Van nederzettingen tot boerendorpen
door Lei Haesen
Hoe groot was Keer, Cadier en Honthem vroeger? Hoeveel huizen of boerderijen stonden er en hoeveel inwoners telden de verschillende dorpskernen? Met behulp van de beschikbare bronnen proberen wij in een tweetal bijdragen enkele voorzichtige conclusies te trekken over de situatie vóór 1828 (het ontstaan van de gemeente Cadier en Keer!) en van ons dorp na 1828. In deze aflevering wordt na een inleiding een algemeen beeld gegeven van de situatie vóór 1828 en de ontwikkeling in de kern Cadier beschreven. In de tweede bijdrage komen Keer en Honthem aan bod en wordt de bevolkingsontwikkeling van de gemeente Cadier en Keer geschetst, waarbij ook kort aandacht wordt besteed aan Sint Antoniusbank en 't Rooth.
Inleiding
Wij beschikken niet over betrouwbare statistische gegevens van ons dorp of onze parochie vóór de Franse Tijd (1794-1814). Er was toen nog geen Burgerlijke Stand en er werden nog geen bevolkingsregisters aangelegd. In die tijd was geen behoefte aan een registratie van de inwoners, wél van de grondeigenaars en de omvang van hun bezittingen in verband met de te betalen belasting. Door het ontbreken van gegevens is het moeilijk een betrouwbaar beeld te geven van de ontwikkeling van de bevolking vóór 1800.
De belangrijkste bronnen zijn de doop-, huwelijks- en overlijdensregisters van de parochie. Doopaantallen, aanwezig vanaf 1614, zijn een goede benadering voor geboorteaantallen, immers alle levendgeborenen werden ook gedoopt.
Maar ....in de registers van Cadier zijn, behalve de dopelingen, gehuwden en overledenen van Cadier, ook die van Honthem en de meesten van Keer ingeschreven én tot 1729 zelfs van Bemelen (met Gasthuis en Wolfshuis). Dat had verschillende oorzaken. De parochiegrenzen vielen niet gelijk met de gemeentegrenzen. Cadier en Honthem vormden van oudsher de parochie van de H. Kruisverheffing. Keer hoorde tot 1805 bij de parochie Heer. Veel Keerdenaren lieten echter hun kinderen dopen en hun doden begraven in Cadier en
niet in hun eigen parochie (Heer). De grote afstand van Keer tot de kerk van Heer zal daarbij zeker een rol gespeeld hebben. Dit gebeurde tot groot ongenoegen van de pastoors van Heer. Keerdenaren werden zelfs bij herhaling op straffe van een geldboete gemaand hun kinderen in Heer te laten dopen (zie jaargang 6, pagina 102). Veel doopsels en met name overlijdens van Keerdenaren werden zowel door de pastoors van Cadier als van Heer en Keer in hun registers vermeld. Zie onderstaand voorbeeld.
Uit het doopregister van Cadier (29 december 1682):
Uit het doopregister van Heer (29 december 1682):
Vrij vertaald staat in beide doopakten:
Keer op de Zangerije (cantoria) 29 december is gedoopt Margaretha Frederix, (wettige) dochter van Gerard Frederix en Anna Maria Hustin. Getuigen Wilhelmus Coemans en Margaretha Aussems (grootmoeder).
En Bemelen dan? De parochie Bemelen (met Gasthuis en Wolfshuis) had niet altijd een eigen pastoor. Verschillende pastoors van Cadier bedienden tot 1729 ook de parochie van de H. Laurentius. Zij noteerden de dopen, huwelijken en overlijdens van beide parochies in hetzelfde register.
Het aanleggen van vier nieuwe 'registers' was nodig om de ontwikkeling in de afzonderlijke kernen te kunnen beschrijven. In combinatie met de overlijdensregisters, eerst aangelegd vanaf 1662, kan het verschil tussen het aantal dopen en het aantal overlijdens (= het geboorteoverschot) bepaald worden, anders gezegd: de groei van de bevolking.
Maar... sommige pastoors schreven het overlijden van een kind niet in, anderen weer wel. Vooral van de gegevens van deze laatsten hebben wij gebruik gemaakt om het geboorteoverschot zo nauwkeurig mogelijk te kunnen bepalen.
Een tweede bron zijn de leggers van de schepenbank Cadier. Hierin zijn de huis- en grondeigenaars met hun bezittingen vermeld. De leggers werden aangelegd om de te heffen (grond)belasting te kunnen bepalen. Deze gegevens zeggen niet direct iets over aantallen inwoners, maar wel over het aantal huizen. Uit de leggers van 1628 (met tevens gegevens uit 1623 en 1631), 1641, 1732 en 1776 hebben wij de benodigde gegevens verzameld om de ontwikkeling in de bebouwing in de zeventiende en achttiende eeuw te kunnen bepalen.
Tenslotte beschikken wij nog over enkele verslagen van kerkvisitaties: inspecties van de parochie door het bisdom Luik, in 1638, 1673, 1712 en 1719. In deze rapporten is het aantal communicanten van de parochie (Cadier en Honthem) vermeld. Onder communicanten wordt verstaan het aantal parochianen dat de communie mocht ontvangen en dat was in die tijd vanaf ongeveer twaalf jaar.
Vanaf de invoering van de Burgerlijke Stand in de Franse Tijd (1794-1814) - rond 1796 werd tevens de eerste 'volkstelling' gehouden beschikken wij over steeds meer gegevens, zeker wanneer enkele decennia later ook nog bevolkingsregisters worden aangelegd, jaarverslagen van de gemeente opgemaakt en tienjaarlijkse volkstellingen worden gehouden.
De tijd vóór 1828
Algemeen kunnen wij aannemen dat in de elfde eeuw vanuit de rivierdalen (Maas, Gulp, Geul en Voer) gestart is met de ontginning van het plateau van Margraten. De rivierdalen raakten 'overbevolkt' en er was voor de bewoners niet meer voldoende landbouwgrond beschikbaar. De eerste pioniers uit het Maasdal begonnen met de ontbossing en het in het cultuur brengen van het zuidoostelijke deel van het plateau van Margraten. Er verrezen de eerste nederzettingen. De ontginning van Keer en Cadier vond plaats vanuit Heer en Heugem, vermoedelijk op initiatief van het St. Servaaskapittel (Keer) en het O.L.Vrouwekapittel (Cadier) te Maastricht. Naast adellijke geslachten speelden immers met name kapittels en kloosters als grootgrondbezitters in de Middeleeuwen in veel streken een vooraanstaande rol bij de ontwikkeling van de landbouw. Over de ontginning van Honthem bestaat twijfel, maar vermoedelijk is dit gebeurd vanuit Eckelrade/Gronsveld.
Alvorens de bevolkingsontwikkeling in de verschillende kernen te beschrijven, kan gesteld worden dat tot de negentiende eeuw sprake is van een zeer trage groei. Dat wil niet zeggen dat er sprake was van een geleidelijke toename van de bevolking. Integendeel, perioden van een grotere stijging werden vaak gevolgd door een forse daling van het aantal inwoners. Oorlogen, epidemieën, economische crises (armoede, hongersnoden) en de grote kindersterfte, vaak in samenhang met elkaar, waren daar de belangrijkste oorzaken van.
Een overzichtje van de gevoerde oorlogen:
1648 1667-1668 1672-1678 1688-1697 1702-1713 1740-1748 1756-1763 1793-1794 1794-1814 |
einde Tachtigjarige Oorlog |
Dit overzicht leert dat de regio gemiddeld één van elke drie jaar te lijden had van krijgsverrichtingen of bezetting.
De gevolgen voor de bevolking illustreren wij aan de hand van twee voorbeelden.
1. In 1676 belegerde stadhouder Willem lIl, opperbevelhebber van het Staatse (Hollandse) leger, Maastricht. Niet voor de eerste keer zochten veel inwoners een veilig heenkomen in de onderaardse mergelgroeven bij Huize Sint Joseph (Keerderberg en Heerderberg). De vele opschriften (jaartallen, teksten en afbeeldingen) in de groeven herinneren aan die roerige tijden.
Afbeelding van een soldaat die een kanon afvuurt op een achter een walmuur gelegen stad. De ommuurde stad is niet afgebeeld.
(Foto uit: SOK mededelingen 20, 1992).
Evenals in 1668 brak een dysenterie-epidemie uit. Egidius Rutten, pastoor van Heer en Keer én Cadier, overleed vermoedelijk in zijn schuilplaats (mergelgroeve Heerderberg). Een priester van de orde van de Predikheren, Petrus Daemen, bediende daarna ruim een jaar de parochie Cadier. In het register van overlijden noteerde hij in 1676 dat velen aan de ziekte overleden. Zonder data noemt Petrus Daemen bij Honthem de namen van vijf overledenen en eindigt met "...ik weet niet hoeveel anderen'. Bij Keer en Cadier schrijft hij tien overledenen in (ook zonder data) en vermeldt verder de dood van zeven kinderen (zonder namen). Verder schrijft hij, dat velen stierven van wie de namen hem onbekend zijn en hij eindigt met: "Ik weet niet of er meerderen geweest zijn". Hoewel wij niet precies weten hoeveel parochianen in 1676 overleden zijn, moeten dat er in ieder geval vele tientallen geweest zijn.
Naast de inscripties in de mergelgroeven herinnert ook een tweetal oude grafkruisen rond de kerk aan de gevolgen van het beleg van Maastricht in 1676 door stadhouder Willem lIl. De eerste steen is van Willem Frederix, halfwin op de Sangerij (zie jaargang 1, pagina 26-32). De andere is van Judith Canen, echtgenote van Lambertus Thijssen, en haar zesjarig zoontje Christiaen Thijssen, evenals Willem Frederix slachtoffers van de dysenterie-epidemie in 1676 (zie bovenstaande foto).
2. Tijdens de Oostenrijkse Successie Oorlog (1740-1748) was 1747 voor onze parochie opnieuw een rampjaar. Door de talrijke troepenbewegingen en een ongekend heersende dysenterie-epidemie overleden 38 personen, kinderen beneden de 12 jaar niet meegerekend. Onder de slachtoffers was ook pastoor Joannes Nicolaus Santbeeck. Het aantal daadwerkelijke slachtoffers (inclusief kinderen) mag waarschijnlijk op rond 60 gesteld worden en dat zou betekenen ruim 10% van de totale bevolking van Cadier, Keer en Honthem. Omgekeerd, in 1747 en het daaropvolgend jaar daalde het aantal geboortes in de drie kernen naar een absoluut dieptepunt: totaal zijn slechts resp. vier en twee doopsels geregistreerd.
Al zien wij na een oorlog of epidemie het geboorteoverschot weer stijgen, het duurde enkele decennia alvorens de bevolking door zo een gebeurtenis weer 'op peil' was.
Naast de eerder genoemde oorzaken van een trage bevolkingsgroei, speelden nog andere factoren een rol. Zo huwde men op latere leeftijd, doorgaans wanneer men in staat was een gezin te onderhouden. Ook bleef een groot aantal personen ongehuwd.
Cadier
Het aantal pioniersgezinnen in Cadier, globaal genomen het gebied ten zuiden van de huidige Dorpsstraat en Kerkstraat, zal kort na de ontginning niet veel meer dan een tiental geweest zijn. Uit een overzicht van huis- en grondeigenaars blijkt dat in 1623 hier 23 woningen stonden. De eigenaars waren:
Aussems, Jan Aussems, Willem Bollen, Keerst Copmans, Gilis Costen, Lemmen Francken, Eva Houben, Lenart Houben, Lisbit Jans, Lemmen Lambrichts, Lemmen Linssen, Keerst Linssen, Thomas |
Mertens, Merten Mertens, Peter Meusens, Gert Meusens, Jan Murmix, Gilis en Frans Pannesleger, Peter Proumeren, Geurt Roncken, Claes Rondach, Frans Schoenmeeker, Teeuwen Steijns, Dries |
Ruim honderd jaar later (1734) stonden er volgens de toen gemaakte legger eveneens 23 woningen en in 1796 (Franse volkstelling) 24 huizen. Kortom, bijna twee eeuwen lang bleef het woningbestand vrijwel ongewijzigd en dat zal in de voorafgaande eeuwen niet veel anders geweest zijn. Het bebouwde gedeelte van Cadier bestond zelfs tot de jaren vijftig van de vorige eeuw uit slechts één rij woningen, de huizen aan de Rijksweg en Eckelraderweg niet meegerekend. Dit is nog goed te zien op de bovenstaande luchtfoto. Hierop is overigens ook nog te zien, dat de bebouwing aan de Limburgerstraat (Keer) zich aanvankelijk concentreerde aan de noordzijde van deze straat: de huisweiden van de woningen aan de noordzijde van de Kerkstraat liepen immers door tot aan de Limburgerstraat.
De parochie Cadier telde volgens de rapporten van de kerkvisitaties 120 communicanten in 1658 en 1673 en daalde naar 110 communicanten in 1699, 1712 en 1719. In die tijd ontving men de eerste H. Communie op ongeveer l2-jarige leeftijd. In het algemeen mag men stellen dat het aantal kinderen of niet-communicanten het 1/3 deel van de totale bevolking bedroeg, waardoor het aantal inwoners op resp. 180 en 165 geschat kan worden.
Een eigen onderzoekje leert, dat tussen 1680 en 1734 197 kinderen uit Cadier werden gedoopt, gemiddeld drie tot vier kinderen per jaar. Er overleden in dezelfde periode 126 inwoners of gemiddeld per jaar twee tot drie personen. Het doopoverschot van 77 in 55 jaar betekent een gemiddelde jaarlijkse toename van de bevolking met ruim één. In dezelfde periode werden in het trouwregister 63 huwelijken geregistreerd waarbij één of beide partners uit Cadier afkomstig waren, anders gezegd, gemiddeld iets meer dan één huwelijk per jaar.
Tussen 1775 en 1794 bedroeg het aantal dopelingen 92 (gemiddeld per jaar 4 à 5) en overleden 71 personen (3 à 4 per jaar), eveneens een gemiddelde jaarlijkse groei van iets meer dan één. Hoewel het trouwregister tussen 1735 en 1795 verloren is gegaan, zal in die periode, gelet op het aantal dopen, slechts sprake zijn geweest van een niet noemenswaardige stijging van voltrokken huwelijken. Er zijn geen gegevens beschikbaar van het aantal uit de parochie vertrokken of zich hier gevestigd hebbende personen. Niettemin duiden de cijfers op een zeer trage groei.
Dat men met de nodige reserve moet omgaan met verstrekte aantallen leert ons de Franse volkstelling in 1796. Volgens deze telling telde Cadier 24 woningen en 85 inwoners, waaronder slechts 12 kinderen van 12 jaar en jonger. Deze aantallen zijn niet juist, zeker niet wat het aantal kinderen betreft. Dat blijkt uit eigen onderzoek en uit meer betrouwbare bronnen uit volgende jaren. Wij vonden:
1799: 152 inwoners 1805: 160 inwoners 1823: 172 inwoners |
1824: 171 inwoners 1825: 178 inwoners 1826: 189 inwoners |
De Franse volkstelling is ook interessant, omdat wij een inzicht krijgen op welke manier onze voorouders de kost verdienden. Bij de gezinshoofden staan de volgende beroepen vermeld: | |
6 landbouwers 10 dagloners 3 pachters |
1 timmerman 1 smid |
Bij twee weduwen en één alleenwonende vrouw is geen beroep vermeld. |
Bij de toevoeging van Keer bij de parochie Cadier in 1805 telde Cadier 160 parochianen, een aantal dat overeenkomt met de 'gemeentelijke' cijfers in het lijstje hierboven.
Bij de samenvoeging in 1828 van Cadier met Keer (en Sint Antoniusbank) tot één gemeente telde de kern Cadier bijna 200 inwoners.
Ten slotte: het grondgebied van Cadier had een oppervlakte van 262 hectare. In die tijd sprak men nog van 262 bunder. In 1820 werd de bunder gelijkgesteld met de hectare. De oude bunder was kleiner: ongeveer 0,87 hectare.
(wordt vervolgd)