Het kadaster (9)

E sjtökske Väörsjtraot
door Jo Purnot

Gedurende de negentiende eeuw tikte de Provincie het gemeentebestuur vaker op de vingers over het onderhoud van de wegen. Vooral de Dorpsstraat (Oondersjtraot) en Kerkstraat  (Väörsjtraot) waren een doorn in het oog van de provinciale overheid. Ook Rijkswaterstaat constateerde bij herhaling dat het in beide straten een aaneenschakeling was van waterpoelen, waarvan sommige ook dienden als mesthoop. Het was dus niet zo verwonderlijk dat in ons dorp regelmatig besmettelijke ziekten de kop opstaken. Tyfusepidemieën kwamen meerdere malen voor (o.a 1872). Mogelijk was zelfs de hoge kindersterfte voor een deel te wijten aan die onhygiënische toestanden. Daarom stelde de Provincie voor de poelen te dempen en voor het vee grote drinkbakken te bouwen. Het gemeentebestuur was daar mordicus tegen. Een belangrijk argument voor hen was dat zo een veeput "een vergaderplaats zou worden voor meiden en knechten, die daardoor het werk verzuimden”. Tientallen jaren bleef de Provincie er op hameren dat iets aan de poelentoestand moest gebeuren. Maar het gemeentebestuur was hardnekkig. De poelen bleven tot in de eerste decennia van de twintigste eeuw de straten ontsieren.

We sluiten aan bij het vorige kadasterartikel, ten oosten van de voormalige Keerder Kunstkamer (Kerkstraat 10). De percelen waar het in dit artikel over gaat liggen aan de zuidzijde van de Kerkstraat, het oude Cadier. Achter de percelen om liep de Achteromweg. Voor de aanleg van de Rijksweg in 1825 sloot deze weg aan op ’t Gruusselt. De weg liep voor een groot gedeelte evenwijdig aan de Dorpsstraat en de Kerkstraat, zodat de boeren gemakkelijk hun hoeswéi-je konden bereiken.
Met de Steenweg (Sjtieëwieëg) wordt uiteraard de huidige Rijksweg bedoeld. De Bessemersteeg is genoemd naar de eigenaar van een aangrenzende perceel (Bessems). Tegenwoordig heet deze straat de Pastoor Frissenstraat.
Van de toenmalige gebouwen die we op het fragment van de eerste kadastertekening (1842) tegenkomen is niet veel meer over. De laatste restanten zijn gesloopt bij de bouw van de nieuwe woningen op de hoek Burg. van Laarstraat-Kerkstraat. Daarom gaat het in dit artikel meer over de bewoners dan over gebouwen.

jrg4blz91

 

Sectie B nr. 515
De percelen B 515 en B 519 waren eigendom van het echtpaar Joannes Lemmens († 1847) en Catharina Daemen  († 1842). Van Joannes weten we dat hij landbouwer was en raadslid. Het perceel B 515 was afkomstig uit de nalatenschap van de (schoon) ouders Hendrik Daemen en Anna Vrancken. B 519 komt van de Vranken-familie. Dus oorspronkelijk moet het één grote boerderij zijn geweest, die door vererving was gesplitst. Overigens, Joannes en Catharina woonden er niet, want hun kinderen werden niet in Cadier maar in Keer geboren. Dat kan ook kloppen want aan de overkant van de straat (Keer, dus) hadden zij ook nog een boerderij liggen. De percelen 515 en B 519 waren aan elkaar vastgebouwd. Vanaf de straat gezien was het achterste perceel (B 515) een klein oud huisje, dat later ook een tijdje als stal werd gebruikt. Later is het weer opgeknapt. Joannes en Catharina kregen negen kinderen van wie vier de volwassen leeftijd bereikten. Het echtpaar behoorde tot de grotere boeren van het dorp. B 515  (naderhand omgenummerd naar B 915) ging in 1848 over naar hun zoon Hendrik Lemmens die gehuwd was met Helena Dupuits. Zij kregen vier zonen en een dochter, waarvan een zoon op achttienjarige leeftijd overleed. Na het overlijden van Helena (1886) en Hendrik (1891) viel B 915 toe aan zoon Hubert (†1929), gehuwd met Elisabeth Willems (†1939). Zij kregen zeven kinderen. Na hun overlijden was het gezin van hun jongste zoon Joseph Hubert (Sjeuf) en Isabella Maria Brouwers (Maaria) de bewoner van het pand.   

jrg4blz92
Hubert Lemmens (1858-1929) en Elisabeth Willems (1861- 1939)

Sectie B nr. 519
Na het overlijden van Joannes Lemmens en Catharina Daemen kwam de boerderij terecht bij Gillis Lemmens (†1884) en zijn echtgenote Elisabeth Dobbelsteijn (†1875). Zoals hiervoor reeds is vermeld, vormde B 519 één geheel met B 515. B519 lag aan de straatkant. Gillis en Elisabeth kregen vier kinderen waarvan alleen een zoon de volwassen leeftijd bereikte. Nadat Elisabeth was overleden, verdeelde Gillis de bezittingen met zijn zoon Gerardus Hubertus die inmiddels onder huwelijkse voorwaarden getrouwd was met Johanna Catharina Grouwels. Gillis behield voorlopig het huis. In het gezin van zijn zoon werden vier kinderen geboren. Twee van hen overleden voordat ze een jaar oud waren. Dochter Elisabeth Josephina trouwde met de veearts Heijnen. Zoon Joseph (Sjoke), die de boerderij erfde, trouwde met Catharina Helena Hubertina Ruwet. Het echtpaar kreeg zestien kinderen. Sjoke bezat ook aan de overkant van de straat (Keerzijde) nog een boerderij, waar hij meestentijds woonde. Daarom werd de woning aan de kant van Cadier vaak verhuurd. Zo woonden er onder meer de gezinnen: Caspar Pluijmaekers - Engelbert en Sjeng Beijers -Kevers.  

jrg4blz93
Het pand B 519

Sectie B nr. 523
Dit perceel behoorde met het volgende (B524) tot eind achttiende eeuw bij elkaar. Eigenaar was toen het echtpaar Pieter Dirix (†1790) en Johanna Brandenborger (†1778). Op het pand rustte een jaarlijkse belasting. Het was afkomstig van de ouders van Johanna. In het gezin van Pieter en Johanna werden minstens acht kinderen geboren. Hun oudste zoon, Nicolaas, werd op zeer jonge leeftijd ervan verdacht in een mergelgroeve in Sibbe de zwangere Anna Schurgers de hals tot op het nekbeen te hebben afgesneden. Van deze Nicolaas hebben we nooit meer iets vernomen. Waarschijnlijk is hij na zijn wandaad gevlucht en heeft hij zich niet meer in deze contreien durven vertonen. Een dochter (Maria) was bij de dood van Pieter nog dienstmeisje in Amsterdam, maar een paar jaar later was ze kloosterzuster in Huissen. Het onroerend goed werd na het overlijden in drie gelijke delen verdeeld onder de drie nog in leven zijnde kinderen Joannes, de eerder genoemde Maria en Hendrik. Het pand  (B 523) viel toe aan de laatste. Hij werd al op vrije jonge leeftijd baoj (veldwachter) in Cadier. Ook hij was, ondanks zijn beroep, niet helemaal van onberispelijk gedrag. Hendrik huwde met de in Pruisen geboren Elisabeth Merzenis. Het gezin kreeg vijf of zes kinderen. Omdat het overlijden van Hendrik niet in de registers van Cadier (en Keer) staat vermeld, weten we niet waar of wanneer hij is overleden. Hij is in ieder geval wel voor zijn vrouw Elisabeth gestorven. Dat leiden we af uit het feit dat na haar dood (1853) hun boerderijtje verkocht werd. Een aantal kinderen van Hendrik en Elisabeth had het, maatschappelijk gezien, nog niet zo slecht gedaan: Maria Johanna was gehuwd met de commissionair Conrad Brocken in Brussel. Maria Anna Dirix huwde de koperslager Theodoor van Neefs te Emmerich (Dld). De enige zoon, Hendrik, werd directeur van het hospitaal der oogziekten in Namen. Alleen de vijftigjarige ongehuwde Elisabeth bleef in Cadier wonen. Woonde Elisabeth nog bij haar moeder in? Wist ze dat de toekomstige koper Lambert Paulissen de bedoeling had het huis te slopen? In ieder geval leidde de verkoop van het ouderlijk huis tot een familiedrama. De broers en zusters van Elisabeth wilden de nalatenschap van hun ouders verkopen, omdat schulden betaald moesten worden. Niet dat de begrafeniskosten zo hoog waren, want aan drank bracht kastelein Hyacint Mingels f 1,98 in rekening en de doodskist geleverd door Gillis Vliegen kostte ook maar f 2,50. Elisabeth ‘draaide door’, toen duidelijk was dat het huis verkocht zou worden. Volgens de toenmalige baoj ging ze zwerven en sliep ze in het bos onder de bladeren (zie het artikel "Zinneloze Elisabeth vond onderdak"). Om toch te kunnen verkopen werd een rechtszaak aangespannen, maar Elisabeth weigerde te verschijnen. De deurwaarder die men op haar afstuurde, kreeg haar niet te spreken. De huisvrouw van Servaas Herben nam in haar plaats de dagvaarding in ontvangst. Het huis werd op 24 januari 1854 toch verkocht aan Michael Dobbelsteijn en Ida Cornips, maar daarna toegewezen aan Lambert Paulissen, wethouder en landbouwer. De verkoop van het onroerend goed bracht 1358 gulden op. Samen met de andere eigendommen en na aftrek van de kosten en schulden bleef voor de vier kinderen ruim 650 gulden te verdelen.
Na de verkoop van het huis bleef het gezin van Mathijs Stassen en Gertrudis Weerts er nog kort wonen. In 1858 laat Jan Lambert Paulissen het slopen.

Sectie B nr. 524  
Zie ook onder pand B 523. Joannes Dirix erfde dit perceel van zijn ouders. Hij was dagloner en huwde met Maria Co(o)pmans (†1805), maar beiden woonden gescheiden: Maria in Cadier en Joannes in Margraten, waar hij in 1831 ook overleed. Hij verkocht het pand aan Pieter Schreurs.

jrg4blz95

Sjiel Lemmens voor de woning van zijn ouders in de Kerkstraat. Het huis is in de jaren zestig afgebroken. Het lag schuin tegenover de Aloisiusstraat (momenteel: Pastoor Frissenstraat). Het pand lag op de plaats waar in 1842 het huis sectie B nr.524 lag.  

Pieter Schreurs was dagloner en woonde tijdelijk in Bemelen. Hij was gehuwd met Anna van der Linden. Op 15 januari 1853 – zijn vrouw was toen al overleden – droeg Pierre Schreurs het pand over aan zijn zoon Jan, bij wie hij al vijf jaar in de kost was. Jan was gehuwd met Cornelia Frijns en veldwachter van beroep. Het boerderijtje bestond uit: kamer, neren (gang), keuken, twee stallingen, mestplaats alsmede een gedeelte van de tuin en boomgaard. Na het overlijden van Pieter in 1854 verkocht zijn zoon het huis. Jan en Cornelia gingen aan de Rijksweg wonen. Ook nu weer was Lambert Paulissen de koper. Het huis werd nog een paar jaar bewoond en kort daarna onbewoonbaar verklaard. 

Nadat Jan Lambert Paulissen de percelen B 523 en B 524 had opgekocht en gedeeltelijk gesloopt (inmiddels B 1060), kwam na zijn overlijden het goed in handen van zijn schoonzoon Joannes Hubertus Lemmens, gehuwd met Elisabeth Paulissen. Ging het eerst nog over een stal, schuur en erf, na een verbouwing was er sprake van een huis en erf. Joannes Hubert en Elisabeth gingen er wonen en kregen negen kinderen, van wie er reeds drie bij de dood van Elisabeth (1918) overleden waren. Joannes Hubertus overleed in 1922. Inmiddels was één van zijn zonen, Joannes Joseph Hubertus, met zijn echtgenote Maria Catharina Bessems bij hun (schoon)vader ingetrokken. Ze bleven er ook na zijn dood wonen. Joep en Net kregen tien kinderen. Medio jaren zestig van de twintigste eeuw werd het huis afgebroken, zodat er gemeentewoningen gebouwd konden worden (schuin tegenover de voormalige Rabobank).

Sectie B nr. 530 
Ten tijde van de eerste volkstelling in 1796 woonden op deze plek Gerardus van der Linden en Anna Elisabeth Berghmans. Hun vijf kinderen werden daar geboren. Alleen de oudste dochter, Maria Catharina, haalde de volwassen leeftijd. Naderhand gingen zij in de Echtersjtraot (Limburgerstraat) wonen, waar ze een huisje in eigendom hadden. In 1840 was het echtpaar Gilles Bessems (†1843) en Anna Geelen ((†1867) eigenaar van het pand. Na het overlijden van Gillis woonde Anna een tijd met haar ongehuwde kinderen boven in de Limburgerstraat  (Echtersjtraot). Het huis werd verhuurd aan Joannes Lousberg, gehuwd met Maria Pinckers. Nadat het echtpaar Linckens-Goessens er nog even had gewoond, gingen de ongehuwde Mathijs, Willem en Catharina Bessems er zelf wonen. Na het overlijden van de eigenaresse Catharina (Mathijs was al eerder overleden) verhuisde Willem. De eerder vermelde Joseph Hubertus Lemmens, gehuwd met Elisabeth Paulissen, kocht het huis. In 1905 werd de woning uitgebouwd. Het gezin van Joannes Hubertus Bisscheroux (Sjang va Kläöske) en Maria Agnes Hubertina Halders kwam er wonen. Begin jaren twintig werd het huis verkocht aan Joseph Janssen en Agnes Catharina Jacobs.

Plaats No Naam Voornaam Woonplaats Soort Oppervlakte
b r el
Cd 511 Lemmens Jan Cadier bkh - 00 30
Cd 512 Lemmens Jan Cadier bmg - 03 00
Cd 513 Lemmens Jan Cadier tuin - 07 90
Cd 514 Lemmens Jan Cadier schr - 01 45
Cd 515 Lemmens Jan Cadier huis - 00 80
Cd 516 Lemmens e.a. Jan Cadier tuin - 02 70
Cd 517 Lemmens e.a. Jan Cadier bmg - 50 50
Cd 518 Lemmens e.a. Jan Cadier tuin - 03 45
Cd 519 Lemmens e.a. Jan Cadier huis - 04 55
Cd 520 Crassier de W.X. Maastricht bmg - 86 40
Cd 521 Dirix Hendrik Cadier bmg - 13 50
Cd 522 Dirix Hendrik Cadier tuin - 01 80
Cd 523 Dirix Hendrik Cadier huis - 01 45
Cd 524 Schreurs Peter Cadier huis - 01 30
Cd 525 Schreurs Peter Cadier tuin - 01 85
Cd 526 Schreurs Peter Cadier bmg - 12 00
Cd 527 Dirix Hendrik Cadier bmg - 12 05
Cd 528 Dirix Hendrik Cadier tuin - 03 70
Cd 529 Bessems Gillis Cadier tuin - 00 80
Cd 530 Bessems Gillis Cadier huis - 12 90
Cd 531 Bessems Gillis Cadier bmg - 13 00
Cd 532 Bessems Gillis Cadier tuin - 05 60
Afkortingen:
CD Cadier dorp
bmg boomgaard
bkh bakhuis
schr schuur

Bijlage

Fragmenten uit de genealogie van de familie Lemmens:
1. Lemmens Joannes (geb. 5.10.1768, ovl. 05.02.1847)
    tr. 16.08.1795 met Daemen Catharina (geb. 28.09.1772, ovl.17.08.1842)
    Volwassen kinderen:
a. Anna Maria, huwde Servatius Vaassens
b. Elisabeth, huwde Nicolaas Willems
c. Hendrik, huwde Helena Dupuits (zie Ia.)
d. Gillis, huwde Elisabeth Dobbelsteijn (zie Ib.)

Ia. Lemmens Hendrik (geb. 14.12.1808, ovl. 19.03.1891)
     tr. 23.09.1847 met Dupuits Helena (geb. 14.02.1821, ovl. 14.01.1886)
     Volwassen kinderen:
a. Joannes Hubertus, trouwde Maria Elisa Paulissen
b. Hubertus, trouwde Maria Elisabeth Willems
c. Gillis Hubertus, trouwde Maria Agnes Schins
d. Maria Anna Hubertina, ongehuwd.
Ib. Lemmens Gillis (geb. O4.04.1814, ovl. 20-12-1884)
     tr. Maria Elisabeth Gertrudis Dobbelsteijn (geb. 07.03.1814, ovl. 23.05.1875)
     Volwassen kind:
     Gerardus Hubertus, huwde Johanna Catharina Grouwels

Bronnen:   Gemeente-archief inv.nr. 57
                  Archief L.v.O. inv. nr. 9793
                  Notaris Cobben, Amby
                  Memories van Successie
                  Kadaster: Oorspronkelijke Aanwijzende tafels.

 

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME