Het geloofsleven

 

“tössje twelf en eng is van aal op geng”

's Nachts werd hij ‘wierwoûf’(weerwolf)
Door Fons Meijers

In ons dorp waren er tot halverwege de vorige eeuw nog mannen die tijdens lange wintermaanden ‘waar gebeurde’ verhalen wisten te vertellen, waarin heksen, alvermannen of weerwolven een hoofdrol speelden. Die verhalen werden thuis bij het haardvuur verteld, maar vaak ook op plaatsen waar Keerdenaren samen kwamen, zoals rond het smidsvuur bij smid Huijnen (d’r Huin) of in de ‘sjrienewerrikplaatsj’ (timmerwerkplaats) van Thuur va Baaltsje (Schreurs).
In het Jaarboek 2008 van de Keerder Kroniek is ingegaan op verhalen over heksen. Dit artikel gaat over weerwolven.


In dienst van Wodan
Sommige van de verhalen over weerwolven zouden al stammen uit de tijd van de Germanen. De naam weerwolf zou ook een Germaanse oorsprong hebben. ‘Weer’ komt van het Germaanse ‘wer’, dat staat voor ‘man’. Weerwolf betekent dus eigenlijk ‘manwolf’. Deze weerwolven zouden in dienst hebben gestaan van de ‘wolvengod’ Wodan.

2009blz108

De Germanen meenden dat een man alleen bij volle maan in een weerwolf kon veranderen. Zij dachten dit omdat de ‘wolfachtige’ honden die ze voor hun jacht gebruikten, altijd bij deze stand van de maan begonnen te janken. Dit was voor hen een teken dat bij volle maan de honden gezelschap kregen van de weerwolven.
De volle maan is door de eeuwen heen tot de verbeelding van mensen blijven spreken, omdat bij deze maanstand de krachten van de maan het grootste zijn en de magie dan het beste zou werken.

 

 

 

 

 

 

Enge ziektes
Er zijn ook andere verklaringen voor het ontstaan van de verhalen over weerwolven. Volgens sommigen zijn deze verhalen in de wereld gekomen vanuit slechte ervaringen van mensen die waren besmet door de beet van een hondsdol dier. Deze kregen daardoor na verloop van tijd aanvallen van razernij, waarbij hen het schuim op de mond stond. Mensen zagen dit als dierlijk gedrag en gingen daarom denken dat de ziekte in een dier was veranderd. Dat zou de aanleiding zijn geweest voor verhalen de verhalen over mannen die in een weerwolf veranderden.

Een andere ziekte die aanleiding kan zijn geweest voor de verhalen over weerwolven is de ziekte die lykantropie
Wordt genoemd (de Griekse woorden ‘lukos’ en ‘anthrops’ betekenen respectievelijk ‘wolf’  en ‘mens’). Dat is een geestelijke stoornis waarbij iemand in de waan verkeert dat hij een dier is, of dat hij in een dier kan veranderen. Dat waanidee ontstaat na een hevige emotie, zoals woede of angst, maar kan net zo goed chronisch zijn. Als deze ziekte heel ernstig is, kan deze persoon zelfs rauw vlees met zijn tanden aan stukken scheuren en janken en krijsen naar de volle maan. Het is niet zo vreemd dat van iemand die deze ziekte had en deze verschijnselen vertoonde, werd gedacht dat hij in een wolf veranderd was.

Pact met de duivel
In de zestiende en zeventiende eeuw kreeg het geloof in weerwolven, samen met het geloof in heksen, zo veel aanhangers, dat het een bedreiging werd voor het christelijke geloof. De Kerk verkondigde daarom dat weerwolven een pact met de duivel hadden; als iemand de macht bezit om in een weerwolf te veranderen, moet hij wel nauw contact hebben met de duivel. Vanaf die tijd is er in de verhalen over weerwolven heel vaak een relatie met duivelse machten

2009blz110

In de smidse van d’r Hùin (gebroeders Huijnen) tegenover de kerk werden ‘waar gebeurde’ verhalen verteld

Gedaanteverwisseling
In sommige verhalen hoefde een man om te veranderen in een weerwolf alleen zijn kleren uit te trekken, maar in de meeste moest hij een ritueel ondergaan. Daarbij moest hij eerst een magische cirkel om zich heen trekken. Vervolgens moest hij een vuur stoken, waarop hij een ketel met kruiden en verdovende middelen plaatste. Dan smeerde hij zijn lichaam in met een zalf, gemaakt uit het vet van een pas gedode zwarte kat en vermengd met ingrediënten als anijszaad en opium. Hij kwam daardoor in een staat van verdoving, waarna hij in een cirkel moest knielen en een bezwering uitspreken. Pas na dit ritueel werd zijn ziel van de duivel en kon hij in een wolf veranderen. In de meeste verhalen krijgt de man van de duivel een wolvenriem die hij elke nacht moet omgorden. ’s Ochtends deed hij die riem af en was hij weer gewoon mens.

Duivelse streken
Nadat de weerwolf in verband was gebracht met de duivel groeide de angst van de mensen voor de duivelse streken van de weerwolf. Men dacht ook dat de verhalen die over de weerwolf werden verteld niet waren verzonnen, maar dat alles waar was gebeurd.

2009blz111

Zo heeft Zjang Caelen uit Rijckholt in 1987 in Grueles (het periodiek van de heemkundevereniging in Gronsveld) een ‘waar gebeurd’ verhaal laten optekenen over iemand uit zijn familie die de maken heeft gehad met duivelse streken van een weerwolf.

Het familielid van Zjang had, zoals elke zondagavond, een kaartje gelegd in een café in Gronsveld en wilde tegen twaalf uur naar huis gaan. Juist op dat moment was het buiten hevig gaan onweren en stortregenen. De andere mannen die nog in het café waren raadden hem sterk af om op dit uur de straat op te gaan. Zij wisten “tössje twelf en eng is van aal op geng”. Maar hij was niet om te praten; pakte zijn jas en vertrok.
Onderweg liep hij ineens in de blubber en zag tegelijkertijd aan de andere kant van de weg een varken, zo groot als een rund, dat gelijk met hem opliep. Nadat hij een eindje had gelopen, was de blubber en ook het varken net zo plotseling weer weg als het was gekomen. Op dat moment sprong er iets op zijn rug dat zo loodzwaar was dat hij er bijna onder bezweek. Tegen de tijd dat hij bij zijn huis kwam was de last weer ineens van zijn rug af. In plaats daarvan voelde hij dat er heel hard op zijn rug geslagen werd. Zijn vrouw die op zijn schreeuwen afkwam, vond hem liggend in de goot. Zij trok hem naar binnen en zette hem in een stoel. Samen bleven ze de hele nacht op. Zodra het licht werd zagen zij dat er drie striemen op zijn rug waren gebrand. De pastoor die erbij werd gehaald, verklaarde plechtig dat dit het werk was geweest van de weerwolf.
Dit verhaal, over een weerwolf die zich laat dragen op de rug van een voorbijganger, kent veel varianten. Ook in Keer is dit op veel manieren verteld. Indien je deze verhalen zou moeten geloven, zijn er heel wat Keerdenaren geweest die ’s nachts op weg van Gronsveld naar Keer, de wierwolf  vanaf de molen tot oonder d’n Daal of aan de Hèl aaf hebben
moeten dragen. Daarom werd ook van veel Keerdenaren gezegd: ‘dae haet ‘m gedrage’ (die heeft hem gedragen).
                                                                                                                                                                        Duivelse streken  
                                                                                                                                                                        tekening: Jean Keulen

Verdachte medebewoners
Met de angst voor de duivel en de weerwolf groeide bij de mensen in het dorp ook de achterdocht tegenover medebewoners die geestelijk of lichamelijk gehandicapt waren. Zo werden mensen met een bochel vaak, niet alleen om hun uiterlijk, met een scheef oog aangekeken. Wanneer kinderen van hun ouders kregen te horen;  ‘pas mer op dan make ze diech ‘ne kroef (bochel), werden ze bang gemaakt dat ze nog eens in een weerwolf zouden veranderen.

2009blz113

 

 

 

 

 

 

In een van de mergelgrotten van ‘de Hèl’ is door een Waalse mergelgraver deze ‘croquemitaine’ (dorpsboeman) getekend

 

 

 

 

Tot de personen die op voorhand werden verdacht, behoorden de herders. Dat waren niet zelden mannen, die om hun uiterlijk (soms met een bochel of een andere handicap) of om hun gedragingen gewantrouwd werden. Dat wantrouwen had ook te maken met de kennis die de meeste herders hadden van de plantenwereld en van de hallucinerende werking van een aantal van deze planten. Sommige herders stonden bovendien bekend als berucht stroper of als de dorpsboeman. Daarom is menig herder aangezien als de persoon die in de nacht als weerwolf het dorp onveilig maakte.

Processen tegen weerwolven
De katholieke kerk die de weerwolf beschouwde als de dienstknecht van de satan, organiseerde, naast de heksenjacht, ook een jacht op mannen die ervan verdacht werden zich in weerwolven te veranderen. Net als heksenprocessen waren er ook weerwolvenprocessen.
Mannen die bekenden een weerwolf te zijn, werden bij zo een proces ter dood veroordeeld. Op de plek van de terechtstelling werd een houten staak geplaatst. Op deze staak werd een houten wiel aangebracht waarin de figuur van een weerwolf was uitgekapt. Voor elke voorbijganger was het vanaf dat moment duidelijk dat hier een weerwolf was terechtgesteld.
De verhalen over terechtstellingen behoren tot de oudste verhalen die in onze streken over weerwolven bekend zijn. Zo is er het volgende verhaal, dat zich afspeelt in het begin van de zeventiende eeuw:

In het jaar 1605 werden in het land van Daelhem, waartoe ook Cadier behoorde, twee mannen, Jean le Loup (dit is het Franse woord voor ‘wolf’!) en Henri Gardin, vervolgd wegens weerwolverij. Jean wist op tijd te vluchten, maar Henri werd veroordeeld tot de brandstapel en werd terechtgesteld.
Twee jaar later werd Jean le Loup toch weer opgepakt. Bij zijn verhoor werd hij zo lang op de pijnbank gelegd, tot hij uiteindelijk bekende dat hij in 1602 een kind had verslonden. Hij bekende ook dat hij contact had met de duivel. Op 5 november 1607 werd hij op de brandstapel terechtgesteld. Dat gebeurde op de plek waar de huidige Scharnerweg zich splitst in de weg naar Bemelen en die naar Valkenburg. Daar was een paal gezet met daarop een rad waaraan een weerwolf was bevestigd.

Zakdoek toewerpen
In de verhalen over weerwolven in recentere tijden, worden andere, vreedzamere middelen toegepast om weerwolven te bestrijden. Mensen wisten bijvoorbeeld te vertellen dat je een weerwolf uit de buurt kon houden door stukjes wolfsnagel boven de huisdeur te bevestigen.

2009blz115
Sjnoefelsplak 
tekening: Jean Keulen

Tot de, ook in ons dorp, meest vertelde verhalen over weerwolven, behoren die waarin mensen die een weerwolf tegenkomen,  deze een sjnoefelsplak  (zakdoek) of een sjaaltje toewerpen. Wanneer de weerwolf zo een doekje krijgt toegeworpen, gaat hij onmiddellijk de draadjes van dit doekje één voor één uitrafelen. Hij voelt zich gedwongen dat te doen, omdat hij alles wat hem aan een kruis doet denken, ook de kruiselings geweven draadjes van de zakdoek of van het sjaaltje, niet kan velen. De tijd dat de weerwolf bezig is met het uiteenrafelen van de draadjes, biedt degene die het doekje heeft toegeworpen de gelegenheid, om zich uit de voeten te maken.

Een van de verhalen die in Keer zijn verteld over een weerwolf die een doekje krijgt toepgeworpen, is opgetekend in de Keerder Kroniek (Dat daank tiech de koekoek). Het gaat als volgt:

2009blz116
Bij de Hèlwieëg (zie verhaal hierna) lag een schuilplaats waar men als het donker was zeker niet alleen naar binnen durfde.

Op de foto o.a. Theo, Gerard en Sjef Spronck (va Wöllem)

Leentje van de Scheef uit Gronsveld en haar leefste (vriend) uit Keer liepen op de Hèlwieëg langs een veld met boeëngierde (bonenstaken). Opeens zei de jongeman uit Keer tegen Leentje “Loup mer doer, iech m`t miech effe ziette”(behoefte doen). Toen Leentje verder liep, sprong er plotseling een grote wolf van achteren tegen haar op. Die wolf trok de witte sjaal van haar nek en verdween toen weer direct. Hevig geschrokken zette Leentje het op een lopen. Kort voor Gronsveld werd ze ingehaald door haar vriend. Die was hevig verbaasd toen hij hoorde wat er gebeurd was. Hij zei dat hij niets gezien of gehoord had. Maar toen zij thuisgekomen met een zoen van haar vriens afscheid nam, zag Leentje dat hij witte draadjes tussen zijn tanden had. Toen wist ze dat haar vriend uit Keer een weerwolf moest zijn. Het was het einde van de verkering.

Behalve een zakdoek werd en weerwolf ook wel een klosje garen toegeworpen. Ook dan kreeg je tijd om te vluchten, omdat een weerwolf zich in dat geval gedwongen voelde het van het klosje garen geraakte garen weer om het klosje te winden.

Stuipen op het lijf
De methode die in veel verhalen wordt gebruikt en het beste zou helpen om de weerwolf te verjagen, was het maken van een kruisteken of het vastpakken van het kruis van de rozenkrans. Daarmee joeg je de weerwolf, die immers bezeten was van de duivel de stuipen op het lijf.
Een voorbeeld van een verhaal waarin de rozenkrans is gebruikt om de duivel te verjagen is het ‘waar gebeurde’ verhaal dat Guus Sluijsmans uit Margraten heeft meegemaakt en in 1971 heeft opgeschreven in ‘Oet de Riestepot’:

Guus woonde in die tijd in Margraten tegenover de put aan de Sprinkstraat 2. Zij hadden behalve een kleermakerij ook een café met biljart. Guus was twaalf jaar toen hij op een zondag na de hoogmis met de grote mannen mee mocht doen met biljarten. Terwijl ze bezig waren, kwam een onbekende man het café binnen. Die vroeg nadat hij bij de vader van Guus een glas bier had besteld of hij het biljart mocht gebruiken om een kunstje te laten zien. Guus zijn vader en de biljarters vonden dat goed. De man legde een zwarte bal op het biljart ter dikte van een biljartbal en ging weer aan zijn tafeltje zitten. Daarna vroeg hij aan de vader van Guus een grote ‘koffietas’ die hij door een van de biljarters omgekeerd op de bal liet zetten. Nadat dit was gebeurd, zei de vreemde man dat hij het kunstje zou doen, als iemand hem een ‘grossje’ (Duits geld ter waarde van 6 cent) gaf. De biljarter deed dat. “Zo, zei de man, “til nu het kopje maar op”. Tot verbazing van iedereen in het café lagen er, in plaats van de ene grote bal, drie kleine ballen onder het kopje. Voor nog een ‘grossje’ toverde hij daarop de drie kleine ballen weer terug in de ene dikke bal.
Terwijl hij nog steeds aan zijn tafeltje zat, vroeg de vreemde man of iemand hem een ‘krêntsje’ (30 cent) wilde geven voor een groter kunstje. Nadat hij dat geld had ontvangen, begon de bal, zonder dat iemand hem aanraakte, over het biljart te lopen. Hij viel van het biljart af, rolde over de vloer, langs de muur omhoog en viel daarna met een plof weer terug op het biljart.

Vlak voordat hij met dit laatste kunstje begon, was Sjang, inwoner van het dorp, het café binnengekomen. Nadat de bal op het biljart tot stilstand was gekomen, vroeg deze aan de kunstenmaker: ‘Doot dier dat nog ins’ (Doet u dat nog eens). Op dat moment sprong de vreemde gast wild op, griste de bal van het biljart en rende als een bezetene de deur uit. Iedereen in het café keek stomverbaasd naar Sjang en wilde van deze weten waarom hij de vreemde man gevraagd had de kunst nog eens te doen. Maar Sjang antwoordde: ‘Ao, ’t ès nieks, breeng miech mer e glaas beer’ (O, het is niets, breng mij maar een glaasje bier). Niemand durfde toen door te vragen.
Op een avond een aantal weken later toen Sjang er weer eens was, vroeg de vader van Guus hem op de man af: “Sjang zègk miech toch ins, wat op die noon gebäörd ès?”En toen kwam het relaas. Hij vertelde: “Toen die vreemde man het krêntsje had ontvangen, en de bal begon te rollen, keek ik naar hem en zag een duivelse blik op zijn gezicht, die ik nooit vergeten zal. Uit angst stak ik mijn hand in mijn broekzak en greep het kruis van mijn rozenkrans. Op dat moment vroeg ik: : ‘Doot dier dat nog ins’ (Doet u dat nog eens). Dat is alles.

Ten slotte
Volksverhalen over weerwolven zeggen weinig over hoe mensen vroeger leefden, maar laten wel iets zien over de emoties en angsten van gewone mensen in een dorp als Cadier en Keer. Ze maken ook duidelijk hoezeer geloof en bijgeloof met elkaar verweven waren: de mensen wisten best dat er in de meeste verhalen over weerwolven veel bijgeloof te pas kwam, maar toch geloofden ze erin.

Behalve verhalen over heksen (zie het artikel in de Keerder Kroniek Dansen met de duivel , blz. 97) en over weerwolven, zijn er in ons dorp, door de jaren heen ook nog andere ‘sterke’ verhalen verteld. In een volgend jaarboek zal daarop worden ingegaan.

Geraadpleegde literatuur:

 Rijckheyt: Wolvendal. 2006
• Purnot, Jo: Dat daank tiech de koekoek. Keerder Kroniek IV.4
• Ter Laan, K.: Folklore en volkswijsheden in Nederland en Vlaanderen. 2005
• Lakmaker, Fieke: Pleunis, Theo en Purnot, Jo: Weerwoven en dwaallichten. Grueles december 1987.
• Sluijsmans, Guus: Twee ongeloofwaardige verhalen uit Margraten, die toch waar gebeurd zijn! Oet de Riestepot, 25-12-1971
• www.VlaamseVolksverhalenbank.be; Vlaamse Volksverhalenbank; 1.6 Weerwolven
• Wapedia. Wiki: Waerwouf in Dalhem
• www.mergellandschaap.nl/historie

 

 

 

Gebruikers
5
Artikelen
2075
Artikelen bekeken hits
9842635

Today 10

Yesterday 55

Week 127

Month 1047

All 189086

Currently are 9 guests and no members online

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME