Van boerendorpen tot forensenplaats
door Lei Haesen
In deze derde en laatste bijdrage wordt een beeld geschetst van de bevolkingsontwikkeling van Cadier en Keer vanaf 1828 (het ontstaan van de nieuwe gemeente) en kort aandacht besteed aan Honthem en 't Rooth.
Cadier en Keer na 1828
Na het vertrek van de Fransen (1814) werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigd onder het bestuur van Koning Willem 1.
Bij Koninklijk Besluit van 15 augustus 1828 werd de gemeente Cadier uitgebreid met Keer en Sint Antoniusbank en werd bepaald dat de gemeente voortaan de naam zou dragen van Cadier en Keer.
Nog eenmaal werd de (politieke) rust verstoord door de opstand in 1830 van de (katholieke) Zuidelijke Nederlanden, waaronder Limburg, tegen de (protestantse) Noordelijke Nederlanden. Van 1830 tot 1839 was geheel Limburg bij België, met uitzondering van Maastricht en St. Pieter. Ook de Maastrichtse bevolking wilde zich in meerderheid bij de Belgen aansluiten, maar in de stad lag een vnj sterk garnizoen en generaal Dibbets wist de stad in handen te houden van de Noordelijke Nederlanden. In 1839 werd de kwestie opgelost.
Limburg werd gesplitst in een Nederlands- en een Belgisch-Limburg met de Maas als grens.
In 1840 trad een periode van vrede aan die honderd jaar zou duren.
Deze lange tijd van vrede werd wel nog regelmatig verstoord door epidemieën en crises in de landbouw en later industrie. Dit weerspiegelt zich ook in de bevolkingsontwikkeling van ons dorp.
De nieuwe gemeente telde in 1829 544 inwoners en had een oppervlakte van 788 hectare. In het gehucht Sint Antoniusbank stonden in die tijd zes à zeven woningen. In 1820 bijvoorbeeld verbleven in zeven huizen 35 personen (14 weerbare mannen, 12 vrouwen en 9 kinderen). Vanaf 1840 tot heden zijn betrouwbare gegevens beschikbaar van het aantal inwoners van de gemeente.
In 1840 was de situatie als volgt:
598 inwoners en 109 woningen
* Cadier: 215 inwoners en 40 woningen
* Keer: 335 inwoners en 58 woningen
* Sint Antoniusbank: 24 inwoners en 8 woningen
* verspreid (Blankenberg en Zangerij?): 24 inwoners en 3 woningen.
In de eerste helft van de negentiende eeuw is er nog sprake van een trage groei. Dat blijkt ook uit het geboorteoverschot. In de periode 1829-1850 werden 408 kinderen geboren en overleden 353 personen een jaarlijkse groei van 2 1/2 inwoner. In het derde kwart van die eeuw stijgt dit aantal naar 6 en in het laatste kwart naar bijna 8.
Naast het geboorteoverschot is het vertrek- of vestigingsoverschot bepalend voor het juiste aantal inwoners. Daarom vermelden wij in het overzicht hieronder het daadwerkelijk aantal in bepaalde jaren en gedurende een periode van honderd jaar. De gekozen jaren zijn niet geheel willekeurig genomen, waarover dadelijk meer. De peildatum is, op een enkele uitzondering na, steeds de laatste dag van het jaar.
1859: 619 (328 mannen-291 vrouwen en 116 woningen, inclusief 13 in Sint Antoniusbank).
1869: 648 (336 mannen-312 vrouwen/Cadier 273 en Keer 375)
1873: 642 (328 mannen-314 vrouwen)
1890: 691 (Cadier 211 en Keer 480)
1892: 738 (399 mannen-339 vrouwen)
1893: 811 (461-350)
1899: 804
1909: 929
1919: 1044
1928: 1178
1933: 1154
1938: 1296
1946: 1313
1958: 1634
Welke conclusies kunnen wij uit bovengenoemde gegevens trekken?
Wij vermelden de belangrijkste:
1. Tussen 1840 en 1947 werd het inwonertal ruim twee maal zo groot, een gemiddelde jaarlijkse toename van 1 %. De groei is echter aanzienlijk minder dan de bevolkingstoename in de provincie. Hier groeide de aantal inwoners in dezelfde periode met ruim 31/2 maal het oorspronkelijk aantal. Dit duidt er ook op, dat het karakter van het dorp (een agrarische gemeenschap) vrijwel ongewijzigd bleef, zeker wanneer wij rekening houden met het hieronder onder punt 4 vermelde.
2. De geringe groei tussen 1840 en 1859 is mede te verklaren door de gevolgen van een besmettelijke ziekte die in 1845 in ons dorp woedde en minstens 17, maar vermoedelijk rond 20 dodelijke slachtoffers eiste (zie Keerder Kroniek, jaargang 2, pag. 119-124).
En zoals vaker het geval is na een oorlog of epidemie, daalde daarnaast het aantal geboortes de daaropvolgende jaren. Werden in de drie voorafgaande jaren nog gemiddeld 22 kinderen per jaar geboren, in de jaren 1846-1848 daalde dit tot 12, een absoluut dieptepunt voor de gehele negentiende eeuw. De daling had waarschijnlijk tevens te maken met de toen heersende crisis in de landbouw (o.a. de aardappelziekte) die in ons land hongersnood en werkeloosheid tot gevolg had.
3. Ook de lichte daling die vanaf 1873 optrad, had voor een deel te maken met besmettelijke ziektes. In februari 1872 brak een roodvonk-epidemie uit en in augustus van hetzelfde jaar een tyfusepidemie. Twee maanden later waren 100 personen uit 40 gezinnen besmet met tyfus. Aan roodvonk overleden drie inwoners, aan tyfus minstens negen.
