Keerder dialect

De roes van de erm lùi-j (de roos van de arme mensen)
De huëlentaer (vlier)
door Jo Purnot

Onze Historische Kring wil de aandacht vestigen op dialectwoorden die in de gevarenzone zitten, omdat zij zelden nog gebruikt worden. In het vorige jaarboek hebben wij een artikel gewijd aan de mêrkef (Vlaamse gaai). In deze bijdrage komt d’n huëlentaer (de vlier, sambucus nigra) aan de orde, een struik die in onze streek veel voorkomt. D’n huëlentaer wordt steeds vaker met zijn ‘Hollandse’ versie vlier aangeduid. Jammer, want dat is een verarming van onze taalcultuur.

 

D’n huëlentaer, een inheemse struik
D’n huëlentaer (vlier) komt in en rond ons dorp veel voor. Let maar eens op: waar nietele (brandnetels) staan, staat vaak ook ‘ne huëlentaeresjtroek (vlierstruik). Dat is niet vreemd want beide houden van vocht en stikstof. De struik is meestal niet aangeplant omdat de vogels voor verspreiding van de zaadjes zorgen. Voor onze gevleugelde vrienden zijn de vruchtjes van d’n huëlentaer een delicatesse. Ook heeft de struik geen verzorging nodig. Wanneer men hem zijn gang laat gaan, kan hij zeven tot acht meter hoog, een meter of vier breed en wel veertig jaar oud worden.
In bloeiende vorm is het een prachtige struik, die een fijne geur afgeeft, daarom heeft hij de bijnaam: roes van de erm lùi-j (roos van de arme mensen).

De dialectnaam
De dialectnaam huëlentaer schijnt een Oud-Duitse oorsprong te hebben, namelijk holuntar; een benaming die in het tegenwoordige Duits is verbasterd tot Holunder.
Sommige ouderen onder ons zullen met enige weemoed terugdenken aan de Duitse hit uit de jaren vijftig “Weisser Holunder, er blühte im Garten” van de zangeres Lolita, een Engelse wals die toen in menige jukebox te vinden was.
Over de oorsprong van de naam holuntar doen verschillende verhalen de ronde. De meest simpele is dat het een samenvoeging is van de woorden hol en tar, waarbij tar staat voor boom. Deze naam zou dus zijn gegeven vanwege zijn zeer kenmerkende holle, met wit merg gevulde, takken. Daarom wordt het hout van de takken in het Keerder dialect voêl haot genoemd, omdat het hout waardeloos is, dus niet te gebruiken om de kachel mee te stoken.

2008blz73

Vlierstruik in bloei

D’n huëlentaer als geneesmiddel
In de bleuj (bloesem) van d’n huëlentaer zit vluchtige olie die de zweetklieren prikkelt. Daarom is de thee van vlierbloesem een remedie tegen verkoudheid en koorts. Advies: de gedroogde witte bloemetjes overgieten met heet water, eventueel nog een beetje citroen toevoegen, opdrinken en dan zwetend onder de dekens.
Er zijn mensen die de thee ook een bloedzuiverende werking toedichten; het zou dus ook een middel tegen reuma kunnen zijn.
Verder verfden onze voorouders hun haren met het sap van de zwarte vlierbes. Ook staken voerlui takken van d’n huëlentaer onder ’t pieërdsgetuug (paardentuig) om zo de vliegen van de paarden te weren.

Uit: Troost der Zieken door Br. Aloysius (1922)

De bladeren van de Vlier als thee gedronken zijn een bloedzuiverend middel. Het aftreksel bevat 10-12 gram per ½ liter kokend water

Het aftreksel der vlierbloemen bevat 8-10 gram per ½ liter kokend water.
Vlierbloemen in melk gekookt, daarin een brok wittebrood geweekt en dit tusschen dunne linnendoekjes op branderige ogen gelegd, trekken spoedig alle brand eruit; ook oogwar wordt daardoor snel opgelost en genezen.

Vlierbladeren in melk gekookt, zijn heilzaam tegen roos; ze zijn bloedzuiverend en laxeerend. Gebruik: 1-2 tassen per dag.

Giftig
De groene delen van de struik, de bladeren en groene vruchten, zijn giftig. Zelfs de zwarte rijpe bessen in het najaar, die veel vitamine C bevatten, worden door sommigen nog gekookt om het eventuele gif te neutraliseren. Van die zwarte bessen wordt in ons dorp in verschillende gezinnen heerlijke jam gemaakt.

