Het geloofsleven
Een merkwaardige genezing
door Simon Peters
Wat te denken bijvoorbeeld van de merkwaardige genezing van onze dorpsgenoot Sjef Vaessen, die begin 1946 op achtjarige leeftijd na het drinken van bronwater uit Banneux en na een novene tot de Maria der Armen op raadselachtige wijze herstelde van een levensbedreigende bloedziekte?
In bijgaand artikel zullen we eerst de informatie over deze gebeurtenis, zoals gepubliceerd in een tijdschrift van het Banneux-secretariaat in Maastricht, presenteren. Vervolgens zullen we verslag doen van het interview, dat we met de hoofdpersoon Sjef Vaessen hebben gehad: hoe kijkt hij zelf terug op zijn jeugdervaring?
Sjefke Vaessen
In bovengenoemd tijdschrift, gedateerd april 1946, lezen we het volgende:
Een merkwaardige genezing
Begin december van het vorig jaar werd het achtjarig zoontje van Dhr. Vaessen uit Cadier en Keer ziek. De dokter constateerde geelzucht. Langzamerhand verergerde de toestand. Op 8 Januari werd Jefke Vaessen naar het ziekenhuis Calvariënberg te Maastricht overgebracht. De patiënt bleek te lijden aan een zeer ernstige bloedziekte. Herhaaldelijk traden hevige bloedingen op. De zieke ging zodanig achteruit, dat hem de laatste H.H. Sacramenten moesten worden toegediend. Zondag 20 Januari was de toestand uiterst critiek geworden. Van medische zijde kon men geen hoop meer geven. Het einde was ieder ogenblik te verwachten. Begrijpelijkerwijs was de vader radeloos, toen hij zag, dat de menselijke wetenschap niet in staat was zijn kind te redden. Reeds vroeger had hij twee kleine kinderen verloren en nog geen jaar geleden was zijn oudste jongetje bij een auto-ongeluk om het leven gekomen. Nu stond de dood weer dreigend gereed om zijn tweede zoontje mee te nemen. Toch bleef dhr. Vaessen hopen tegen alle hoop in. Als de dokters zich machteloos verklaarden, dan was er toch altijd Iemand, die meer kon doen dan de mensen ...
Diezelfde dag was er in Maastricht een bijeenkomst van de propagandisten van de Maagd der Armen uit Zuid-Limburg bij gelegenheid van de verjaardag der verschijningen in Banneux. Ook Abbé Jamin uit Banneux was hierbij aanwezig, evenals op de grote propaganda-avond, waar voor het eerst de nieuwe Banneux-film "Mijn Hostie" vertoond werd.
De volgende morgen kwam dhr. Vaessen, nadat hij de avond en de nacht had doorgebracht in het ziekenhuis, zonder toedoen van derden, plotseling op de gedachte zijn toevlucht te nemen tot de Maagd der Armen. Hij begaf zich naar het Secretariaat der Internationale Gebedsunie waar men hem water gaf uit de bron van Banneux, door O.L. Vrouw aangewezen "voor de zieken".
Vol vertrouwen ging de vader naar het hospitaal en men slaagde er met enige moeite in zijn zoontje enkele druppels te laten drinken. Toen dhr. V. op het Secretariaat terugkeerde, verklaarde Abbé Jamin, van wiens aanwezigheid hij niets afwist, zich bereid met hem mee te gaan naar Calvariënberg. Zijn eerste indruk, toen hij den kleine zieke zag, was, dat deze inderdaad op sterven lag. De jongen had de reutel in de keel en alles wees er op, dat het niet lang meer zou duren. De priester stelde voor een novene te beginnen ter ere van O.L. Vr. van Banneux, opdat, - zo werd het uitdrukkelijk geformuleerd - door Haar voorspraak een nieuw bewijs mocht worden geleverd voor de werkelijkheid van haar verschijningen. Na de handoplegging, die bij de ziekenzegening te Banneux gebruikelijk is, richtte de jongen zich een ogenblik op en sloeg de handen tegen elkaar. Geen enkele bloeding heeft er daarna nog plaats gehad. Reeds dezelfde middag leverde het onderzoek een gunstig resultaat op. De dodelijke bleekheid begon plaats te maken voor een normale gelaatskleur. Ook 's anderendaags bleef de beterschap aanhouden en alles wees er op, dat het gevaar was geweken.
Ofschoon de dokters zeer gereserveerd bleven, was toch de algemene opvatting van degenen, die het geval van dichtbij hadden meegemaakt, dat het gebed tot O.L. Vrouw van Banneux hier op buitengewone manier was verhoord geworden. Nog vóór het einde der novene was iedereen ervan overtuigd, dat de gevraagde genezing inderdaad was verkregen.
Toen dan ook op 28 Februari door Rector Jamin in de parochiekerk van Cadier en Keer, na het ontslag van Jefke uit het ziekenhuis, een plechtige Hoogmis van dankzegging werd opgedragen, was vrijwel het gehele dorp bij deze plechtigheid aanwezig.
Sindsdien is de genezing volkomen constant gebleken. De bijzondere omstandigheden, waaronder ze heeft plaats gehad, leken ons reden genoeg om er enigszins uitvoeriger op in te gaan en daardoor het vertrouwen op de Maagd der Armen te bevorderen.
Op 14 Mei jl. togen wij, Jo Purnot en Simon Peters, naar de Meussenhof om Sjef Vaessen te interviewen over zijn merkwaardige genezing. We werden gastvrij ontvangen door een krasse, vriendelijke en communicatieve zeventiger, die ons graag van dienst was. Boeken, brochures, artikelen, foto's: alles wordt uit de kast gehaald.
Eerst ging het gesprek vooral over de familie Vaessen. Zijn vader Jacques Vaessen (1908-1985), veehouder op de Meussenhof, was getrouwd met Maria Gilissen (va Tossing) (1905-1983). Zij kregen acht kinderen: de meisjes Elly, Lily en José en de jongens Juulke, Sjef, Marcel, Willy en Jacky. Verder werden in het gezin nog een levenloos jongetje geboren en een meisje dat slechts een week oud werd.
Juulke bij de paarden
Het ongeval van zijn twee jaar oudere broertje Juulke herinnerde Sjef zich nog levendig. Juulke was gek op paarden en ondanks zijn jeugdige leeftijd galoppeerde hij vaker op een paard door het dorp. Totdat het misging. Op 14 april 1945, de oorlog was al afgelopen, sloeg zijn paard op hol en rende vanuit de Kerkstraat pardoes de Rijksweg op. Daar werden paard en ruiter geschept door een toevallig passerende Amerikaanse legerjeep. Juulke overleefde de aanrijding niet.
Wat herinnert Sjef zich van wat hem overkomen is toen hij acht jaar was? Niet zo veel. Ja, dat hij in het ziekenhuis heeft gelegen. En dat hij scherpe pijn in zijn neus(gaten) had, waarschijnlijk vanwege de wattenproppen. Maar voor de rest? “Je bent nog zo jong, nietwaar?” En wat hij zich zelf herinnert is vaak moeilijk te onderscheiden van wat zijn ouders, zijn familie, de dokters achteraf allemaal verteld hebben. Hoe betrouwbaar zijn je herinneringen?
Zo weet hij bijvoorbeeld pas uit latere mededelingen dat de dokter, waarvan in het verslag sprake is, ene dokter Leith was, huisarts in Heer.
Verder weten we dat de bewering in bovenstaand verslag als zou dhr Vaessen “zonder toedoen van derden” plotseling op de gedachte zijn gekomen zijn toevlucht te nemen tot de Maagd der Armen niet geheel juist is. In de berichten in het tijdschriftje Banneux O.L.V. lezen we namelijk dat een Keerse vrouw (i.c. Anna Vrijens, de echtgenote van Jenniske Daemen) hem dat aangeraden had. Maar dat weet Sjef alleen van wat hem later verteld is.
Ook het feit dat een der ziekenzusters, toen Sjefke enkele dagen van herstel achter de rug had, aan de directeur vroeg hem naar huis te laten gaan “omdat hij zich verveelde en ondeugend werd”, is iets wat hem pas achteraf verteld is, als een leuke anekdote waarschijnlijk.
Zelfs de vraag welke ziekte hij precies gehad heeft valt moeilijk te beantwoorden. Ja, er was sprake van een bloedziekte. Maar over de aard van deze bloedziekte tasten wij in het duister. Medische dossiers uit die tijd zijn moeilijk te achterhalen. In de door ons geraadpleegde berichten over zijn ziekte wordt soms gesproken over hevige neusbloedingen, soms ook wordt de term ‘zware leukaemie/leukemie’ gebruikt. Dit laatste lijkt nogal onwaarschijnlijk. Maar misschien werd met deze term in 1946 iets anders bedoeld dan nu.
Sjef aan het werk bomen te rooien op de Groenerein. Op de voorgrond zijn baas Sjeng (va Frèns) Brouwers
Naar Banneux
Wel herinnert Sjef zich goed dat hij na zijn genezing samen met zijn ouders met een bus naar Banneux is gegaan en dat hij in misdienaarskleren in de stoet voorop mocht lopen en bloemen mocht strooien bij het Maria-beeld. Ja, dat was leuk. Daarna is hij elk jaar naar Banneux gegaan, tot hij in militaire dienst moest. Bij een van die bezoeken heeft hij zelfs de eer gehad Mariette Beco, het meisje dat in 1933 acht verschijningen van de H.Maagd Maria zou hebben gehad, de hand te drukken. In die tijd – we spreken over de vijftiger jaren – ging men vanuit Cadier en Keer minstens één keer per jaar op bedevaart naar Banneux; gemeenteambtenaar Rie van de Ven was een van de organisatoren. Of Sjef, net als zijn vader, wel eens op kerstavond te voet naar Banneux is geweest, is het antwoord negatief: nee, dat heeft Sjef nooit gedaan.
Staande vanaf links: 2e Mw. Spronck, 3e Marian Heusschen (van ’t Hèske), 4e Anna-Schreurs-Toorens, 5e Maj Brouwers-Schreurs, 6e Helena Huntjens-Schreurs, 9e Lies Spronck, 10e Pierre Hornesch, 12e Madam Ackermans, 14e Marieke Vervullens (Marieke va de begiène).
Zittend 6e vanaf links: Nèt Schreurs
Ten slotte
Hoe kijkt Sjef achteraf terug op wat er toentertijd met hem gebeurd is? Denkt hij dat er toen iets wonderbaarlijks heeft plaats gehad, immers de zusters in het ziekenhuis, waaronder de hoofdzuster Joachim, spraken van ‘een wonder’? Op deze vraag kijkt Sjef ons glimlachend aan. Voor hem is het een kwestie van geloven, en Sjef is een gelovig man, die regelmatig ter kerke gaat. Hij is ervan overtuigd dat er toen iets bijzonders is gebeurd. In zijn kamer hangt een kruisbeeld en op de kast prijkt een mooi, wit beeldje van O.L. Vrouw van Banneux, de Maagd der Armen.
- Banneux O.L.V. Uitgave der sectie Nederland van de intern. gebedsunie van Banneux 1e jg. nr. 11(aug.1946); 10e jg. nr. 1 (okt.1954); 14 jg. nr. 1 (okt. 1958); 14e jg. nr. 7 (mei 1959); 16e jg. nr. 5 (febr. 1961); 22e jg. nr. 1 (okt. 1966)
- Leo Olivers, Banneux op de voet gevolgd (1933-1983)Maastricht 1982