Het geloofsleven
Ongeneeslijk zieken mochten geen lid worden
De broederschappen in onze parochie
door Jo Purnot
Inleiding
Tot een jaar of vijftig geleden speelden godsdienstige verenigingen een belangrijke rol in het geloofsleven van alle dag. Organisaties als Congregatie, Heilige Familie, Heilige Kindsheid en de Voorplanting des Geloofs klinken katholiek opgevoede ouderen nog bekend in de oren. Er was voor elke leeftijd en geslacht wel iets te vinden. Ook broederschappen speelden in de 19de en begin 20ste eeuw in onze parochie een rol van betekenis. In dit artikel zullen we een aantal broederschappen bespreken.
De Parochie
Vanaf 1266 (over twee jaar is dit 750 jaar geleden) vormde Cadier samen met Honthem één parochie, de parochie van de Heilige Kruisverheffing. Keer daarentegen vormde samen met Heer en Scharn de parochie Heer. Dat betekende dat Keerdenaren zich in Heer moesten laten dopen, trouwen en begraven (HeerderLijkweg). In 1803 werd Keer bij de parochie van Cadier en Honthem gevoegd. Later, in 1946 volgde ’t Rooth. Dit gebeurde op dringend verzoek van de Roothenaren die tot dan bij de parochie Margraten hadden behoord.
Verder maakte onze parochie tot 1840 deel uit van het bisdom Luik en van het aartsbisdom Keulen.
Onze parochie was wellicht een van de armste uit de omgeving. Niet vreemd als we weten dat de kerk vaker - op last van de protestantse autoriteiten die het in Cadier voor het zeggen hadden - werd gesloten en de kerkelijke goederen werden geconfisqueerd. Uit visitatierapporten (controles van de bisschop) weten we dat het kerkgebouw er in de 17de en 18de eeuw erbarmelijk slecht aan toe was.
Eindelijk werd de kerk in 1835 flink verbouwd en uitgebreid tot 184 zitplaatsen. Dat gebeurde op kosten van de Belgische staat, want ons dorp hoorde toen (1830 -1839) bij België.
In 1957 werd die oude kerk afgebroken en een nieuwe gebouwd. Tot zover de historie van de parochie.
Tekening van de oude kerk. Tekenaar niet bekend
Wat is een broederschap?
Een broederschap is een kerkelijk goedgekeurde vereniging die werken van godsvrucht verricht. De bisschop moet toestemming geven om een broederschap te mogen oprichten. Voor een aartsbroederschap is zelfs permissie van de Paus nodig. Naast zijn functie binnen het geloofsleven vervulde een broederschap ook een maatschappelijke rol binnen de dorpsgemeenschap. Het kwam de cohesie ten goede, maar zorgde ook voor nog meer sociale controle in deze kleine dorpsgemeenschap.
Een broederschap bestond uit: broedermeesters en gewone leden. Iedereen kon lid worden, ook mensen van buiten de parochie. Een uitzondering werd gemaakt voor ongeneeslijk zieken. Wellicht om te voorkomen dat mensen die de dood in de ogen keken nog gauw via het lidmaatschap van een broederschap een plaatsje in de hemel wilden bemachtigen. Daar trapte de parochiegeestelijkheid niet in. Enige hardvochtigheid kon de Kerk in het verleden niet ontzegd worden.
Welke broederschappen waren er in onze parochie?
In het parochie-archief komen we de volgende broederschappen tegen:
- de broederschap van de Heilige Rozenkrans
- de broederschap van het Allerheiligste (altijd-durige-aanbidding)
- de aartsbroederschap van de Heilige Familie
- de broederschap van het Hart van Jezus
- de broederschap van Sint-Blasius
De broederschap van de Heilige Rozenkrans
Oprichting
Deze broederschap werd op 7 oktober 1804 in onze parochie opgericht door pastoor Jean Jaspars. De oorsprong van de broederschap lag in 1571 bij de zeeslag van Lepanto (huidige Griekse plaats Náfpaktos). De katholieke vloot won toen van de Turkse vloot. De overwinning van het kruisbeeld tegen het kromzwaard, zoals men het later noemde, was volgens tijdgenoten te danken aan het bidden van het rozenkransgebed.
Organisatie en rechten en plichten
De broederschap van de Heilige Rozenkrans telde in onze parochie zes broedermeesters. In 1852 waren dat: J.W. Schreurs, P. Schreurs, J.A. Henzen, J.H. Brouwers, Egidius Braeken en L. van der Linden. Deze broedermeesters namen op de eerste zondag van de maand en op feestdagen van Onze-Lieve-Vrouw met brandende flambouwen plaats op het priesterkoor. Als ze verstek lieten gaan, moesten zij een geldelijke boete betalen.
|
De rozenkrans bestaat uit 5 grote en 50 kleine kralen en wordt gebruikt voor het rozenkransgebed. Dit gebed bestaat uit het bidden van het Onzevader (15 maal) en het Weesgegroet (150 maal) door de rozenkrans driemaal te doorlopen. Vaak doorloopt men de rozenkrans slechts eenmaal en bidt men in totaal 5 Onzevaders en 50 Weesgegroetje. Dit heet dan een rozenhoedje, maar wordt vaak gewoon 'rozenkrans' genoemd.
|
Als een lid van de broederschap van de Heilige Rozenkrans overleden was, moesten de broedermeesters met brandende toorts de overledene aan het sterfhuis afhalen en tijdens de uitvaart aanwezig zijn. Op kosten van de broederschap werd een Hoogmis opgedragen ter lafenis van de ziele. Bij overlijden van de pastoor, een broedermeester, de penningmeester of de secretaris zelfs twee Hoogmissen. Verschil moest er zijn.
Verder werd er één keer per maand een hoogmis opgedragen voor alle afgestorven leden. In de kerk stonden tabletten met de namen van de broederschapsleden.
De notulen van 1852 vermeldden dat de contributie van 50 cent per jaar werd teruggebracht naar 47 cent. Een paar jaar later zelfs naar 36 cent. De contributie werd op het eind van het jaar geïnd in een café. Van deze broederschap waren ook vrouwen lid.
|
De vlag van de broederschap van de Heilige Rozenkrans toont aan de voorzijde: Maria met kind die aan Sint-Dominicus een rozenkrans uitreikt. Op de achterzijde is een rozentak afgebeeld
|
De broederschap van het Allerheiligste
Oprichting
De broederschap van het Allerheiligste werd in 1804 ook door pastoor Jean Jaspars opgericht.
Organisatie en rechten en plichten
De broederschap telde zes broedermeesters: J. Schreurs, M. Schreurs, Gilis Braeken, P. Schreurs en L. Pirnaij. Zij moesten op de derde zondag van elke maand met brandende toortsen de kruisweg begeleiden. Voor de broedermeesters was in de kerk een speciale bank gereserveerd.
|
Eind 1800 schafte de broederschap een (nieuwe) vlag aan van witte zijde met om de afgebeelde kelk met hostie duivenranken en korenaren. Bij gelegenheid van de sluiting van het eerste Nederlands Eucharistisch Congres in 1904 te Hasselt namen zeventig leden met hun vlag daar deel aan een grote optocht
|
Op 14 september, de feestdag van de Heilige Kruisverheffing, het patronaatsfeest van de parochie, stond het Allerheiligste 24 uur in de kerk uitgestald, van 6.00 uur ’s morgens tot de volgende dag 6.00 uur. In die tijdspanne moesten steeds minstens vijftien personen in de kerk zijn om het Allerheiligste te aanbidden. Hiervoor werd een lijst opgesteld met de namen van de parochianen en de vermelding van het tijdstip dat ze in de kerk verwacht werden. Tot 1913 was het oude kerkje in de avond- en nachtelijk uren schamel verlicht met wat kaarsen en enkele petroleumlampen. Sommige parochianen zullen die ambiance als spookachtig en andere als feeëriek ervaren hebben.
De aartsbroederschap van de H.Familie voor mannen
Oprichting
De broederschap van de Heilige Familie werd 1844 in Luik gesticht met medewerking van de paters Redemptoristen. Een paar jaar later werd de broederschap bij pauselijk decreet van Pius IX verheven tot aartsbroederschap.
Het doel was ontkerstening van de huisgezinnen tegen te gaan.
In onze parochie werd op 6 januari 1898 door kapelaan Johannes Voncken de broederschap voor mannen opgericht. Bijna elk huisgezin was vertegenwoordigd.
De broederschap was verdeeld in vier secties:
-
Väörsjtraot: patroonheilige Sint-Blasius
feestdag: 3 februari
-
Echtersjtraot: patroonheilige Sint-Gerardus
feestdag: 16 oktober
-
Steenenweg: patroonheilige Sint-Antonius van Padua
feestdag: 13 juni
-
Honthem: patroonheilige Sint-Lambertus
feestdag: 17 september
Tijdens hun maandelijkse bijeenkomsten in de kerk hadden de leden van de Heilige Familie ieder een eigen plaats, zodat men in een oogopslag kon zien wie afwezig was. Van de broederschap van de H.Familie waren ook inwoners van ’t Rooth en Klein-Welsden lid.
Vlag
Kort na de oprichting van de aartsbroederschap van de Heilige Familie werd voor 225,35 gulden een vaandel aangeschaft. In 1905 maakten 68 leden met hun vlag een bedevaart per trein naar Scherpenheuvel en naar Averbode.
|
Fragment van een gedachtenisprentje. Op het prentje werd vaak vermeld dat de overledene lid was van de Heilige Familie of een andere broederschap
|
Vereniging van Eer en Deugd
Tijdens een volksmissie in mei 1914 werd, ter bestrijding van het zedenbederf, een Vereniging voor Eer en Deugd opgericht die verbonden was aan de aartsbroederschap van de Heilige familie. Daarbij deden 43 leden hun eerste toewijding. In de winter was er zelfs een bibliotheek voor de leden. Voor 2 cent kon men een boek twee weken lenen.
De broederschap van de Heilige Familie voor vrouwen
Tijdens een volksmissie (zie verderop) in januari 1906 werd een aartsbroederschap voor gehuwde vrouwen en weduwen opgericht. De patronessen van de drie afdelingen waren: de Heilige Monica, de Heilige Anna en de Heilige Elisabeth van Hongarije. Iedere vierde zondag van de maand na het middaglof was er een bijeenkomst. Ongetwijfeld was het merendeel van de vrouwen die daarvoor in aanmerking kwamen lid.
|
In 1889 richtte pastoor Waelbers al een congregatie voor joonkfersj (ongehuwde vrouwen) op. De patroonheilige was de Heilige Agnes wier eeuwenoude beeltenis nu nog links op het priesterkoor staat
|
Volksmissies
Verschillende broederschappen werden opgericht na een Volksmissie. Die missies, meestal om de zeven jaar, waren een belangrijk onderdeel van het geloofsleven. Het waren meerdaagse oefeningen die uit godsdienstige plechtigheden, preken, en vooral uit boetedoening bestonden. Meestal verzorgden paters Redemptoristen hier de volksmissies, die als een ‘grote geestelijke schoonmaak’ beschouwd werden. Het waren dagen van gebed, boete en inkeer. Meestal waren het twee paters die retorisch zeer geschoold waren en die precies wisten hoe ze op het sentiment van de gelovigen moesten inspelen.
Een pater preekte over de hel, de duivel en de verdoemenis en probeerde zo de aanwezigen van hun zondigheid te overtuigen. Wat vaak aardig lukte. Daar tegenover stond de andere pater die preekte over barmhartigheid en een mooie Mariapreek voor zijn rekening nam. Op het eind van de Missie werd toegewerkt naar een grote biechtsessie. De kerk puilde dan uit; de biechtvaders maakten overuren. Secuur werd bijgehouden wie wel en wie niet de Missie bijwoonde. Afwezigen konden rekenen op een huisbezoek. Ook waren er aparte bijeenkomsten voor mannen en voor gehuwde vrouwen. Deze laatsten werden dan nog eens ‘fijntjes’ op hun huwelijksplicht gewezen. Volgens een zegsvrouw was dat vaak negen à tien maanden later te merken.
|
Aan het eind van de missie werd het missiekruis in processie rondgedragen en werden prentjes uitgedeeld
|
Nog twee broederschappen
De broederschap van het Heilig Hart van Jezus
Dit broederschap werd opgericht op 29 juni 1903. Ook de vlag van deze broederschap is tijdens de jaarlijkse Bronkprocessie te bewonderen. De tekst op het vaandel luidt: Zoet Hart van Jezus, maak mijn hart gelijk aan de Uwe.
De broederschap van Sint-Blasius
Deze broederschap is opgericht in 1904 en in 1998 heropgericht. Het is de enige nog functionerende broederschap.
Bronk 1999.
Vanaf links: Pierre Lemmens, Wino Mingels, Jacques Aussems, Sjef Vliegen, Sjeng Daemen, Lucien Vaessens, Sjef Beckers, Lowie Wijnen, Pierre Oostenbach, Boy Florack, Sjef Gilissen, Richard Speetjens, Hans Aussems, Jo Mingels, Frans Mingels, Jean Beijers.
Het Sint-Blasiusbeeld is afkomstig uit de Sint-Blasiuskapel aan de Rijksweg bij Blankenberg
De broederschap luistert nu nog de Bronkprocessie op en is aanwezig wanneer kinderen hun Eerste Heilige Communie ontvangen. Bovendien bij hoge feestdagen zoals Pinksteren en Pasen, bij het feest van de Heilige Kruisverheffing en natuurlijk bij het feest van hun eigen patroonheilige op 3 februari.
Ten slotte
Tijdens het Keerder Festival van 2006 organiseerde de Historische Kring een Open Dag in de kerk, waar alle kerkschatten te bezichtigen waren. Bij de voorbereiding ontdekten we in de kelder twee flink gehavende grote beelden van Sint-Gerardus en Sint-Antonius van Padua. Niemand wist nog waar de beelden vandaan kwamen. Maar dat is nu inmiddels duidelijk; het waren de patroonheiligen van twee secties van de aartsbroederschap van de Heilige Familie.
|
Links de Heilige Antonius van Padua en rechts de Heilige Gerardus van Majella
Het beeld van Antonius van Padua werd in 1905 geschonken door Elisabeth Lemmens gehuwd met Peter Heijnen. Het beeld van Gerardus van Majella werd een jaar later geschonken door het echtpaar Willem en Catharina Bessems-Sluijsmans
|
Bron:
Archief van de parochie van de Heilige Kruisverheffing Cadier en Keer.
Het Memoriaal van de parochie van de Heilige Kruisverheffing Cadier en Keer.