door Jo Purnot
In de vorige Kroniek zijn we in het kort ingegaan op de plaats die het Keerder dialect inneemt ten opzichte van de omliggende dialecten. Ook in dit artikel zullen we enige verschillen tussen Keersj en andere dialecten onder de loep nemen. Maar eerst nog iets over de Limburgse dialecten in het algemeen.
De Limburgse dialecten vertonen onderling zowel grote verschillen als grote overeenkomsten. De verschillen zijn zo groot dat een Keerdenaar direct hoort of iemand uit Gronsveld of Margraten komt. De van oorsprong niet-Limburger valt deze dialect verschillen niet op. Deze hoort vaak alleen de overeenkomsten. Dat is niet alleen de zachte g, want die komt ook in Brabant en zelfs in Gelderland nog voor. Het is vooral de zinsmelodie, de intonatie, die opvalt. De Limburger zingt. Hij neemt dit zangerige ook over als hij Algemeen Nederlands (AN) spreekt. In de jaren zestig en zeventig probeerden vele Limburgse jongeren die “boven de Moerdijk” studeerden, de zachte g of het zangerige af te leren. Het eerste lukte vrij snel, voor het laatste was veel meer tijd nodig. Gelukkig mag je nu weer laten horen waar je wieg heeft gestaan. De meeste mensen zouden echter verbaasd opkijken als een nieuwslezer met een Limburgs accent het NOS journaal zou presenteren, maar dit zou ook gelden voor een sterk Amerikaans of Achterhoeks accent.
In de vorige Kroniek hebben we reeds geconstateerd dat dialect lezen, zelfs voor veel dialectsprekers, erg onwennig en dus niet gemakkelijk is. Enige inspanning en oefening zijn nodig, maar daarna gaat het van een leien dakje. Daarom: als u de onderstaande drie alinea’s een paar keer doorneemt, bent u al een heel eind
De sleeptoon
De Limburger spreekt de klinkers en tweeklanken kort, halflang of soms uitzonderlijk lang uit. Het kort uitspreken noemen we de stoottoon. Het (half)lang uitspreken heet de sleeptoon. De stoottoon komt in het Algemeen Nederlands (AN) meer voor dan in ons dialect. Voorbeeld: De ie van muziek (AN) is kort, in het Keersj plat is de ie in meziêk lang. De sleeptoon (lange klank) wordt aangegeven door het teken accent circumflex (^). Nog enkele voorbeelden waarbij in het Algemeen Nederlands de klinker met de stoottoon (kort) wordt uitgesproken en in het Keersj met de sleeptoon (lang): bal (AN) – bâl; val (AN) – vâl; hand (AN) – hând; vel (AN) – vêl; geld (AN) – gêld; bol (AN) – bôl.
In veel dialectteksten wordt de sleeptoon niet aangegeven, omdat de dialectspreker dit van nature aanvoelt. Toch hebben we binnen de werkgroep Dialect besloten wel de sleeptoon aan te geven met het ^-teken, omdat hierdoor het verschil in uitspraak met de omliggende dialecten beter tot uitdrukking komt.
De naslag
Buiten de sleeptoon komen we in veel Limburgse dialecten, en vooral in het Keerder dialect, nog een fenomeen tegen, de zogenaamde naslag. Voorbeelden vinden we in Keersj plat bij woorden met de letter ie zoals kieëtel (ketel), ieëzel (ezel), mieëte (meten) en pieëper (peper). Vaak zijn dat woorden die in het Algemeen Nederlands (maar ook in het Maastrichts dialect) een open e hebben. Ook bij de letter oe horen we vaak die naslag, zoals hoeëpe (hopen), oeëve (oven), koeëke (koken) en boeëter (boter). Vaak zijn dat woorden die in het Algemeen Nederlands (maar ook weer in het Maastrichts dialect) een open o hebben.De naslag wordt dus aangegeven door de laatste klinker te verlengen met de letter e + trema (ë). Nog enkele voorbeelden Bieëmele (Bemelen) , wieërd (waard), pieërd (paard), wieëg (weg) en sjwieëgel (lucifer), maar ook loeët (lot), koeërsj (korst) en zoeëg (zeug).
Kortom, er is in het Keerder dialect een duidelijk verschil hoe we de ie uitspreken in diek (dik), diêk (dijk) en dieëke (deken). Voor de oe geldt hetzelfde in soeker (suiker), kroêk (kruik) en koeëk (kokkin).
Lange klinker ae
In ons dialect komt de klinker ae vaak voor. Deze klank komt overeen met militair (AN), ordinair (AN). Een paar voorbeelden: aend (eend), baer (beer), gewaes (geweest), kael (keel), laer (leer), mael (meel), paer (peer), praek (preek), sjaele (schele), vaer (veer), waer (weer). Het zijn allemaal woorden die in het Algemeen Nederlands én in het Maastrichts een ee-klank hebben. Maar we komen in het Keerder dialect ook nog andere ae-woorden tegen: aetsje (azijn), draeger (drager), jaeger (jager), konsaer (concert), kwaeke (kwaken), maedsje (meisje), sjaemde (schaamte). Tot nu toe heb ik in Keerder dialect 103 ae-woordjes geteld; het zullen er zeker nog meer zijn.
Er is ook een artikel over het gebruiken van verkering en huwelijk.
‘ne oùwe bok lös gieën e gruen blaedsje
- ’n oudere man is niet afkerig van een jonge vrouw
e liêk en ’n broêt motte alle twie ’t hoês oêt
- na de huwelijksbelofte moet snel getrouwd worden
géin broêlof zoe kléin of ze brink wir éin
- uit een bruiloftsfeest ontstaat vaak een nieuwe bruiloft
eder menneke haet waal e woùve-ténneke
- zelfs een goede echtgenoot heeft wel een slechte eigenschap
e niêjmesjíjn en ’n vroùw mòste neet oêtliêne
- wees zuinig op je echtgenote
ieërsj puûn en lek, dan knúppel en sjtek
- na rozengeur en maneschijn komen ook andere tijden
tekskes mòste bùige es ze joonk ziên
- ’n man moet een jong meisje zoeken
kort beej ’t voùwer wèi-je de keu neet gieën
- meisjes willen liever wat verder van huis verkering hebben
oùwsjeure branne hêl
- wanneer oudere mensen verliefd zijn, kan dat erg “heftig” zijn
es ’t wiete-broed op is begínne de kuërsjkes
- in het begin lijkt alles beter dan de werkelijkheid
es de kruub ’t pieërd naolúp wuërt de haver gojekoûp
- het is onverstandig als het meisje de jongen naloopt
beej ‘ne oùwe bok en ’n jóng mèt is eder jaor get
- uit een huwelijk tussen een oudere man en een jonge vrouw komen
snel veel nakomelingen
hieë troùwt neet ’t blaedsje méh ’t guûtsjke
- hij trouwt niet de vrouw maar haar bezittingen
flûitende vrollùij en sjtâmpende pieërd ziên neet väöl wieërd
- kijk uit voor vrouwen die zich uitbundig gedragen
ze hoof de sjollek mer aan de sjtiel te hange
- gezegde als een vrouw een weduwnaar huwt
achter ’n oùwe hègkesjtek is ’t good sjùile
- gezegde als een jongere man een oudere vrouw huwt
d’n oùwe krijg nog baktan
- wanneer een oudere man nog “vreemde” streken uithaalt
’n vrollùi-j haor trèk miê es hoonderd ùs
- een vrouw kan veel gedaan krijgen
de kins bieëter op ‘ne zak vluû passe es op e gek wiêf
- deze waarschuwing krijgt ’n jongeman die met een “wilde” vrouw omgang heeft
Enkele moeilijke woorden:
baktan | kiezen | blaedsje | blaadje | |
broêt | bruid | gieën | graag | |
guûtsjke | twijgje om mee te slaan | hêl | hard | |
keu | koeien | kruub | voerbak | |
kuërsjkes | korstjes | liêk | lijk | |
mèt | geit | niêjmesjíjn | naaimachine | |
puûn | kusjes | sjeure | schuren | |
sjtiel | deurpost | tekskes | takjes | |
ùs | ossen | vluû | vlooien | |
voùwer |
hek dat toegang geeft,
gemaakt van palen en draad
|
woùve-tenneke | tand van een wolf |