Kent u deze plek?
Door Jo Purnot
Fommestraat (schuur van Wiel Conings-inmiddels afgebroken)
Het zal niet lang meer duren dan zijn er niet veel mensen meer die weten waar de naam Fommestraat, in het dialect Fommesjtraot , vandaan komt. Het woordje fomme kom je immers tegenwoordig niet meer tegen. Voor de niet-dialectsprekers en de jongeren onder ons: fomme werden gebruikt om de kachel mee te stoken. Men maakte fomme door kolengruis met leem te vermengen. De leem diende als bindmiddel en om het verbrandingsproces van het kolengruis af te remmen. Dat was flink wat goedkoper dan kolen stoken. Door eerst de leem te bevochtigen met lûter (zeepsop) kon men er pakketjes van maken die gemakkelijk waren op te stapelen. De voorraad werd onder een afdak of in een klein berghok gestapeld om te drogen. Zo een plaats werd dan vaak het fommehökske genoemd.
Mensen waren vroeger gewoon materialen uit hun woonomgeving zoveel mogelijk nuttig te gebruiken. Zo werd leem niet alleen gebruikt om fomme te maken, maar ook om vakwerkhuizen te bouwen, brieke (bakstenen) te bakken, dorsvloeren aan te leggen en soms zelfs om ovens te bouwen. Dit laatste was het werk van vakmensen. Daar kon Sjang Roebroeks over meepraten. Hij woonde samen met zijn zusters kort bij de Fommestraat, waar nu Pie va Leen (Heusschen) woont (Limburgerstraat 155). Sjang wilde voor het bakken van brood en vlaaien niet meer op anderen aangewezen zijn. Daarom had hij met veel moeite van leem, wellicht uit de Fomme-straat, een eigen oven gebouwd. Trots als een pauw vroeg hij de hele buurt naar de ingebruikname van de oven te komen kijken. Nadat Sjang de oven flink had opgestookt en deze op zijn heetst was, stortte tot ontzetting van Sjang en tot grote hillariteit van alle aanwezigen de oven in. Of Sjang ooit nog een nieuwe poging heeft gedaan een lemen oven te bouwen is niet bekend.
Vanaf maart 1925 tufte bijna dertien jaar lang ’t tremke tussen Maastricht en Vaals. De trambaan leidde vanaf Bemelen via de Zwarteweg naar de Keunestraat, waar een halte was. Daarna werd de Langedel doorsneden om bij de Fommestraat onder de Rijksweg door te gaan. Bij het viaduct in de Fommestraat is, kijkend richting Langedel, het voormalig tracé nog duidelijk in het landschap te herkennen.
Wanneer men het trambaantje overstak, kwam men bij de hallèi (laan) van Blankenberg uit, zoals tegenwoordig nog de situatie is. Alleen liep toen de bomenrij van de hallèi door tot aan de Rijksweg, waar nu de Blasiuskapel staat. In de jaren dertig was de Fommestraat nauwelijks breder dan een flink voetpad. Over de toestand van de Fommestraat lezen we in het gemeenteraadsverslag van juli 1930:”dhr. Kengen spreekt over de Fommestraat en zegt dat deze onberijdbaar is, er wordt besloten den kantonnier aldaar te werk te stellen”.
Buiten de leemkuil(en) was er in de Fommestraat ook nog een waterpoel die gebruikt werd als drinkpoel voor het vee. Van bebouwing was voor de oorlog nauwelijks sprake. Vooraan stond de boerderij van de familie Leesens en vlak na de oorlog bouwde de familie Van Proemeren-Boumans, ook wel Greet va Janke genoemd, nog een houten woning. Deze is afgebrand.
Dit artikel kwam tot stand mede dankzij Christien Beijers-Broers, Jean Beijers en Wies Lemmerling.