwerken een plek dienden te krijgen.
Het was daarbij niet ongebruikelijk om als richtsnoer een bedrag te hanteren van 1% van de totale stichtingskosten (bouw- en inrichting). Die kosten werden zeer nauwkeurig bijgehouden. Uiteindelijk stopte de teller op een bedrag van fl. 387.428,19, wat betekende dat voor kunstwerken circa fl. 3.874,- beschikbaar was. De prijs van de aanschaf van beide kunstwerken die hierna aan de orde zal komen, beliep bijna het driedubbele.
Het is het architectenbureau Hoen-Ubachs-Roomans geweest dat het college van burgemeester en wethouders heeft geadviseerd in zee te gaan met een tweetal regionale kunstenaars: Hans Truijen uit Klimmen en Harry Lips uit Maastricht.
Gebrandschilderd raam
In het voormalige gemeentehuis aan het Raadhuisplein bevond zich oorspronkelijk een tweetal kunstwerken. Eén daarvan is het gebrandschilderde raam van Hans Truijen in het trappenhuis. Hierop heeft men nog steeds een goed uitzicht, zowel op de beneden - als op de bovenverdieping. Het raam - met de afmetingen 5.90 m x 3.10 m - is bekend als de Allegorie van het Limburgse leven. Het bevat een zeer gevarieerde voorstelling van het gemeentelijk, kerkelijk en maatschappelijk leven in ons dorp.
In frisse kleuren worden symbolische voorstellingen teruggevonden van tal van zaken die kenmerkend zijn voor ons dorp. Wij herkennen de handboogschutterij Amicitia, de fanfare St. Blasius en als symbolen van het geestelijk en wereldlijk leven, respectievelijk de pastoor en de burgemeester. Dit alles is als een lint met elkaar verbonden door reijers die de cramignon dansen. Op die wijze wordt de eenheid en de saamhorigheid van het dorp uitgebeeld.
Het raam vertegenwoordigt een grote financiële waarde. Uit een door een beëdigde taxateur opgemaakt rapport uit 1992, blijkt dat de waarde (toen) werd geschat op fl. 150.000,--. Een bijzonder hoog bedrag; zeker als men weet dat de gemeente aan de kunstenaar een bedrag van fl. 7.345,-- betaalde.
Hans Truijen
Het gebrandschilderd raam is, zoals hiervoor aangegeven, vervaardigd door de kunstenaar Hans Truijen uit Klimmen. Geboren in Soerabaja in 1928 uit Limburgse ouders, bracht hij zijn jeugd in Nijmegen en Den Haag door. Hij bezocht de Academies in Arnhem, Den Haag, Rotterdam en Maastricht. Hier, in Maastricht bij de Jan van Eyck Academie, volgt hij onder meer de glazeniersopleiding. In 1955 studeert hij cum laude af. Eerst woont en werkt hij in Den Haag, maar in 1959 vestigt hij zich in Zuid-Limburg. Tijdens zijn leven heeft hij een groot aantal glasramen (w.o. dus het gebrandschilderd raam in het voormalige gemeentehuis in ons dorp) en wandschilderingen vervaardigd. In dit verband is hij vooral bekend vanwege zijn beschildering van het interieur van het Romaanse Kerkje te Oud-Lemiers. In 2005 overleed hij in Huize Retersbeek te Klimmen; 77 jaar oud.
De Vier Jaargetijden
Het tweede kunstwerk is een schilderij dat was opgehangen in de raadszaal, die tevens als trouwzaal dienst deed. Achter de tafel waar het college van burgemeester en wethouders gezeten was, besloeg het met zijn afmetingen van 1.20 m x 4.80 m de gehele achterwand van de zaal. De kunstenaar Harry Lips vervaardigde het schilderij voor een bedrag van fl. 4.000,--. Bij een taxatie eind 1992 werd de waarde geschat op fl. 35.000,--.
Het schilderstuk stelt de vier jaargetijden voor. Deze worden neergezet als landschappelijke taferelen in sterk vereenvoudigde, van licht en kleur verzadigde vormen, die heel treffend de essentie weergeven van de vier thema’s. Opvallend in het schilderij is de
vloeiende overgang van het ene seizoen naar het andere; ze vervloeien als het ware in elkaar.
De lente
De lente wordt gesymboliseerd door beelden van het nieuwe, ontluikende leven; de merrie met haar veulen in de wei. Het kleurgebruik is ingetogen; bedekte tinten overheersen maar we zien dat het niet lang meer kan duren.
De zomerDe zomer kondigt zich al aan: het jaargetijde van de oogst. Wij herkennen het rijpe graan, de korenschoven en de felle zon. Het kleurgebruik is overdadig; het schittert - bijna letterlijk - van het schilderij af.
De herfst
De herfst is het seizoen van de jacht; wij zien de jager met zijn hond
en de kleuren van het schilderij worden ingetogener, minder uitbundig, fletser zelfs.
