Dekolonisatie Nederlands-Indië: de jongens kwamen in een oorlog terecht

door: Pauline Broekema, verslaggever NOS

2018blz121

"Ich gaon", zei de 19-jarige Leo Pinckers in 1945. Zo nam de jonge Limburger uit Cadier en Keer afscheid. Hij vertrok naar Indonesië. Zijn vader antwoordde net zo bondig: "Adiëe wa". Een simpel 'adieu' maar dan in het Limburgs.

Leo behoorde tot de negentien jongens uit het boerendorp bij Maastricht die de dekolonisatieoorlog van 1945 tot 1950 meemaakten. Twee van hen waren vrijwilliger, de rest moest er heen, als dienstplichtig militair.

De voorbereiding in Nederland was in de meeste gevallen beperkt. Twee keer naar de schietbaan in Roermond, waar niet geschoten kon worden vanwege de drukte. Exerceren in de sneeuw. Wat toevallige instructies van een oudgediende die op het troepenschip tijdens de heenreis enkele ervaringen deelde.

 Alle Indiëgangers, zoals men ze noemde, werden jaren geleden geïnterviewd door twee leden van de Historische Kring Cadier en Keer. Bijna allemaal zijn ze overleden of niet meer in staat over hun ervaringen te praten.

De soldaten kwamen uit een dorp waar heel weinig gebeurde. Echte boerenjongens. Ze hadden net een oorlog achter de rug: Cadier en Keer werd in september 1944 bevrijd. Indië zou een reis naar het avontuur moeten worden. De jongens hadden in de meeste gevallen geen idee wat ze te wachten stond.

Er waren zaken waar ze niet over wilden praten.'
De jongens kwamen in een oorlog terecht. Met geweld aan beide kanten. In de brieven aan huis werd in bedekte termen over de zuiveringsacties geschreven. Een enkeling was openhartiger en vertelde jaren later hoe het er bij het binnenvallen van een kampong aan toeging. Dat een dorpeling die op de vlucht sloeg zonder meer neergeschoten moest worden. Hij weigerde dit te doen en dat kwam hem op een berisping te staan.

Een ander hield dingen in zijn agenda bij: in september 1947 schreef hij over een beschieting door het Indonesische Nationale Leger; flink beschoten door T.N.I., geen verliezen. Een maand later meldde hij dat tijdens een patrouille een verdacht persoon werd doodgeschoten.

2018blz122

Jo Purnot (links) en Harry Beckers (rechts) (foto Pauline Broekema, NOS).

 “De heren worden bedankt”
In het overwegend katholieke dorp leefde men met de jongens mee. Achter in de kerk hingen hun foto's. Voor een behouden terugkeer werden bij het Mariabeeld kaarsjes ontstoken. De winkeliers bewaarden verpakkingsmateriaal, zoals blikken trommels. Daarin gingen de goede giften uit het dorp. De sigaretten kwamen groen uitgeslagen in Indonesië aan.

Sommige jongens verbleven lang in de Oost. Zoals de toen 22-jarige Frans. Drie jaar van zijn leven gaf hij en bij terugkeer in 1950 kreeg hij van een hooggeplaatste militair slechts te horen: "De heren worden bedankt".

Bijna veertig soldaten uit zijn bataljon waren gesneuveld en zeker driehonderd raakten gewond. "Een wel heel zwaar offer voor een zaak die van tevoren al verloren was", zou Frans later zeggen.

2018blz123

Bij thuiskomst van Miel Lemmerling was het huis versierd (foto eigen collectie).

 Welkom thuis
Het dorp zelf verwelkomde de jongens een stuk hartelijker. De mannen van het dorp versierden het huis van de gerepatrieerden met vlaggen, kransen en papieren rozen. Die rozen waren gemaakt door de vrouwen.

Harry Beckers en Jo Purnot, beiden uit 1943, maakten als jongetje zo'n ontvangst meerdere keren mee. "Het waren toch een soort helden die terugkeerden. Die waren in Indië geweest, dat wist je. Dus we gingen kijken. Soms moesten we uren wachten. Want een vrachtwagen leverde meerdere Limburgse jongens bij de dorpen af. En overal stopten ze om mee te vieren en wat te drinken", vertellen ze aan de NOS.

In Cadier en Keer was het een vast ritueel. De fanfare speelde, de burgemeester, de voorzitter van de fanfare en de pastoor hielden een toespraak. "De mensen uit het dorp hebben negentien keer hetzelfde verhaal gehoord. Ach, maar wat gaf het", zegt het tweetal.

2018blz124

(Foto Pauline Broekema, NOS).

 In de kerk werden kaarsjes voor de jongens gebrand
Alle jongens uit Cadier en Keer kwamen behouden terug. Maar bleken bij lange na niet de helden die men van ze had gemaakt. Eén van de jongens had in Indonesië al geworsteld met de vraag: vecht ik niet aan de verkeerde kant?

Een ander vroeg zich verbittert af: waar heeft het allemaal toe gediend? Slechts een enkeling had het over zijn tijd daar als "unne gooije tied" waarin hij het leven had leren kennen onder moeilijke omstandigheden.

Ervaringen werden diep weggestopt en bleven daar. Dat gold voor veel mannen, ook toen ze werden geïnterviewd door de Historische Kring.

Beckers herinnert zich de tranen van een veteraan, telkens als de Indische jaren ter sprake kwamen. Voor veel mannen was 'het boek Indonesië' na terugkomst voorgoed gesloten en werd er zelfs tegenover de familie nooit over gesproken. Ook tegenover de interviewers bleven verhalen verborgen.

Voor jongeren
Beckers en Purnot vinden het grote, veelomvattende onderzoek van het NIOD, KITLV en NIMH vooral van groot belang voor jongeren. Beckers: "Het is ontzettend belangrijk om het verhaal van beide kanten te zien. Wat het betekent als jongens volkomen onvoorbereid aan zoiets beginnen. Ik vind het heel goed als de jeugd daarmee ziet dat oorlog geen spelletje is."

"Naar Indië gaan was avontuur voor de jongens", vervolgt Beckers. "Hier in het dorp was weinig te zien, te beleven. Als je naar daar ging dan maakte je het mee. Nou, ze hebben het meegemaakt. Maar op een heel andere manier."

Bron: nos.nl.
Dit artikel van verslaggever Pauline Broekema verscheen op 14 september 2017 op nos.nl. Aanleiding was dat die dag het startschot werd gegeven voor een breed opgezet onderzoek naar de dekolonisatieoorlog in Indonesië van 1945 tot 1950. Pauline Broekema interviewde Jo Purnot en Harry Beckers over het onderzoek dat zij enkele jaren daarvoor deden naar de lotgevallen van de jongemannen uit Cadier en Keer die in die periode in Indië verbleven.