4. In het staatje valt nog iets op: de stijging na 1892. Een belangrijke oorzaak hiervoor was de stichting van twee kloosters in ons dorp:
de Sociéteit voor Afrikaanse Missiën (1893) en de Soeurs de la Miséricorde (1903). Met hun studenten en pensionaires zorgden de paters en zusters voor een grotere toename van de bevolking.
Het mannelijke geslacht was hier in aantal steeds het meest vertegenwoordigd (gemiddeld 20 tot 30 mannen meer dan vrouwen). Nadat de paters en studenten hun intrek hadden genomen in het Missiehuis, steeg het verschil tot meer dan honderd. Helaas voor de Keerder meisjes betekende dat geen grotere keuze bij het vinden van een huwelijkspartner.
5. De wereldwijde crisis in het begin van de jaren dertig, ingeleid in het najaar van 1929 door een geweldige beurskrach in New York en met 1932 als dieptepunt, leidde ook in onze plaats tot een daling van de bevolking. Datzelfde geldt voor de oorlogsjaren 1940-1944.
Eén groot verschil kan (nog) niet verklaard worden. Kijken wij daarvoor naar het aantal inwoners in het 'oude' Cadier en het 'oude' Keer in 1869 en 1890. In Cadier is sprake van een explosieve daling van het aantal inwoners (van 273 naar 211), in Keer juist van een explosieve stijging (van 375 naar 480). Aan de betrouwbaarheid van deze getallen mag in dit geval toch getwijfeld worden.
Forensenplaats
Tussen 1965 en 1972 werden 500 nieuwe woningen gebouwd. Het waren de jaren dat onze plaats het oude dorpsgezicht definitief zou verliezen en Cadier en Keer een forensenplaats werd.
Bouwactiviteiten aan de Gilissensteeg (Beatrixstraat) in 1968
Op 20 december 1965 verwelkomde de gemeente de 2000ste inwoner.
Bijna vijf jaar later, op vrijdagmorgen 25 september 1970 zag Ingrid in de Braek, dochter van Michiel in de Braak en José Fraats, als 3000ste Keerdenaar het levenslicht. De groei met 1000 inwoners in nauwelijks vijf jaar kende nog een andere oorzaak. Bij de annexatie van Heer door Maastricht op 1 juli 1970 werd een gebied van ca. 62 hectare met 388 inwoners (o.a. Huize St. Joseph) bij Cadier en Keer gevoegd. Deze grenscorrectie overigens gold niet voor de parochie. Deze bleef ongewijzigd. Zo hoort Huize St. Joseph nog steeds tot de parochie Heer.
Bij de opheffing van de gemeente Cadier en Keer op 1 januari 1982 was het aantal inwoners gegroeid tot 3909. De 4000ste werd niet meer gehaald. In 2002 stonden in Cadier en Keer 1429 woningen en telde de plaats 3777 inwoners (1939 mannen en 1838 vrouwen).
Uit de gegevens is verder te concluderen dat de groei van het woningbestand geen gelijke tred hield met de groei van het aantal inwoners. In 1840 stonden er 109 huizen en bedroeg het aantal inwoners 600, een gemiddelde van 51/2 bewoner per huis; in 2002 was dit gedaald tot 2,6 per woning. De oorzaken liggen voor de hand: de huidige kleinere gezinnen, nauwelijks of geen inwonende ouders (of omgekeerd gehuwde kinderen) of andere familieleden meer én ook geen inwonende dienstmeisjes of knechten.
Tussen 1965 en 1972 werden 500 nieuwe woningen gebouwd.
Honthem
Honthem is in de loop der eeuwen qua aantal inwoners vrij constant gebleven. Uit de reeds eerder aangehaalde gegevens moet deze kern, gelet op het aantal geboortes (doopsels), in de zeventiende en achttiende eeuw ruim honderd inwoners geteld hebben. In 1805 woonden er 131 personen. Anno 2002, bijna 200 jaar later, was dit aantal vrijwel ongewijzigd: 139. Cijfers uit de tussenliggende periode bevestigen dit beeld. Zo telde Honthem in 1840 127 inwoners, dertig jaar later 146 en in 1890 zelfs 158. Wel groeide het aantal woningen tussen 1840 en 2002 van 28 naar 50.
't Rooth
't Rooth hoorde bij Margraten, ook kerkelijk. Eerst op 15 november 1946 kwam op verzoek van de inwoners deze kern bij de parochie van de H. Kruisverheffing. Daarom beperken wij ons tot slechts enkele cijfers.
In 1796 stonden er 17 huizen en woonden er 96 personen (waaronder 31 kinderen beneden de twaalf jaar). Als 'opvallende' beroepen komen wij tegen: een wolspinner, twee schaapherders en een winkelierster.
In 1840 was het aantal woningen gegroeid tot 24 en telde 't Rooth 147 inwoners, in die tijd vergelijkbaar met Honthem. Door de mergelexploitatie daalde het aantal tot 12 huizen in 1980 en telde de gemeenschap 42 personen. Anno 2002 waren nog acht van deze huizen bewoond. Doordat van de bedrijfsgebouwen van een (voormalige) boerderij drie zelfstandige wooneenheden zijn gemaakt, telde 't Rooth dat jaar wel nog 11 woonadressen met totaal 37 bewoners.
Bronnen:
Gemeentearchief Margraten: Archief van de voormalige gemeente Cadier en Keer.
RAL: LvG, Archief schepenbank Cadier, inv.nrs. 9788, 9792, 9793 en 9835.
RAL: Frans Archief, inv.nrs. 1049 en 1062.
A.I. van der AA: Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 1841.
Fr. van den Hoven: Topografische Gids van Nederland (Amersfoort 1998) I.M. van de Venne: Geschiedenis van Heer, 1957.