De winter
En dan komt de onvermijdelijke winter, gesymboliseerd door trekkende vogels. Hier zijn het de koude, kille kleuren die overheersen. Geen uitbundigheid, geen felle kleuren, maar slechts wit en grijs.
Door kunstkenners wordt het kunstwerk vooral geprezen om de prachtige kleuren waarmee de beelden op het paneel zijn aangebracht evenals de schakeringen daartussen.
De schilder in actie
Ik heb Harry Lips tijdens het schilderen van De Vier Jaargetijden aan het werk gezien. Hij deed dat in de toen nog niet ingerichte, lege raadszaal. In die tijd was ik als secretarieambtenaar werkzaam in het gemeentehuis; regelmatig liep ik bij hem binnen om de vordering van het werk in ogenschouw te nemen. Wat mij is bijgebleven, is zijn bril op het puntje van de neus, zo nu en dan een sigaartje tussen de lippen en een goed verzorgde, ietwat puntige snor en zijn enigszins kalende voorhoofd. Hij was steeds bedachtzaam en geconcentreerd bezig; je deed dan ook je best om hem zo weinig mogelijk af te leiden en in zijn arbeid te storen. Een enkele keer raakte je met hem in gesprek en ontspon er zich zo iets als een conversatie. Mijn indruk was dat hij de belangstelling voor wat hij deed en hoe hij het deed wel kon waarderen, maar dat hij het liefst ongestoord wilde doorwerken.
De raadszaal werd toen tevens gebruikt als trouwzaal. De Vier Jaargetijden was bevestigd tegen de wand direct tegenover de stoelen waarop de bruid, bruidegom, hun familie en vrienden en kennissen gezeten waren. Het schilderstuk kon door hen niet over het hoofd worden gezien, want het hing direct in hun gezichtsveld. Als één van de ambtenaren van de burgerlijke stand verwerkte ik regelmatig de symboliek van de wandschildering in mijn toespraakje voordat het wettelijk huwelijk werd voltrokken.
Zo zijn er ook in een mensenleven verschillende fases te onderscheiden; fases die vergelijkbaar zijn met de vier jaargetijden. De lente staat dan voor de tijd van het opgroeien: van zuigeling tot jonge man of jonge vrouw. De zomer vormt dan de periode van groei en bloei in het leven; het is de periode van het samen iets opbouwen en vervolgens van het samen oogsten. Daarna volgt dan de herfst; de tijd waarin het allemaal wat minder gaat en waar ook minder moet. En dan volgt de onafwendbare winter, waar het leven langzaam ten einde loopt. En zo vormde het schilderij een mooie schakel tussen de aanstaande echtgenoten voor het levenspad dat zij tot nog toe afzonderlijk hadden bewandeld, maar dat zij in de toekomst gezamenlijk zouden gaan.
Harry Lips
Harry Lips is afkomstig van Rotterdam, waar hij op 3 oktober 1918 is geboren. Vastbesloten om schilder te worden neemt hij ’s avonds tekenlessen bij een tekenleraar. Daarna grijpt hij de kans aan om lessen tekenen en schilderen te volgen aan de Academie voor Beeldende Kunsten.
Mevrouw José Lips-Besselink bespreekt in ‘t Keerhoes het schilderij van haar man met onze voorzitter (Harry Beckers) en onze secretaris (Jo Purnot) van de Historische Kring.
Foto 2010
In 1943 verhuist hij naar Maastricht. Een stad waar hij wel zou inburgeren, maar toch niet echt een Limburger met de Limburgers werd. Hij voert tal van opdrachten uit voor wandschilderingen, toneeldecors, portretten en illustraties; ook heeft hij veel Limburgse landschappen en Maastrichtse stadsgezichten op doek gezet. In Maastricht komt hij in aanraking met de kunstenaars aldaar en hij volgt avondlessen aan de Stadsacademie. Hij ondergaat enige invloed van Charles Eyck, die hij bewondert en blijft volgen. Vanaf de jaren 50 gaat hij vrijwel ieder jaar een reis maken naar het buitenland, vooral naar de Provence in Zuid-Frankrijk om daar het landschap te schilderen.
Samen met zijn tweede echtgenote José Besselink schildert hij in de zomer van 1979 in het woestijngebied van Abanilla in Spanje. Hun huis is een eeuwenoude holwoning, uitgehouwen in de rotsen. Het zou zijn laatste reis worden. Thuisgekomen begint hij aan een zelfportret; zijn laatste. Het blijft onaf. Midden in de stad die hij koestert maakt hij een ongelukkige val. Het gevolg is een gescheurde milt; Harry Lips overlijdt op 9 november 1979: 61 jaar oud.
Gemeentelijke herindelingOp 1 januari 1982 kwam aan de zelfstandigheid van de gemeente Cadier en Keer een einde. Samen met vijf andere gemeenten werd de nieuwe gemeente Margraten gevormd. Was het gemeentehuis aanvankelijk nog enige tijd in gebruik, het was wel duidelijk dat er een werkplek voor de ambtenaren van de nieuwe gemeente gevonden diende te worden op één centrale plek. Na jaren gesteggel werd uiteindelijk de knoop doorgehakt: het nieuwe gemeentehuis zou in de kern Margraten komen! Zie de
Keerder Kroniek, jaarboek 2007, blz. 115-125.
Toen de keuze in september 1988 voor de kern Margraten als plek voor het nieuwe gemeentehuis genomen was, bracht dit met zich dat het 23 jaar oude gemeentehuis in Cadier en Keer overbodig werd. Het gebouw bood nog enige tijd huisvesting aan de Regionale Politie, maar toen deze uit het gebouw vertrok, kwam het gebouw per 1 januari 1997 opnieuw vrij. Door het Margratense gemeentebestuur werd vervolgens besloten het gebouw onder bepaalde voorwaarden door middel van een onderhandse inschrijving aan de meest biedende te verkopen.
De kunstwerken; wat nu?
De verkoop van het gemeentehuis bracht de vraag met zich hoe te handelen met de twee kunstwerken. Het probleem deed zich vooral voor bij het glas-in-loodraam. Dat was ‘aard- en nagelvast’ met het gemeentehuis verbonden en zou aan de koper bij de verkoop van het gebouw in eigendom worden overgedragen. Van belang was dat het raam, niet alleen vanwege de geldswaarde die het vertegenwoordigde, maar ook vanwege de emotionele waarde voor de gemeenschap Cadier en Keer behouden diende te blijven. Het betrof een bijzondere kunstuiting die tot in lengte van jaren in stand en bewaard diende te blijven. In de overdrachtsakte (begin 1997) aan de hoogste inschrijver (Aannemersbedrijf Gebr. Heusschen) valt dan ook te lezen dat het glas-in-loodraam in stand gehouden dient te worden zolang het gebouw bestaat en zolang dat redelijkerwijze van de koper geëist kan worden. Het kunstwerk dient blijvend een integraal onderdeel van het gebouw uit te maken. Dat houdt in dat het kunstwerk niet uit het gebouw mag worden losgewrikt om afzonderlijk te worden verkocht.
Moeilijker was het met De Vier Jaargetijden. De oorspronkelijke bedoeling om het schilderij een plek te geven in het nieuw gebouwde gemeentehuis in de kern Margraten kon niet worden uitgevoerd. Gelukkig maar! Vanwege de opvallende kleuren harmonieerde het schilderij niet met de sobere tinten waarin dit gebouw was geschilderd. Tevens leverde de omvang van het schilderij een probleem op; er was geen geschikte wand te vinden waartegen het schilderij kon worden opgehangen. Wat restte was de opslag in de kelder. Daar heeft het een aantal jaren verbleven. Door verschillende verplaatsingen - er was niet echt een ruimte beschikbaar waar het schilderij kon worden opgeborgen - ontstonden er in de loop der jaren enkele lichte beschadigingen. Deze zijn later volledig hersteld. Uiteindelijk was het de verbouw van ’t Keerhoes die een oplossing bood. Hier heeft het schilderij een definitieve plek gevonden aan een van de wanden van de grote zaal. Hier in het huis van de Keerdenaren (’t Keerhoes) hoort het ook thuis.
Ten slotte
De twee kunstwerken hebben hun uiteindelijke plek binnen onze gemeenschap gevonden. Voor het gebrandschilderd raam was dat logisch. Het maakte immers integraal deel uit van een gebouw: het voormalige gemeentehuis van ons dorp. Tevens is voldoende verzekerd dat het kunstwerk steeds met het gebouw verenigd zal blijven.
Voor De Vier Jaargetijden lag dat anders. Het gevaar lag op de loer dat het kunstwerk een eindbestemming zou vinden buiten ons dorp; gelukkig is dat niet gebeurd. De huidige plek in ’t Keerhoes waarborgt ook hier dat het - tot in lengte der jaren - haar prominente plek binnen de gemeenschap Cadier en Keer zal behouden.
De twee kunstwerken zijn niet meer met elkaar in één gebouw verenigd, maar beide hebben en houden, ieder op zijn eigen plek, een prominente en fraaie plaats in ons dorp. En zó hoort het ook!
Het raadhuis (1965-1982) van de voormalige gemeente Cadier en Keer. Foto eind jaren zestig
Geraadpleegde literatuur
- Coumans, Willem K., Harry Lips, Venlo, Van Spijk, 1982, 1e druk
- Meijers, Fons.: Cadier en Keer 25 jaar bij de gemeente
Margraten. Keerder Kroniek, jaarboek 2007, blz. 115-125
De auteur dankt in het bijzonder de heer Léon Urlings, archiefmedewerker bij de voormalige gemeente Margraten, voor zijn bijzonder bereidwillige hulp bij het onderzoek in de gemeentelijke archieven. De dank gaat ook uit naar mevrouw José Lips-Besselink voor haar informatie over Harry Lips.