Ketelmuziek en mei-sjtieëke
door Jo Purnot
De tweede zondag na Pinksteren viert onze parochie bronkzondag. Sinds de 13e eeuw trekt dan de H. Sacramentsprocessie, in de volksmond de bronkprocessie, uit. De Jonkheid heeft altijd een relatie met de Bronk gehad en speciaal met de processie. Maar de Jonkheid was meer; zij speelde in onze vroegere dorpsgemeenschap een prominente rol, zeker als het te maken had met tradities. Over de Jonkheid en enkele van de tradities gaat dit artikel.
Op 4 juni 2000 werd door pastoor Jan van Frankenhuijsen sma de nieuwe Jonkheid van Cadier en Keer geïnstalleerd. Er was sprake van een heroprichting, want evenals in de omliggende dorpen was vroeger ook in Keer een Jonkheid actief. Maar na de Tweede Wereldoorlog zijn de activiteiten steeds minder geworden, zodat van een echte vereniging geen sprake meer was. Wat dat betreft heeft de Jonkheid in Honthem het een tijdje langer volgehouden. Uitgerekend aan een gehuwde oud-inwoner van Honthem (Jo Aarts) is te danken dat de Jonkheid in Keer weer nieuw leven is ingeblazen. Samen met Frenk Gilissen wist hij een aantal jongeren zover te krijgen dat ze een eeuwen oude traditie weer oppakten. Bij een eerste oproep meldden zich een veertigtal jongeren en werd gelijk een bestuur geformeerd dat geleidelijk het werk van de ‘oude rotten’ overnam. Het eerste bestuur werd gevormd door: Rob Beckers (kapitein), Jeoffrij Aerts (secretaris), Bert Vaessens (penningmeester) en de bestuursleden Roland Ubags, Rudy Ubags, Patrick Piters en Nico Fraats.
Tot de vaste activiteiten van de nieuwe Jonkheid behoren, zoals vanouds, assistentie bij parochiefeesten, het jaarlijks Keerder Festival, op bronkzaterdag versieren van het kerkplein en meetrekken in de bronkprocessie. Een nieuwe activiteit is het halen van de mei-den, althans in oude documenten komen we de mei-den in Keer niet tegen. Maar omdat het een activiteit is die in veel Zuid-Limburgse plaatsen plaatsvindt, is het niet onwaarschijnlijk dat dit in het verleden hier ook gebeurd is. In ieder geval wel op ’t Rooth, want er is nog een foto waar de Jonkheid voor de mei-den poseert.
Bij de mei-den van links naar rechts: Rob Beckers (kapitein), Griffin Janssen, pastoor J. van Frankenhuijzen, Tim Beijers, Fedde Beijers, Eric Pijls en Guido Coninx.
Tot de Jonkheid behoorden in principe alle ongehuwden vanaf een jaar of zestien. Een maximum leeftijd was er niet. Vroeger was de ongehuwde staat overzichtelijker dan tegenwoordig. Men woonde bij de ouders of, als die overleden waren, samen met andere ongehuwde broers of zussen, in het ouderlijk huis. Ongehuwd samenwonen of weer ongehuwd zijn na een echtscheiding kwam in onze dorpsgemeenschap voor de Tweede Wereldoorlog nauwelijks voor. Wel waren er nogal wat ongehuwde boerenknechten van elders, die hier bij een boer hun vast domicilie hadden gevonden. Zij raakten na een aantal jaren hier zo ingeburgerd, dat zij zich bij de Jonkheid aansloten. Als we de eerste ledenlijst (1887) van Keer bekijken, zien we dat bijna alleen mannen lid van de organisatie waren. Vrouwen waren blijkbaar alleen maar goed om papieren rozen te maken als gesierd moest worden. Lid bleef men tot op hoge leeftijd. Tot de taken van de Jonkheid behoorden assisteren bij kerkelijke activiteiten zoals de bronkprocessie en het huis versieren van de neomist (priester die zijn eerste H. Mis opdraagt). De Jonkheid had een rol als een nieuwe pastoor geïnstalleerd werd. Een andere belangrijke taak was als ‘dragers’ fungeren bij de begrafenis van een der leden. Om geld in kas te krijgen organiseerde de Jonkheid minstens een keer per jaar een konsaer (muziekweidefeest), waar buiten de muziek ook nog allerlei spelen werden gedaan. Verder zorgde de Jonkheid dat een aantal volksgebruiken in stand bleef. Enkele van die activiteiten zullen we hieronder de revue laten passeren.
De Jonkheid van ’t Rooth had zo haar eigen manier om hun voorman, de kapitein, te kiezen. Elk jaar op Oudejaarsavond kwam men in café Beuken bij elkaar om de kapitein te kiezen. Degene die al een keer kapitein was geweest, was onverkiesbaar. Toen er in de jaren vijftig van de twintigste eeuw steeds minder kandidaten waren, werd van dit principe afgeweken. In ieder geval was men ieder jaar weer verzekerd van een gezellige jaarwisseling.
Een aantal andere leden van de Jonkheid zorgde voor het inschieten van de Bronk op bronkzaterdag en het kamersschieten tijdens de processie als aan de rustaltaren de zegen werd gegeven. De Jonkheid van Honthem trok met een eigen vlag in de processie mee.
Het oudste document
In ons dorp is nog een oud klein opschrijfboekje bewaard gebleven waarin, tussen de fruitopbrengsten en de prestaties van de stier, enkele aantekeningen te vinden zijn van de Keerse Jonkheid in de negentiende eeuw. De eerste regels luiden: Boek der Jonkheid van Cadier en Keer Opgerigt den 29 junij …7 en tot captein door de meerderheid van stemmen gekozen T.H. Gilissen, tot secretaris E. Geelen, penningmeester E. Schreurs. Door reconstructie hebben we kunnen achtergalen dat het oprichtingsjaar 1887 moet zijn. Kapitein Toussaint Gilisssen is ruim dertig jaar oud, secretaris Egidius Geelen 40 jaar en de penningmeester Egidius Schreurs 52 jaar. Alleen de laatste blijft zijn verder keven ongehuwd. De secretaris trouwt in 1889 met Maria Henriëtta Schijns. Op de dag van het wettelijk huwelijk van kapitein Toussaint (30 januari 1890) wordt een nieuw bestuur gekozen. De Jonkheid kiest met 20 stemmen J.H. Brouwers als kapitein, H. Akens wordt penningmeester en E. Vliegen fungeert als secretaris.
Tossing Gilissen, eerste kapitein van de Jonkheid in 1887
Toen kapitein Toussaint Gilissen trouwde besteedde men 9 gulden aan een huwelijkscadeau. Verder vermeldt het kasboek dat 30 gulden voor een advocaat betaald moest worden.
De kosten voor buskruit voor het kamerschieten waren iedere keer weer een flinke aanslag op de kas, maar zo nu en dan kregen zij van zowel de burgemeester als de pastoor en kapelaan een rijksdaalder als bijdrage in de kosten. Andere inkomsten waren het entreegeld van het konsaer f 19 en de collecteschaal f 56,38. Wellicht dat de Jonkheid als dank voor haar inspanningen voor de parochie een keer in de kerk mocht collecteren. Ook werd een loterij gehouden, waar bijna de hele dorpsgemeenschap aan meedeed. De leden van de Jonkheid zelf moesten per jaar een kwartje inleggeld betalen. Omdat het de eerst bekende ledenlijst betreft (30 januari 1890) vindt u op het eind van het artikel de namen.
Ketelmuziek maken (hoùwe)
De sociale controle in een dorp was zeker tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw erg groot. Mensen in een kleine gemeenschap waren, meer dan tegenwoordig, op elkaar aangewezen. Daarom accepteerde men niet dat dorpsgenoten zich niet aan de gangbare regels hielden. Situaties als overspel, verbreken van de huwelijksbelofte, zeker als de aanstaande zwanger was, mishandeling binnen het gezin of dwaze huwelijksplannen werden niet geaccepteerd. Vaak volgde dan een publieke straf en werden de daders buiten de gemeenschap geplaatst. Een van de represailles was ketelmuziek maken (hoùwe, huile of vare)
Wanneer een weduwe of weduwnaar opnieuw in het huwelijk trad, werd bij het huis van een van de trouwlustigen door de Jonkheid gehoùwe. Allerlei gereedschap werd hierbij gebruikt, ketels, melkbussen, ijzeren karrenwielen. Men rammelde met kettingen, sloeg op deksels, als het maar een hels kabaal maakte. Het hoùwe begon de maandagavond nadat het toekomstig paar de eerste huwelijksaankondiging (roop) had gekregen. Tot ruim dertig jaar geleden (1970) vonden deze afkondigingen plaats op de drie zondagen voorafgaande aan het huwelijk, tijdens de hoogmis, vanaf de kansel. Het gebeurde nogal eens dat men dispensatie van de afkondigingen vroeg als men voor de tweede keer trouwden of als de aanstaande bruid hoogzwanger was. Of dat iets met hoùwe te maken had is te betwijfelen. Want een kleine gemeenschap met zijn strenge sociale controle bleef nauwelijks iets geheim. Zeker als men opnieuw wilde trouwen. Het hoùwe bij gelegenheden als een tweede huwelijk schijnt een oeroud gebruik te zijn. Waarschijnlijk wilde men in het verre verleden de boze geest van de jaloerse, overleden echtgeno(o)t(e) verdrijven. Sommigen zien het hoùwe een wraakoefening van de ongehuwden, omdat het vroeger immers moeilijk was om een goede huwelijkspartner te vinden. Als dan ook nog weduwen en weduwnaars zich op de huwelijksmarkt gingen begeven, werd de spoeling extra dun.
Vanaf eind negentiende eeuw kreeg het hoùwe een meer ludiek karakter, al kon het er soms erg grimmig aan toe gaan. Vanaf dan werd het hoùwe gebruikt om de weduwe of weduwnaar een paar tonnen zogenaamd huilbier af te troggelen. Het slachtoffer liet de jongelui een paar uur herrie maken en begon dan te onderhandelen. Wanneer men het over de “prijs” eens was, werd het hoùwe gestaakt en verlegde men de aandacht naar de buit. Wilde het slachtoffer niet onderhandelen of kwam men niet tot overeenstemming, dan kon het hoùwe dagen achterelkaar doorgaan. Bleef men het oneens, dan begeleidde men het bruidspaar op de huwelijksdag met ketelmuziek naar de kerk. Een schande waar men in de dorpsgemeenschap nog vele jaren over bleef praten.
Tot een jaar of dertig geleden (rond 1970) heeft dit stukje folklore, in ons dorp nog altijd plaats gevonden. Maar dat hoùwe niet altijd op prijs werd gesteld, vooral in de na-oorlogse tijd, blijkt uit het feit dat een van de notabelen van ons dorp die in de jaren vijftig van de twintigste eeuw, na het overlijden van zijn echtgenote, opnieuw in het huwelijk trad, de politie opdracht gaf het hoùwe te doen staken. Weinig gevoel voor traditie kon de weduwnaar niet worden ontzegd.
Dat hoùwe ook tot vervelende situaties kon leiden lezen we in de Limburger Koerier van 8 oktober 1888: “De rechtbank vonnist F.G. en E.H.J.V. uit Cadier en Keer ter zake belediging, het maken van ketelmuziek bij gelegenheid van een huwelijk tussen eene weduwe en een jonkman. De boetes waren f 20 en f 12, subsidiair 15 en 12 dagen hechtenis”. Waarschijnlijk hebben de eerder vermelde 30 gulden advocaatkosten die in het eerste optekenboekje staan hiermee te maken.
Over de processtukken hebben we nog niet kunnen beschikken. Wel weten we, dat in dat jaar op 11 mei 1888 Pieter Hubertus Bastin en Maria Clara Hubertina Pinkers trouwden. Zij was de weduwe van Mathijs Bessems, die veertien maanden eerder overleden was. De bruidegom was 36 jaar de bruid ruim twee jaar ouder. De veroordeelden waren waarschijnlijk de voorzitter en de secretaris van de Jonkheid: Toussaint Gilissen en Egidius Vliegen. Dat die situatie tot heel wat consternatie in het dorp geleid heeft, is wel zeker.
Van links beneden met de klok mee: Monic van Rijn, Esther Heijnens, Petra Beckers, Monique Piters, Rachelle Duijckers, Manon Pijls
Maar de Jonkheid van Keer wilde ook wel eens van twee walletjes eten. Toen op ’t Gehuuch (St. Antoniusbank) begin 1939 weduwnaar Joannes Leesens hertrouwde met Anna Duijzings waren ze er als de kippen bij om te gaan hoùwe. St. Antoniusbank was weliswaar gemeente Cadier en Keer, doch behoorde bij de parochie Bemelen, dus hadden de Keerdenaren daar eigenlijk niets verloeren. Maar de sjpas zal er niet minder om zijn geweest.
Ook dit jaar wordt weer op bronkzaterdag bij de kerk een mei-den geplaatst. In Keer heeft men de mei-den de Blasius-den genoemd. Sint Blasius is de tweede patroonheilige van de parochie en omdat bronkzaterdag praktisch altijd in juni valt, vond de Jonkheid de naam “mei-den” eigenlijk niet passen. Het den planten is een folkloristisch gebeuren dat in 2000 in ons dorp in ere werd hersteld. De den werd de eerste keer uit het dennebösjke van Theo Hogenboom aan ’t Gräötsje gehaald. Nu trekt men helemaal naar Epen.
Buiten de mei-den deed de Jonkheid ook aan mei-steken (aanbieden). Want vroeger werd ook bij personen de ‘mei-gestoken’. Tot in de negentiende eeuw werd in de nacht van 30 april op 1 mei bij huwbare meisjes door hun vereerders stiekem mei-je (boeketjes bloemen) achter de deurklink gestoken. Maar meisjes met een, voor de gemeenschap, bedenkelijke levenswandel vonden op 1 mei een vuile-mei aan deur of poort bevestigd. Een goed voorbeeld van een vuile-mei vinden we in de Keerder Kroniek 3e jaargang blz. 32, toen de Keerdenaren het niet eens waren met de kosterbenoeming van Jan Bergmans. Hij kreeg toe een vuile-mei aangeboden.
De mei-den bij de kerk
Zo werd tot voor de Tweede Wereldoorlog in deze contreien nauwelijks de verjaardag gevierd. Wel vierde men te tijde van het Rijke Roomsche Leven naamfeest op de kerkelijke feestdag van zijn of haar patroonheilige. Iedereen die Trui, Gertie of Gerda heette vierde haar naamfeest op 17 maart (Sint Gertrudis). Voor Joep, Jo, Zjozef, Zjeuf, Zjang of Zjèf was het twee dagen later naamfeest. Althans als Zjef niet naar de heilige Johannes de Doper was genoemd, want dan werd het naamfeest samen met alle Jean’s en Zjeng’s op 24 juni gevierd. De Merie’s, Mai-je en Maaria’s waren op 15 augustus aan de beurt. De avond van tevoren sprak men dan “plechtig “de feesteling toe: “Vanavond is d’n aovend en mörrege d’n daag, dat iech de mei sjtieëke maag”. In Gronsveld wordt de koning van de schutterij ook nog officieel de mei gesjtoeëke. Ook sjtoke kinderen wegkruisen de mei, als ze het corpus met veldbloemen versierden. In het verleden haalde men op bronk zaterdag groene takken uit de bossen die langs de straatkant geplaatst werden om de bronkprocessie op te luisteren, die takken werden mei-je genoemd. Als de bouw van een huis op hoogte is wordt de mei geplant, reden om een klein feestje te bouwen.
Tenslotte, op zaterdag 1 juni dit jaar (2002) gaat de Jonkheid weer een nieuwe mei-den halen in het Bovenste Bos. Als ze hier op zaterdagmiddag arriveren, wordt de oude boom die een jaar lang de kerktoren gezelschap heeft gehouden verloot onder de belangstellenden, of beter gezegd, tegen betaling mogen zij raden hoe lang hij is. Daarna hebben de gehuwde mannelijke Keerdenaren de dankbare taak de nieuwe mei-den recht te zetten. Een activiteit die gauw een paar uur en vele glazen bier in beslag neemt.
De leden van de Jonkheid in 1887:
Servaas Jaspers, Pieter Heusschen, Mathieu Meertens, Jan Everaerts, Jean Daemen, Jacques Bessems, Hubert Akens, Jean Brouwers, Pieter Roebroeks, Egidius Vliegen, Colla Schijns, Theodoor Willems, Casper Jaspers, Jean Schreurs, Jean Weusten, Pieter Weusten, Jean Lousberg, Hubert Jehay, Fred Vorage, Thomas Lousberg, Pieter Bessems, Mathieu Bessems, Marie Dobbelstein, Andreas Bessems, Pieter Bessems, Jean Vliegen, Trinette Vliegen, Frans Bessems, Jean Bessems, Jean Kicheler. Pieter Huijnen, Henri Brorens, Jean Vliegen, Jean Wauben, Theodoor Helands, Jean Essers, Willem Magermans, Hubert Schreurs, Jean Schreurs, Jean Bessems, Pieter Simons, Gerard Spronck, Pieter Schreurs, Pierre Fraats, Guilleaume Fraats, Jean Bischeroux, Caspar en Jean Fievez.
Met dank aan: Pierre Lemmens, Jean Beijers, Sjef Ubaghs, Piet Schreurs, Rachel Lemlijn en Harrie Mourmans.