Keer in oude ansichten

Wegkruis moest plaatsmaken voor Fatimakapel

De Fatimakapel
door drs. Harry H.M. Beckers

Dit is het tiende artikel in onze Keerder Kroniek uit de reeks over ansichtkaarten van ons dorp die in de loop der jaren zijn uitgegeven. Het zijn twee kaarten waarop de Fatimakapel aan de Keunestraat is afgebeeld na de bouw in 1950. Naast deze kapel en de Blasiuskapel aan de Rijksweg nabij Blankenberg kennen wij nog twee kapellen. Dat zijn de kapellen behorend bij de kloosters van respectievelijk Blankenberg en het Missiehuis. De Fatimakapel is een van de vele blijken van dankbaarheid voor de herkregen vrede, zoals die tussen 1945 en 1960 blijvend vorm kreeg. Wanneer tijdens de Sacramentsprocessie de kapel wordt aangedaan, fungeert zij als heiligenhuisje.
Honthem en ’t Rooth kennen ook een kapel; deze twee vervullen een belangrijke functie tijdens de processies. Sedert enkele jaren is het gebruikelijk om wanneer de processie Honthem of ’t Rooth aandoet bij deze twee kapellen de H. Mis op te dragen.

De grondleggers
Op de weg naar ’t Rooth op de kruising met de Keunestraat, de Achterweg en de Kapelweg ligt de Fatimakapel. De kapel is gebouwd naar een ontwerp van Keerdenaar Sef va Wöllem (Spronck). De bouw van de Fatimakapel legde de kiem voor de latere samenwerking tussen pastoor Edmond Frissen (1895-1970) en Sef Spronck bij de bouw van de nieuwe parochiekerk in 1957/1958. Bouwpastoor Frissen had namelijk zoveel vertrouwen in Sef Spronck dat deze door het Kerkbestuur werd aangewezen als gevolmachtigde om met de architect van de nieuw te bouwen parochiekerk (Huysmans) overleg te voeren en de nodige beslissingen te nemen.

Architectonisch is de kapel een bijzonder gebouw vanwege de asymmetrische en vrije vorm bedoeld om grote zeggingskracht aan het kleine bouwwerk te geven. Het torentje wordt bekroond met een halfgesloten koepeltje, waarin een klokkenstoel is geplaatst. Hierin bevindt zich een klokje dat wordt geluid wanneer de Sacramentsprocessie de kapel (één keer in de vijf jaar) aandoet. De Fatimakapel is gebouwd met vuurstenen uit de vuursteenbank van de groeve van Wowskop (Wolfskop). Deze bank is liefst 2 1/2 meter dik. Het gebruik van deze stenen draagt bij aan het originele karakter van de kapel. De kapel zelf is 3.60 m breed en heeft een diepte van 5 m en ze is 4 m hoog; het torentje inclusief kruis meet 1.50 m.

2018blz109

De ansichtkaart 1
Tijdens de hoogtijperiode van het versturen van ansichtkaarten (na de Tweede Wereldoorlog) werd er naarstig gezocht naar karakteristieke plekken of objecten om op de kaart af te drukken. Veelal waren dat kerkgebouwen, boerderijen, een idyllisch straatje of plekje dan wel een vergezicht. De Fatimakapel was kennelijk zo’n object dat het op een ansichtkaart goed zou doen. Het was een op zichzelf karakteristiek gebouwtje en het beantwoordde daarnaast aan het beeld van een traditioneel Zuid-Limburgs katholiek dorp.
Op deze kaart vult de Fatimakapel nagenoeg de hele kaart. Dat het om een kapel gaat, is pas vermeld op de achterzijde van de kaart. Opvallend is verder dat nergens de naam van de kapel terug te vinden is, maar voor de ‘kenners’ van het dorp is dat ook zonder naamsvermelding duidelijk.

In de kapel flankeren twee gekalligrafeerde teksten het Mariabeeld. Die teksten betreffen gebedjes die Onze Lieve Vrouw de drie Portugese kinderen bij haar verschijningen leerde. Die teksten zijn op perkamentpapier door Anneke Wolfs gekalligrafeerd en vervolgens ingelijst.

2018blz110

Ik ben O.L. Vrouw van Fatima. Ik ben gekomen om de gelovigen aan te sporen. Hun leven te beteren. Heer Jezus vergeef ons onze zonden. Toon ons Uw barmhartigheid.

 Tegen de achterwand is het beeld van Onze Lieve Vrouw te zien dat afgeschermd wordt door een smeedijzeren hekje. Achter dit hekje is er een voorziening om kaarsjes aan te steken. Het aansteken van kaarsjes was jaren niet mogelijk. Regelmatig werden de kaarsjes doormidden gebroken en werd er met kaarsenvet een janboel van gemaakt. Ook het kistje waar het geld voor het aansteken van de kaarsjes kon worden gedeponeerd, werd regelmatig opengebroken en vernield. Gevolg van dit vandalisme was dat het niet langer verantwoord was om het aansteken van een kaarsje mogelijk te maken. Dit alles tot veel verdriet van de vaste bezoekers aan de kapel en van de buurtbewoners die regelmatig voor het onderhoud en schoonhouden zorgdroegen. Gelukkig bestaat de mogelijkheid voor het opsteken van een kaarsje of theelichtje thans wel weer.

De datering van de kaart
De in dit artikel afgedrukte kaart (met de vermelding ‘echte foto’) is niet verzonden en daardoor is het niet mogelijk om aan de hand van de poststempel tot een exacte datering te komen. De uitgifte van de kaart zal hebben plaatsgevonden rond 1970 en de foto op de voorzijde zal dan ook van die tijd dateren. De kaart is een uitgave van D.A. Drogisterij ‘De Koepel’ van de familie Donners. Hun drogisterij was toen ter tijd gevestigd in een pand aan de oostelijke winkelgalerij (Raadhuisplein 7).

2018blz111

Gebed van de Engel met de kinderen. Mijn God ik geloof in U, ik hoop op U, en ik bemin U. Ik vraag vergiffenis van hen, die niet geloven, U niet aanbidden, niet hopen en U niet beminnen.


De Fatimacultus
Met Onze-Lieve-Vrouw-van Fátima wordt Maria aangeduid die tussen mei en oktober 1917 zes keer verschenen zou zijn aan de drie herderskinderen Lucia (10), Francisco (9) en Jacinta (7) nabij het dorpje Fátima. Het dorpje met thans zo’n 10.000 inwoners is gelegen in Centraal Portugal circa 150 km van de hoofdstad Lissabon. Die verschijningen vonden steeds op de dertiende van elke maand plaats. Maria zou hebben verteld dat spoedig een einde zou komen aan de Eerste Wereldoorlog die toen woedde. Ook zou zij de Tweede Wereldoorlog hebben voorspeld. In mei 2017 - 100 jaar na de eerste verschijning - werd het tot bedevaartsoord uitgegroeide Fatima bezocht door paus Franciscus.

De verering van O.L. Vrouw van Fatima nam na de Tweede Wereldoorlog toe vanwege de behoefte dank te brengen voor de verkregen vrede en om bescherming te vragen tegen de nieuwe dreiging vanuit Oost-Europa en te bidden voor de bekering van Rusland. Een hoogtepunt bereikte die verering in Nederland tijdens het Mariacongres in september 1947 te Maastricht. Na een bidtocht van honderd dagen kwam voor dit congres - vanuit Fatima - een aan de paus geschonken beeld van O.L. Vrouw aan. Maastricht en omgeving waren in de ban van het Maria-congres (3 – 7 september). Als pleitbezorger van de Mariaverering was bisschop Lemmens een van de stuwende krachten achter dit religieuze festijn dat tienduizenden bezoekers trok. Na het congres heeft het beeld een reis door de wereld gemaakt.

De aanleiding voor de bouw
De aanleiding voor de bouw van de kapel was het feit dat ons dorp vrijwel ongeschonden uit de Tweede Wereldoorlog gekomen was. Wie de initiatiefnemer voor de bouw is geweest is niet duidelijk. Wellicht heeft een enkele opmerking van pastoor Frissen, die bekend stond als een vurig Fatima-vereerder, Sef va Wöllem geïnspireerd om een concept voor een kapel uit te werken. Vervolgens is gezocht naar een geschikt perceel. Dat werd de huisweide van Sjang Bessems (1877 – 1953) die het voor de bouw benodigde stukje grond ter beschikking stelde.

Diens boerderij lag op een heuveltje in de Keunestraat. Het stukje grond was gelegen in de uithoek op het meest zuidelijk puntje van dit perceel, grenzend aan de Achterweg. Deze ter beschikking stelling is toen - maar ook later - niet schriftelijk vastgelegd. Toen de kapel in 2001 lichtelijk werd beschadigd, speelde de vraag wie als eigenaar van de kapel diende te worden aangemerkt. Die beschadiging was veroorzaakt door een op de Kapelweg geparkeerde auto waarvan de handrem niet was aangetrokken. De auto kwam plots in beweging, rolde stuurloos langzaam de helling af, kruiste de Keunestraat om tenslotte tegen een pilaar van de kapel tot stilstand te komen.

De vraag wie eigenaar van de kapel was, was van belang omdat hij voor de aansprakelijkheidsstelling moest zorgdragen in verband met de herstelkosten. Omdat in 1950 de ter beschikking stelling van de grond niet geregeld was, kon het antwoord op die vraag niet worden gegeven en heeft het gemeentebestuur van (toen nog) Margraten voor de financiële afwikkeling van de herstelkosten gezorgd.

De bouw
Alvorens met de bouw een aanvang kon worden gemaakt moest het door Gieliske Henssen (de maan mèt de gouwe hennekes: de man met de gouden handjes) vervaardigde betonnen/cementkruis dat op de voorgenomen bouwplek stond, verplaatst worden naar de Dorpsstraat nabij het restaurant De Pastorij. Op deze plek staat het in noeste huisvlijt in de jaren dertig van de vorige eeuw vervaardigde kruis met daarin verwerkt stukjes porselein, scherven en glazen knikkers, nog steeds.

Er zijn geen bouwtekeningen of schetsontwerpen van de kapel van Jef Spronck teruggevonden. In het kerkarchief bevinden zich geen stukken over de bouw. Op zich is dat ook niet zo verwonderlijk omdat het Kerkbestuur formeel geen bemoeienis met de bouw had. Ook in het gemeentelijk archief is niets terug te vinden. De voor de bouw noodzakelijke bouwvergunning is niet aangevraagd en daardoor ook niet verstrekt.

Het zijn enkele leden van de toen nog bestaande ‘Jonge Boeren’ van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) geweest die de handen letterlijk uit de mouwen hebben gestoken; zij hebben het grondwerk verricht. Het metselwerk werd uitgevoerd door Pie va de Heusj (Heusschen) die toen ter tijd een klein aannemersbedrijf runde. Het bedrijf is later voortgezet door enkele van zijn zonen onder de naam ‘Aannemersbedrijf Gebrs. Heusschen BV’. De plaatselijke schrienewèrker (timmerman) Tuur va Baltsje (Schreurs) verzorgde het nodige timmerwerk. Ook dit bedrijf is later voortgezet door zonen: ‘Timmerbedrijf Schreurs’. Math va de Bemer (Bemer) weet zich nog te herinneren dat zijn eerste klus als beginnend stukadoor in het bedrijf van zijn vader bestond uit het stucen van de binnenwand van de kapel.

2018blz114

Het wegkruis in de Dorpsstraat nabij het restaurant De Pastorij dat eerder plaats moest maken voor de kapel.

De inwijding
Op 15 augustus 1950 kon pastoor Edmond Frissen de nieuwe kapel inwijden. Achter deze datum van de inwijding zit een betekenis. Het is namelijk de katholieke feestdag waarop de opneming van Maria in de Hemel wordt herdacht en gevierd. Wij spreken dan ook van Maria-Tenhemelopneming of van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart.

Er is nog iets bijzonders aan de kapel en dat is de sluitsteen. Deze bevindt zich in de voorgevel en draagt het opschrift
Anno Sancto 1950’ (Heilig Jaar 1950). Dat opschrift is niet toevallig gekozen. Paus Pius XII kondigde op 26 mei 1949 het Heilig Jaar 1950 aan; een bijzonder genadejaar dat de Katholieke kerk viert.

De ansichtkaart 2

2018blz115

Op deze kaart zien wij de kapel in haar omgeving: de kruising met de Keunestraat (links) en de Achterweg (rechts). De op de Keunestraat uitmondende Kapelweg is niet te zien. Wat opvalt is de nogal smalle Keunestraat; bebouwing aan de linkerzijde heeft nog niet plaatsgevonden. Wat hier opvalt is de fors uit de kluiten gewassen houten elektriciteitspaal. Via deze paal met de kenmerkende bakelieten pötsjes loopt een drietal elektriciteitsdraden. Vermoedelijk zijn deze bestemd voor de elektriciteitsvoorziening van de achter de kapel gelegen boerderij van de familie Bessems.
Over het afgebeelde object op deze kaart behoeft geen onduidelijkheid te bestaan. Er staat: Cadier en Keer, Fatima Kapel. Het interieur van de kapel is nauwelijks te zien. Te ontwaren is dat er enkele kaarsjes branden en er (vermoedelijk) een bidstoel vóór de gietijzeren afscheiding in de kapel staat. Wel duidelijk te zien is dat er vóór de kapel een lange zitbank is geplaatst. De ondergrond waarop de zitbank staat, is niet verhard. Van de mogelijkheid om even rustig bij de kapel te gaan zitten en wellicht een schietgebedje te prevelen, kan al sedert jaren geen gebruik meer worden gemaakt. De zitbank is verwijderd en heeft plaats moeten maken voor het scheppen van meer ruimte vóór de kapel.

Deze kaart is verzonden (heeft ‘gelopen’) door ene ‘Arnold’ aan een zekere juffrouw Witkamp in Utrecht. Een berichtje, hoe klein ook en toch wel gebruikelijk bij een ansichtkaart, heeft hij niet op de kaart geschreven. Hij volstaat met zijn naam. De datum op de poststempel is helaas niet te lezen maar gezien de op de kaart geplakte postzegel van 4 cent moet dat rond het begin van de vijftiger jaren geweest zijn.
Blijkens de tekst op de kaart is zij uitgegeven door ‘H. Beyers, Dorpstraat 137, Cadier en Keer’. Het gaat hier om Haarie va de Beijer (de Schmaale) die samen met Lène va de Spar (Heusschen) de gelijknamige winkel dreef aan de huidige Kerkstraat (op de Majjehook).

Restauratie
In 1990 bleek restauratie dringend noodzakelijk. Leden van de werkgroep ‘Kruisen en kapellen’ van de Vereniging tot Natuurbehoud Cadier en Keer (VTN) hebben deze klus op zich genomen. Werd oorspronkelijk gedacht aan een opknapbeurt, al snel bleek dat dat een grondige renovatie noodzakelijk was. Zo mankeerde het nodige aan het torentje, was het verfwerk slecht, terwijl ook de naaste omgeving van de kapel opgeknapt moest worden. Een viertal in de buurt wonende jongeren nam de uitdaging aan en voerde de nodigde herstelwerkzaamheden uit. Zij kregen daarbij steun van in ons dorp gevestigde bedrijven waardoor de kosten behoorlijk gedrukt konden worden.

In tegenwoordigheid van de Broederschap Sint-Blasius en vele parochianen kon pastoor Jan van Frankenhuijsen na de avondmis, op 15 augustus 1990 (feestdag van Maria ten Hemelopneming) de kapel opnieuw inzegenen. Vanaf dat jaar vindt er elk jaar op 15 augustus een processie plaats van de kerk naar de kapel. Hier wordt de kroetwösj (kruidenbos) gezegend. Volgens de traditie beschermt – na zegening – de kroetwösj tegen allerlei onheil zoals bliksem. Ook werd het van oudsher gebruikt ter genezing van wonden en voor het verkrijgen van een goede oogst.

2018blz117

15 augustus 2000, kroetwösj zegenen.
Pastoor Jan van Frankenhuijsen tijdens zijn toespraak, naast hem de suisse Chrit Hogenboom.
Links leden van het Sint-Annakoor met dirigent Jaap Menten.
Uiterst rechts misdienaar: Jordy Purnot.

Renovatie
Twintig jaar later moest de kapel opnieuw opgeknapt worden; deze klus werd ook dit keer weer geïnitieerd door de VTN en vervolgens uitgevoerd door de Monumentenwacht Limburg. Vóór deze renovatie is in 2011 door medewerkers van het IKL (Instandhouding Kleine Landschapselementen) een aantal essen geknot en een beuk gekapt omdat deze bomen inmiddels zodanig waren gegroeid dat voor beschadiging aan de kapel diende te worden gevreesd. Ook een uit de kluiten gewassen den heeft het veld moeten ruimen. Nadat de renovatie was voltooid is er nieuw groen aangeplant rond de kapel.

Het Fatimabeeld
In de kapel heeft vanaf het begin een Mariabeeld gestaan dat door pastoor Frissen in 1949 bij gelegenheid van een bedevaartreis uit Portugal, was meegebracht. Het beeld is 1 m hoog, 30 cm breed en 25 cm diep; het kroontje meet 10 cm en staat centraal achter in de gebedsruimte van de kapel. Het is een getrouwe kopie van het beeld van O.L. Vrouw van Fatima.

2018blz118

Dieven hebben tot twee keer toe dit Mariabeeld uit de kapel gestolen. De eerste keer dat dat gebeurde was begin augustus 2011. Die diefstal moet geen sinecure geweest zijn: het gipsen beeld is ongeveer 1 meter hoog en weegt iets meer dan 25 kilo. Na de ontdekking van de diefstal werd naarstig naar het beeld gezocht. Die zoektocht werd beloond want na twee dagen werd het beeld op de Eckelraderweg in de struiken teruggevonden. De handen waren licht beschadigd en het bronzen kroontje was verdwenen. Dat wekte de indruk dat het de dieven om het brons te doen was.

Het verdwenen kroontje werd vervangen door een exemplaar van ijzer en van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om het beeld opnieuw in de verf te zetten en de handen te restaureren.

Nog geen anderhalf jaar later (30 december 2012) was het echter opnieuw ‘raak’. Het Mariabeeld was voor de tweede keer uit de kapel gestolen. Ook nu werd de omgeving naarstig afgezocht maar dit keer tevergeefs.
Er zat niets anders op dan een nieuw Mariabeeld aan te schaffen.
Dat was nog niet zo eenvoudig. Er zijn veel beelden van Maria van Lourdes maar Fatimabeelden zijn nauwelijks te vinden. Een Fatima-Mariabeeld bezit een aantal kenmerken: Maria kijkt naar beneden; zij houdt haar handen tegen elkaar (dus niet gevouwen) ter hoogte van haar hart; haar blote voeten zijn te zien en ze staat op een afbeelding van een wolk; haar mantel is aan de buitenrand versierd en ze draagt een rozenkrans meestal los om de handen gewikkeld.

Na intensief speurwerk werd er uiteindelijk door Jurgen Mingels, voorzitter van de VTN, een Fatimabeeld gevonden in de Sint-Gerarduswinkel nabij het klooster van de paters Redemptoristen in Wittem. De aankoop daarvan kwam ook rond dankzij de royale gift van een echtpaar en giften van enkele sponsoren. Het nieuwe beeld werd – voorzien van de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen om opnieuw diefstal te voorkomen – in de kapel geplaatst.

Begin 2014 kwam het ‘oude’ beeld echter op een mysterieuze wijze weer boven water. Het beeld was namelijk door een onbekende afgeleverd bij iemand in Schin op Geul. Deze meende hierin het gestolen Mariabeeld te herkennen vanwege enkele publicaties over de diefstal in het dagblad De Limburger. Hij liet weten waar het beeld kon worden opgehaald. ‘Maria’ kon dus weer terugkeren naar Keer en haar oude vertrouwde plaats in de kapel opnieuw innemen. Dit keer onder een stolp van kunststof die moet voorkomen dat het beeld voor een derde keer gestolen wordt.
Het ter vervanging aangekochte nieuwe beeld heeft onderdak gevonden in het verenigingslokaal van VTN.

Ten slotte
De heiligenverering in het algemeen en die voor Maria in het bijzonder is als gevolg van de ontkerkelijking aanzienlijk afgenomen. Een ontwikkeling die omstreeks de jaren 60 van de vorige eeuw heeft ingezet en die zich nog steeds doorzet. Desondanks vindt in ons dorp nog telkenjare op 15 augustus de bidtocht naar de Fatimakapel plaats. De broederschap van de H. Blasius en het Dameskoor Sint-Anna zijn daarbij aanwezig. De zegening van de kroetwösj sluit de plechtigheid bij de kapel af.

Bronnen
- Becker, Wiel: Fatimakapel en kroêdwösj, Keerder Kroniek, jaarboek 1999-2000, nr. 2, blz. 61-66
- Uit liefde voor de natuur, op 2 juli 2016 uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Vereniging tot Natuurbehoud Cadier en Keer, blz. 72-78
- Lemmerling, H.W.A.: Oet vreuger jaore, Volksleven en volkscultuur in en om het mergelland, deel 8, blz. 38-46

De schrijver dankt Jurgen Mingels voor zijn aanvullende informatie bij de totstandkoming van dit artikel

Geloofsleven

Rooms in alles
De kerk had een dikke vinger in de pap
door Fons Meijers

In het begin van de twintigste eeuw had de kerk een grote invloed op het dagelijks leven van de gelovigen. ‘Rooms in alles’ was het devies. Werknemers, boeren en middenstanders werden aangespoord de handen ineen te slaan en zich te verenigen in katholieke bonden, waarin pastoors of de kapelaans als geestelijk adviseur een belangrijke stem kregen. Het onderwijs werd op katholieke leest geschoeid en in de jeugd- en vrouwenbeweging werd veel aandacht besteed aan geestelijke vorming.
In dit artikel wordt beschreven hoe pastoors, kapelaans en zusters Ursulinen en van de Congregatie van Barmhartigheid in onze parochie hun stempel hebben gedrukt op het leven van de Keerder parochianen in de eerste helft van de twintigste eeuw.

Boerenbonden
In de tweede helft van de negentiende eeuw leidden de industriële revolutie en de landbouwcrisis (1875-1895) tot een grote toename van werkloosheid en armoede onder de bevolking. In boerendorpen als Cadier en Keer had de landbouwcrisis tot gevolg dat de bestaanszekerheid van landbouwers, boerenarbeiders en dagloners in ons dorp werd aangetast. Vooral in de winter werd er door de dagloners die dan geen werk hadden, hongergeleden.
Om hun positie te versterken, werden ook de boeren in ons dorp door de pastoor gestimuleerd om door samenwerking in boerenbonden hun belangen beter te verdedigen.

Nu was er in Limburg nog voordat de landbouwcrisis begon, in 1849, al de Limburgse Maatschappij van Landbouw. Deze is vanaf 1870 in de dorpen onderafdelingen, zogenaamde landbouwcasino’s, gaan oprichten. Maar zo een casino was meer een sociëteit van grotere herenboeren dan een bond ter behartiging van de belangen van de kleine boeren.

In Cadier en Keer werd zo een casino in 1892 opgericht. Ook hier waren het enkele vooruitstrevende grotere boeren die het initiatief namen tot deze organisatie. Tijdens de oprichtingsvergadering werd burgemeester Egidius Vliegen tot erevoorzitter benoemd. De eerste voorzitter was de pachter van de Meusenhof, Johann Joseph Hubert Vorage. Een paar jaar later volgde Johannes Wilhelmus Hubertus Douven van de Honthemerhof hem als voorzitter op. Deze gaf op zijn beurt in 1897 de voorzittershamer weer over aan Andreas Fraats, die bij Blankenberg woonde.

Dit Keerse Casino trachtte door tentoonstellingen te organiseren voor vee, ploegwedstrijden te houden en dergelijke de landbouw en veeteelt te bevorderen. De pastoor en de kapelaan stonden hier helemaal buiten.

2018blz94
De Honthemerhof

Een ‘echte’ boerenbondToen vier jaar na de oprichting van het Keerse casino, in 1896, er in de provincie een ‘echte’ boerenbond kwam, de (L.C.B.), was men er in onze parochie snel bij om het casino te vervangen door een onderafdeling van de L.C.B. Vanaf dat jaar was er ook in Keer een bond die opkwam voor de belangen van alle boeren in het dorp. Bij de totstandkoming daarvan was de kerk direct betrokken. Pastoor Waelbers werd door de bisschop aangewezen als geestelijk adviseur. Hij fungeerde daardoor als de ogen en oren van de bisschop. Samen hadden ze een grote invloed op het boerenleven in onze parochie.

In 1901 ging de L.C.B samen met de Limburgsche Maatschappij van Landbouw onder de naam Limburgsche Landbouwbond (L.L.B.). In 1919 wijzigde die haar naam in Limburgse Land- en Tuinbouwbond (L.L.T.B.)

De ‘katholieke’ boerenbond heeft in de loop der jaren op veel manieren bijgedragen tot het verbeteren van de inkomens- en sociale positie van de boeren in ons dorp. Zo stond de boerenbond aan de wieg van de Coöperatieve Boerenleenbank die in Cadier en Keer begin van de twintigste eeuw werd opgericht. Een van de oprichters was Toussaint (Tossing) Gilissen. Deze bank verleende kredieten waarmee de boeren konden investeren in modernisering van hun bedrijf.

2018blz95

Jubileum van de Boerenleenbank eind jaren 70.
Vanaf links: Jo Spronck directeur; Pierre Bessems (hoofdonderwijzer), Giem Vliegen, Jeu Kessels, Hochstenbach (Honthem), Math Oostenbach (Honthem), Sjiel Broers.

Om kosten te besparen werden ook coöperaties opgericht voor de gezamenlijke inkoop van kunstmest, veevoeder, zaai- en pootgoed, brandstoffen en gereedschappen. Voorts kwamen er coöperatieve zuivelfabrieken zoals de ‘Stoomzuivelfabriek Sint Barbara’ die in 1916 in Eckelrade werd opgericht. Ook door onderlinge verzekeringen, zoals een hagelverzekering en een ongevallen- en ziekteverzekering wisten de boeren kosten te besparen.
2018blz96

Landbouwcursisten, eind jaren dertig.
Zittend vanaf links: broeder Michael, Pierre Daemen (va Pietsje), Gerard van Hoven, kapelaan Riemersma, bestuurslid Roermond, Bessems (landbouwonderwijzer Gronsveld), Servaas Gilissen. 
Staand 1e rij: Wies Lemmerling, Jan Schrijnemakers, Pie en Egidius Gilissen, Guillaume van Hoven, Winand Spronck, Bèr Bröcheler, Fer Haesen, Guillaume Vliegen, Maurice van Hoven.
Staand 2e rij: …. Lemmerling, Guillaume Spronck, en Guillaume Lemmerling
.

Wie zijn vrouw liefheeft, laat ze thuisDoor de landbouwcrisis tussen 1875 en 1895, waren veel boeren overgestapt op een gemengd bedrijf door naast landbouw ook aan veeteelt te doen. Vooral voor vrouwen bracht dit extra werk met zich mee. Zij moesten dagelijks de koeien melken en het kleinvee verzorgen, naast hun huishoudelijke taken in de meestal grote gezinnen.Maar van een bond die opkwam voor de belangen van de boerinnen was eind negentiende eeuw nog geen sprake. Dat paste niet in de geest van de tijd, waarin vrouwen nauwelijks een opleiding volgden. De boeren vreesden ook verwaarlozing van het huishoudelijk werk, als de vrouwen te veel gingen vergaderen. Zij huldigden de opvatting: “Wie zijn vrouw liefheeft, laat ze thuis”.

Oprichting boerinnenbond
Het duurde nog tot 1930 voordat de provinciale boerenbond, gestimuleerd door de katholieke kerk, het initiatief nam om ook een bond voor boerinnen op te richten. In de door de bisschop goedgekeurde statuten stond als doel; ‘de bevordering van godsdienstige ontwikkeling en van de vakkundige en maatschappelijke ontwikkeling van de leden’. De godsdienstige ontwikkeling stond dus voorop.

Na de oprichting van de provinciale boerinnenbond duurde het in Cadier en Keer nog vijf jaar voordat de boerinnen zich verenigden. Op zondag 13 oktober 1935 werd in het patronaatsgebouw een Boerinnenbond opgericht.

Pastoor Bosch had ervoor gezorgd dat een flink aantal boerinnen aanwezig was. De vergadering koos Sint-Barbara als beschermheilige. De nog pas in onze parochie benoemde kapelaan Riemersma werd geestelijk adviseur en broeder Michaël van Huize St. Joseph werd technisch adviseur. In totaal meldden zich op de dag van oprichting 36 vrouwen aan. In het eerste jaar kwamen daar nog vier dames bij.

Cursussen en vorming
De activiteiten van de Boerinnenbond in Cadier en Keer waren voor een groot deel gericht op cursussen en vorming. De pastoor en de kapelaan hielden voordrachten over onderwerpen die in die tijd in de geloofsbeleving een belangrijke plaats innamen zoals 'de verering van Onze-Lieve-Vrouw' en 'de verschijning in Fatima’. Maar ook 'het zedelijk verval op het platteland' kwam aan de orde. Daarbij ging het om zaken als gemengde huwelijken die werden ontraden en geboortebeperking die uit den boze was.

2018blz98

Cursisten boerinnenbond, 1945. 
Vanaf links: Mia Beijers, An Ackermans, Jes Daemen, Jet Janssen, Maria Pinckers, Mevr. Muijtjens (Heer), Lies Narinx (Honthem), Trinette van Hoven, kapelaan Riemersma, Net Schreurs (Klein- Welsden), Mia Andrien (Bemelen), geheel rechts de onderwijzeres koken.

In de bijeenkomsten van de Boerinnenbond was ook tijd voor ontspanning. Zo was de naamdag van de patroonheilige van de bond, (4 december), een feestdag voor de dames. Dat feest was ook met een katholieke saus overgoten. Het begon 's morgens met een H. Mis waarin de leden van de bond gezamenlijk de H. Communie ontvingen. 's Avonds werd het feest voortgezet met filmvoorstellingen over onderwerpen als de verschijning van de H. Maria in Lourdes. De feestavond werd altijd op gepaste wijze afgesloten met een avondgebed en met het zingen van ‘Aan U O Koning der eeuwen’.

Zedeloos gedragAan de geestelijke vorming van huismoeders werd extra aandacht besteed omdat van hen verwacht werd dat zij het geloof binnen het gezin uitdroegen. Niet minder belangrijk was de vorming van jongeren. Voorkomen moest immers worden dat deze jongeren ‘door de verleidingen van het dansen, bioscoop, muziek en vooral van het andere geslacht zich over zouden geven aan zedeloos gedrag’.

Jonge vrouwen en meisjes
Speciaal voor de meisjes kwam er in 1933 in onze parochie ook een Katholieke Jonge Vrouwenvereniging (K.J.V.) voor jonge vrouwen van zestien tot vierentwintig jaar. Bij deze vereniging stond ontspanning voorop door activiteiten als toneel en zang maar werd ‘de vorming van de meisjes tot degelijke jonge katholieke vrouwen’ niet vergeten. Pastoor Bosch was hiervoor verantwoordelijk. Voor de jongere meisjes was er een aparte afdeling van de K.J.V. die de ‘zonnekinderen’ werd genoemd. Voor deze meisjes werden in één van de schoollokalen van de meisjesschool allerlei activiteiten georganiseerd. Dit gebeurde in die tijd onder begeleiding van Jeanne Paulissen, Bertha Brouwers (in 1941 ingetreden als slotzuster), Marie Heuts en zuster Franciscus.
Verder werden in de parochie Cadier en Keer avondcursussen gegeven voor opgeschoten jongens en meisjes. Die cursussen werden bijna wekelijks gegeven, met uitzondering van de zomermaanden

Katholieke verenigingen
Ook bij het verenigingsleven in ons dorp was de kerk nauw betrokken. Elke vereniging had de pastoor of de kapelaan als geestelijk adviseur. Hij moest zorgen voor de godsdienstige en zedelijke belangen van de leden van de vereniging. Belangrijke beslissingen die in een vereniging genomen moesten worden, werden met hem doorgesproken.

In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog verkondigde de kerk dat een goed-katholieke jongen of meisje niet thuishoorde in een neutrale sportvereniging. In ons dorp, waar voetbal de belangrijkste sport was, werd in het seizoen 1926-1927 de Roomsch Katholieke Keerder Voetbalvereniging (R.K.K.V.V) opgericht. Deze nam deel aan de officiële competitie van de Roomsch Katholieke Limburgse Voetbalbond (R.K.L.V.B.), die in 1917 was opgericht en tot 1933 onder die naam heeft bestaan. Bij deze vereniging was pastoor Bosch geestelijk adviseur.

Foto 2018blz100

De leidsters van “de zonnekinderen”: 
Vanaf links: Jeanne Paulussen, Bertha Brouwers (zuster Lucia) en Maria Heuts.

Naast de voetbalclub was ook de fanfare belangrijk voor het verenigingsleven in ons dorp. Deze vereniging kreeg bij de oprichting in 1921 de naam van Sint-Blasius die al heel lang in onze parochie vereerd werd. Bij deze fanfare deden kapelaan Riemersma en pastoor Durlinger zich gelden toen na de Tweede Wereldoorlog behoefte was aan heroprichting van de fanfare die in de oorlog vanaf 1942 niet actief was geweest. Kapelaan Riemersma was een van de initiatiefnemers van de herstart van de fanfare en pastoor Durlinger werd aangesteld als voorzitter van het bestuur.

Patronaat
In onze parochie was er vanaf 1909 het Sint-Joseph patronaat schuin tegenover de kerk. In dit patronaat dat onder leiding stond van pastoor Oliviers kon de jeugd terecht voor ontspanning door spelletjes, zingen en toneel. Verder konden er verenigingen terecht voor geestelijke en maatschappelijke vorming.
In het patronaatsgebouw was aanvankelijk ook de Rooms Katholieke bibliotheek ondergebracht. Dat duurde tot 1946 toen in het gemeentehuis (het huidige Keerhoes) een ruimte werd ingericht als bibliotheek, waar men ‘s zondags na de hoogmis een boek kon lenen. Veel van deze boeken hadden te maken met het geloof en natuurlijk moesten alle boeken kerkelijke goedkeuring hebben.

2018blz101



Bep Heijnen (1913-2005) functioneerde in ’t Keerhoes als bibliothecaresse


‘Gevaar’ van openbaar onderwijs
Doordat de katholieken ten opzichte van protestanten gedurende enkele eeuwen waren achtergesteld, was ook het onderwijs in het katholieke zuiden achtergebleven bij dat in het protestantse noorden. Nadat door de grondwetswijziging van 1848 de katholieken weer in alle vrijheid hun geloof konden uitoefenen, zette de katholieke kerk zich in om de achterstelling ongedaan te maken. In 1868 vaardigden de Nederlandse bisschoppen een mandement uit waarin zij openbaar onderwijs voor de jeugd ‘een gevaar’ noemden.
Toch bleef dit ‘gevaar’ in de meeste parochies nog lang bestaan; in onze parochie voor de meisjes tot 1896 en voor de jongens zelfs tot 1945. Tot 1896 was er in Keer alleen een openbare school. Dat het zo lang heeft geduurd kwam omdat bijzondere scholen in tegenstelling tot openbare scholen niet door het Rijk werden gesubsidieerd.

Zusters en broeders
De katholieke scholen werden vaak gesticht door ordes van broeders en zusters. Dat was gunstig omdat deze de kosten voor hun rekening namen en het onderwijzend personeel leverden.
In 1920 werd de Lager Onderwijswet (schoolwet) ingevoerd: bijzonder en openbaar onderwijs kregen dezelfde overheidsfinanciering. Het geldprobleem was hiermee voor de katholieken opgelost.

Franse zusters in Keer
In Keer waren het vier Franse zusters Ursulinen die in 1896 de eerste bijzondere meisjesschool stichtten. Deze zusters waren, evenals de paters van het Missiehuis, uit Frankrijk uitgeweken omdat daar kloosters door de Franse Republikeinen werden verboden. De school werd gevestigd aan den groten weg naar Maastricht (Keerberg). Of de zusters door pastoor Waelbers of door het kerkbestuur zijn gevraagd hier een school te beginnen is niet bekend. Mogelijk is ook dat ze zijn getipt door de paters van het Missiehuis.

De Franse Ursulinen hebben het in Keer overigens niet lang volgehouden. In 1902 trokken zij zich alweer teleurgesteld uit Keer terug, omdat zij van de bisschop geen toestemming kregen voor de bouw van een pensionaat. Hij was van mening dat er al genoeg meisjespensionaten in het bisdom waren. Het gevolg was dat de leerlingen weer onderwijs moesten gaan volgen aan de openbare school.

In hetzelfde jaar 1902 dat de Ursulinen vetrokken, deden de Soeurs de la Miséricorde (Zusters van Barmhartigheid) in het schoolgebouw van de Ursulinen een nieuwe poging tot het oprichten van een bijzondere school; de R.K. Parochiale School. Maar ook deze zusters lukte het niet om in Keer-beneden een katholieke school van de grond te krijgen. De meeste meisjes uit Keer vonden de afstand naar de school van de zusters te lang en bleven onderwijs volgen op de openbare school.

School in Keer-boven
Toch gaven deze zusters de moed niet op. Om het bezwaar van de grote afstand tegen te gaan kochten zij met hulp van pastoor Oliviers
een huis tegenover de kerk waar zij een nieuwe school begonnen. Op 22 oktober 1909 is deze ‘Sint-Josephschool’ door de deken van Wyck ingezegend. Deze school deed het wel goed, zo goed dat het gebouw al in 1911 de toestroom van leerlingen niet meer kon herbergen en verbouwd moest worden.

2018blz103

Fragment uit een wervingsfolder voor het meisjespensionaat

 Geleidelijk werd de school van de zusters een school voor alle meisjes uit Op het einde van het schooljaar 1914-1915 verlieten de laatste meisjes de openbare school en werd deze openbare school een school voor alleen jongens. Deze openbare school was gebouwd in 1852. Geleidelijk aan groeide in ons dorp het aantal jongens dat naar school ging zodanig dat het nodig was een nieuwe school te bouwen (’t Keerhoes). Die werd in 1879 geopend.Het vertrek van de meisjes naar de school van de zusters leidde weliswaar tot een daling van het leerlingenaantal van de openbare school maar bracht het voortbestaan van deze school niet in gevaar. De openbare jongensschool bleef in Cadier en Keer zelfs bestaan tot het schooljaar 1945. In dat jaar droeg de gemeente de school over aan het kerkbestuur.

Schoolfoto uit 1928

2018blz104

Eerste rij vanaf links: Fien Brouwers (Honthem), Maria Jacobs, Pierre Jacobs, Lisa Stassen, Hai Stassen, Bennie Essers, Harie Bisscheroux, Lisa Heuts.
Tweede rij geknield: Jes Brouwers (Honthem), Maria Spronck, Fien Haesen, Agnes Herben, Hub Boers, Sjeng Spronck, Christien Broers, Maria Heuts.
Derde rij: Eugenie Goossens (Gasthuis), Agnes Goossens (Gasthuis), Ietie Schoenmakers, Maria Roebroeks, Anna Roebroeks, Fien Oostenbach (Honthem), Mathieu Oostenbach (Honthem), Bertha Gilissen met daarachter Sofie Dols, Elisa Blom (’t Rooth).
Vierde rij: Bertha Goossens (Gasthuis), Fien van Proemeren (Honthem), Paulien Fraats, Paula Pirnay, Net Wolfs, Fien Gilissen (’t Rooth), Sjeng Gilissen (’t Rooth), Maike Schijns (’t Rooth) en Truike Roebroeks.
Vijfde rij: Net Wolfs (Gronsveld), Maria van Proemeren (Honthem), Lien Maesen, Leen Pirnay, Tina Pirnay, Mina Dupuits (’t Rooth), Marie Gilissen (’t Rooth), Maria Volders.

Ten slotte
2018blz105

De pastoors Waelbers (1889-1902), Oliviers (1902-1915), Bosch (1920-1942), Durlinger (1942-1950) en Frissen (1950-1963), alsmede de kapelaans Voncken en Riemersma waren in de periode 1900-1960 nauw betrokken bij de boeren- en boerinnenbond en bij de verenigingen in onze parochie. Hierdoor en doordat zij zich ook intensief bemoeiden met het jeugdwerk en het onderwijs is er een sterke band geschapen tussen kerk en de gelovigen.

Intussen zijn er vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw zo een grote veranderingen in de maatschappij opgetreden dat die band in snel tempo weer is verslapt, met alle gevolgen van dien voor het geloofsleven in onze parochie.








 

 

 








Geraadpleegde literatuur

* Archief Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond, archiefnummer 863, 1896-1995.
* Van Cruyningen Piet, Boeren aan de macht? 2010.
* Digitaal Katholiek Erfgoedhuis, Geschiedenis van het Nederlands katholicisme
* Digitaal Katholiek Erfgoedhuis, Onderwijs.
* Purnot Jo e.a.: De parochie van de Heilige Kruisverheffing Cadier en Keer 750 jaar 1266-2016, Historische Kring Cadier en Keer 2016
* Purnot Jo: Van Boerinnenbond tot Zij-actief, Keerder Kroniek. jaargang VIII blz. 154-168
* Haesen Lei: Het bijzonder lager onderwijs 1896-1952, Keerder Kroniek, jaargang III, blz.134-141.

 

Herinneringen

 "Keender, loup mer doèr, blief heej neet sjtoeën

De Goede Week van 1959
door Louis van Proemeren

Samen naar school
In Honthem kwamen wij, als schoolkinderen, elke schooldag om half acht op de wegsplitsing bij de boerderij van Baenen () bij elkaar. Gezamenlijk gingen we dan eerst naar de kerk, want dagelijks kerkbezoek was voor de schooljeugd verplicht. Na afloop van de kerkdienst gingen we direct naar school. We waren ongeveer een half uur onderweg. Weer of geen weer altijd te voet. De heenweg verliep georganiseerd, op weg naar huis was dat anders, dan was er de gelegenheid om allerlei kattenkwaad uit te halen.

jrg2018blz106

Foto ter hoogte van Blankenberg, jaren vijftig. Op de achtergrond het Mariakapelletje. Het staat er nog steeds.
Sjef en Gertruid van Proemeren, Jeanne Aarts, Nico van Proemeren, Mia Brouwers, Wim van Proemeren, Mia Starmans, Bèr Beckers, Sjuul van Proemeren,
Wiel Brouwers, Marieke Beckers, Fien Brouwers, Jan Starmans, Frans Aarts, Lisa van Proemeren., Agnes Brouwers, Mia Brouwers, Henk Grootjans, Pierre Aarts,
Kit Grootjans, Maria Mingels, Math Brouwers en Jeanne Mingels.

 Vreselijk ongeval
Het was een maandagmorgen, 23 maart 1959 op weg naar school. Het was , dus de paasvakantie stond voor de deur. Samen met mijn vriendje, Joke Beckers, liep ik zo'n 25 meter voor de groep uit en we maakten plannen over wat we tijdens de komende vakantie allemaal zouden gaan doen. We waren zo enthousiast in gesprek dat we niet in de gaten hadden dat we plotseling op de Rijksweg stonden, midden op de witte streep. Uit beide richtingen kwamen auto's op ons af. We hoorden de andere kinderen roepen: " (blijf staan, blijf staan").  Mijn vriendje, Joke, probeerde toch terug te lopen naar de kant, maar werd hierbij geschept door een auto die uit de richting kwam.

jrg2018blz107





Daar stonden wij toen allemaal verbijsterd op het fietspad bij elkaar. De kantonnier Colla Essers, die in de buurt aan het werk was, had alles gezien en kwam naar ons toe en zei: "Keender, loup mer doèr, blief heej neet sjtoeën". De dag erna overleed Joke in het ziekenhuis van Maastricht. Mijn vriendje werd op om drie uur begraven. Zijn vriendjes en vriendinnen uit Honthem waren erbij.

Hierna veranderde voor mij de Goede Week voor altijd. Zelfs na bijna zestig jaar gaat geen Goede Vrijdag voorbij of ik sta stil bij dit vreselijk ongeval.

 

 

Dialect

’t Sjtaegske

door Mathieu (va Sjiel va Nandsje) Spronck † 1997

Achter de huidige oostelijke winkelgalerij aan het Raadhuisplein was vroeger een steegje dat de Väörsjtraot (Kerkstraat) met de Echtersjtraot (Limburgerstraat) verbond. Over dat sjtaegske, dat formeel de Geelensteeg heette, gaat dit verhaaltje.

Jao in dat sjtaegske, e twie meter brèid getske, tössje de mur van de boerderije va der Klaose en Lemmerlingske, dao hebbe vier ós in oes jong jaore fleenk kinne begaje. Dao woèrt op de kloompe mit e kléin belke e pertijke voetballe eweg gegieëve, die alle besjrijvinge, wie erg oùch, uëvertrof.

2018blz91

’t Sjtaegske aan de zijde van de Väörsjtraot (Kerkstraat). Tinie Spronck (l) en Hanneke Eijssen (r).

‘ne Sjijnsrechter kaom d’r neet aan tepas. De mieërderhèid besjliesde, soms waor dat d’r sjtèrkste en soms degene mèt de groètste mojl. Dao woert dan drop los gesjot. En al hawste d’n sjaene zoe blaw wie ‘ne sjolk, dao woert neet opgelèt; doërsjtaampe mer of ‘t lieëve dao vanaaf hong.

Somtijds vloeëge de kloompe of sjpleentere devan úm d’n oere. Oùch waore pratsj, klauwe of sjaampsjtéin, gein besjwoer. Dao ginge v’r doeër- en uëverheen of ’t nieks waor.

Umdat ’t zoe sjmaal waor, waor vuur pebliek allein mer plaatsj achter de kieppersj. Af en tow veel d’r ‘n gool, soms oet ’ne penantie.  Dan vloog de kiepper mèt de bekke en väörhoede van de tiënge-partij oonder kollesaal gebröl en gesjriew mèt baal en aal ‘ne meter of veer de Väörsjtraot in.

Dat koes dow allemaol, want verkier van otoos waor nog neet. En pelisie, laot much neet lache, dao waor eenkel d’r kromme Otte. Es dae op ’t lewaai en gekwaak aaf kaom, dan waore vier allang devandoer en versjtoeëke v’r ós oonder ‘n sjeurpoërt of vlögde v’r doër ’t vendelsvootpaedsje (’t Waegske) de Sjtieëwieëg op. Want oeze baoj kaom neet flot oet de veuj. En um d’n hoond achter ós aan te jaoge, dao waor hieë te good vuur.

Woerte vier neet doer de baoj gesjteurd, da makde vier os zoe meug wie ‘n maaj en sjwèdde v’r wie ‘nen das. Totdat un veunkelpertij of de sjoeëlbel van Leizeke ‘n eind makde aan de sjlachpartij.

Soms kaome èine van oes awwersj ós aan de oere nao hèim hoeële um ierpele te goeën rape, koffie in ’t veld te bringe of flatte te sjpreie op de Greunerein. Want dat moste vier dow òuch al doën, of ste wòls of neet.

Dan trokke vur moonketaere aaf, de besjwjèite haore in ’t geziech geplak en de kloompe diks versjpleentert.

Meh-ja,…….sjmagke of neet……..tot murrege mer weer, want dan begoes de sjpas van vuure-n-aafaan, mit gelabde brook en kloompe zoonder kap op.

En es vier, koejonge, ’s-aovens allang heim waore, dan woert oes sjtaegske gebrùik doer köppelkes, um dao e lekker u pötsje te  vrijje, want in ’t sjtaegske hong géin sjtraotlaamp, dus ’t waor d’r sjtiekke duuster………!

Gebruikers
5
Artikelen
2075
Artikelen bekeken hits
9309129

Today 16

Yesterday 38

Week 123

Month 1072

All 178665

Currently are 32 guests and no members online

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME