Keerder dialect
Is het pestoer of pesjtoer?
door Jo Purnot
Voor niet-Limburgers zijn de belangrijkste kenmerken van ons dialect: de ‘zachte g’, het ‘zangerige’ en de sj-klank in woorden waar in het Nederlands ‘sch’ gebruikt wordt (schoenen - sjoon, school – sjoel). Die sj-klank vinden we ook terug in vele andere woorden. Tenminste in de spreektaal, want als men in het dialect gaat schrijven dan wordt de sj-klank nog wel eens vergeten.
Dialect-teksten
De vastelaovendstiêd is bij uitstek de periode waarin het dialect aan haar trekken komt. Het LVK (Leedsjeskonkoer) levert tientallen nieuwe carnavalsliedjes op. Daarbuiten zorgen ook de meeste Carnavalsverenigingen voor een eigen carnavalsschlager. In ons dorp was dat afgelopen jaar ‘e fluetsje, e fluetsje, e fluetsje van ‘ne cênt’; tekst en muziek van Jack Janssen. Prima, want vastelaovend en dialect hebben veel met elkaar gemeen, het zijn beide uitingen van een stuk Limburgse cultuur. Trouwens ook bij emotionele gebeurtenissen zoals geboorte en overlijden maakt men, op geboortekaartjes en gedachtenisprentjes, steeds meer gebruik van de eigen mojersjtaol (moedertaal) en voor velen in ons dorp is dat nog altijd het Keerder dialect.
Pesjtoer in de optocht
Ook in de carnavalsoptocht van afgelopen jaar waren bijna alle teksten in het dialect. In deze optocht werd nogal wat aandacht besteed aan het feit dat onze parochie in een pastoorloos tijdperk verkeerde. Wat daarbij opviel was dat alle groepen moeite bleken te hebben met de dialectschrijfwijze van het Nederlandse woord ‘pastoor’. Want de carnavalisten gebruikten, wellicht onbedoeld, niet de Keerder versie pesjtoer, maar de Maastrichtse pestoer. Wat een Pietje precies zullen velen denken. Wat maakt dat nu uit, die ene letter! Ik zal het proberen uit te leggen.
Carnavalswagen in de Keerder optocht van 2005
De Panninger-linie
De charme van de Limburgse dialecten is dat bijna alle dorpen een aantal eigen dialectkenmerken hebben. Kijk ons boek Ós Keer, ‘ne tiêd truuk (blz 121) er nog maar eens op na.
Die klankafwijkingen zijn zeer divers en zijn niet altijd even gemakkelijk aan te geven. Er zijn echter enkele uitzonderingen. Eén daarvan vinden we terug in het woordje pesjtoer. Want er loopt een grens door Limburg van zuid naar noord, van Eijsden tot Panningen en dan verder naar Tegelen en Venlo. Aan één kant (links) van deze lijn zegt men pestoer, smaere (smeren), sloeën (slaan) en aan de andere kant (rechts) pesjtoer, sjmaere en sjloeën. Zo zeggen ze links van de klanklijn in Maastricht, Borgharen, Bunde, Geulle, Stein, Roosteren, Grathem en verder naar boven stap, slaope, smaal, snéi-je, op zijn Nederlands. Maar de plaatsen rechts van die lijn zoals Eijsden, Gronsveld, Heer, Meerssen, Beek, Sittard, Echt, Roermond gebruiken sjtap, sjlaope, sjmaal, sjnéi-je, de Duitse versie. Zie het kaartje hierna.
Het zuidelijk gedeelte van de Panningerlinie
Kortom, wil je in het Keerder dialect schrijven, vraag je dan af: hoe spreek ik het woord uit? Zet het op papier en lees dan nog eens hardop exact wat er staat. En dan zegt de Maastrichtenaar: slech (slecht) of staampe (trappen), maar de Keerdenaar sjlech en sjtaampe. Dus in de carnavalsoptocht volgend jaar niet meer pestoer, maar pesjtoer.
Literatuur:
De Chinezen van Nederland, Jan G.M. Notten
Naschrift van de redactie:
Keerdenaren die in dialect willen schrijven, of het nu gaat over Carnavalsteksten of andere teksten, kunnen zich te allen tijde voor hulp of informatie wenden tot de Historische Kring.