D’n huëlentaer in het volksgeloof
Onze bijgelovige voorouders hadden iets met d’n huëlentaer; zij dachten dat de struik over bijzondere krachten beschikte, omdat er de ziel van een godin in huisde. Deze beschermde het huis van de mensen die zo een huëlentaer bij hun woning hadden staan, mits zij er goed voor zorgden.
Vooral bij onze Oosterburen ging de mare dat in d’n huëlentaer huisgeesten woonden, waaronder Frau Holle. Deze laatste komt voor in verhalen van de gebroeders Grimm (rond 1820) en kan zowel een goede als kwade vrouw voorstellen.
Omdat men dacht dat een nimf of huisgeesten in de struik woonden, vonden onze voorouders het gevaarlijk om ‘ne huëlentaer om te hakken, dat zou tot ongeluk kunnen leiden. Kwam men er niet onderuit, dan moest men de struik toespreken: Vròw Ellehorn (Holle) gieëf miech eur haot, dan zal iech uuch van mien haot gieëve dat in de bösj greujt. (Vrouw Ellehorn geef mij uw hout, dan zal ik u van mijn hout geven dat in het bos groeit). Weduwen en wezen waren vrijgesteld, zij mochten ongestraft vlierhout gebruiken; zij waren immers al genoeg door het ongeluk (de dood) gestraft.
Ook was het voor een huwbaar meisje dat aan de man wilde komen verstandig om op de mei-j (naamdag) van de apostel Sint-Thomas (3 juli) bij ‘ne huëlentaer te gaan staan. Als ze dan een hond hoorde blaffen, wist zij uit welke richting haar toekomstige echtgenoot zou komen. Ook was het de gewoonte een dode een kruisje van huëlentaer in de zêrk (lijkkist) mee te geven.
In hoeverre deze voorbeelden van volksgeloof in ons dorp voorkwamen is niet bekend. Het feit is dat zulke verhalen en bijgeloven geen (taal)grenzen kenden en zich door de eeuwen heen over heel Europa verspreid hebben.

2008blz75

Rijpe bessen om jam van te maken

D’n huëlentaer als speelmateriaal
In het verleden stonden de mensen korter bij de natuur dan tegenwoordig. Dat begon al op jeugdige leeftijd. Een deel van de vrije tijd bracht de jeugd spelend in’t vêld (buiten het dorp) door. Als kinderen leerden ze dat de twijgen van d’n huëlentaer gevuld waren met kiès (witte merg). Ze peuterden ‘t kièshaot, zoals de tak hier genoemd werd, leeg en schraapten de binnenkant met een ander stokje glad. Het uitgeholde stuk tak kon dan als een proppenschieter dienst doen. De handigsten konden er zelfs een muziekinstrument (fluit) van maken. Dat laatste kostte iets meer tijd. Vandaar het woord flierefluiter. Wat betekent: iemand die de tijd neemt. Overigens, uit eigen ervaring weten wij dat naarmate ’ne huëlentaer ouder wordt het merg in de takken verdwijnt.

Wat vertellen de plantennamen ons?
Heeft de huëlentaer zijn naam wellicht te danken aan zijn kenmerk ‘holle tak’? Plantennamen vertellen ons vaak hoe onze voorouders tegen de functie en waarde van planten aankeken. Een paar voorbeelden:
Mensen in onze regio vonden het blijkbaar interessant dat de plant die overal langsop klimt in de winter groen blijft, daarom heet de plant hier niet klimop maar weentergreun.
In het Nederlands wordt de paardenbloem zo genoemd omdat de bloem voor paarden een lekkernij is. In Keer ligt de nadruk meer op het feit dat de plant stoffen bevat die de urineafvoer bevorderen, dus heet de paardenbloem hier piesblom.
In boerenwormkruid zitten bestanddelen waar wormen die zich vroeger in de darmen van kinderen nestelden niet goed tegen kunnen. Toch heet deze plant in het Keerder dialect kroedwösj, omdat het de belangrijkste plant is van het bundeltje van zeven bloemen/kruiden (kroedwösj) die op 15 augustus in ons dorp bij de Fatimakapel gezegend wordt. Onze voorouders gebruikten de kroedwösj om zich te beschermen tegen blikseminslag. Tijdens onweer gooide men hiertoe een stukje gezegende kroedwösj in de kachel.

Ten slotte
De dialectnamen van planten kunnen per streek of zelfs dorp verschillen. Is de naam in de ene situatie ontleend aan een kenmerk of vorm van de plant, een andere keer zegt de naam iets over het nut dat onze voorouders aan de plant toedichtten. Hoe het ook zij, de dialectnamen maken deel uit van het cultureel erfgoed van deze streek en zijn dus waard om behouden te blijven.

Gebruikers
5
Artikelen
2075
Artikelen bekeken hits
9843288

Today 22

Yesterday 55

Week 139

Month 1059

All 189098

Currently are 83 guests and no members online

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME