Het geloofsleven
De pastoors van Cadier (en Keer): deel 2
door Lei Haesen † en Simon Peters
In het vorige jaarboek (2007) hebt U ons eerste artikel over de pastoors van Cadier en Keer kunnen lezen, handelend over hun opleiding, hun taken en bezigheden, hun inkomsten en hun positie in de dorpsgemeenschap.
In het hier volgende tweede artikel komen de pastoors zelf aan de orde. Wij hebben alle parochieherders van Cadier, die wij vanaf 1266 tot nu toe van naam kennen, op een rijtje gezet en daaraan, zo mogelijk, enige relevante informatie toegevoegd. Zo mogelijk, want in een aantal gevallen beschikken we slechts over summiere gegevens. Toch levert het geheel een mooi, gevarieerd beeld op van onze parochie door de eeuwen heen. Want laten we eerlijk zijn, onder de bedienaren van Gods woord bevonden zich niet alleen markante, maar ook vreemde vogels.
Pastoor Simon (rond 1266)
In een Charter van 1266 werd Cadier tot zelfstandige parochie verklaard. In deze Stichtingsacte van onze parochie wordt van de heer Simon gezegd dat hij pastoor-in-titel was van de moederkerk in Heugem, dat hij kanunnik was van de O.L.Vrouwe te Maastricht en dat hij een wijs man was.
Theodoor Bracht (?-1521)
Het enige wat van deze pastoor bewaard is gebleven, is zijn grafsteen. Theodoor werd begraven op het priesterkoor in de voormalige kerk. Bij de vernieuwing van de vloer van de kerk in 1844, werd de grafsteen verplaatst naar de ingang van de (oude) pastorie. Bij de afbraak van deze woning in 1967 kreeg de steen zijn huidige bestemming: een plaatsje op het voormalige kerkhof dichtbij het H. Hartbeeld en boven de inmiddels lege grafkelder die zich daar bevindt. Het opschrift luidt: D. Theodoricus Bracht, pastor huius ecclesiae obiit XI Februarii A ° MVeXXI (= Theodorus Bracht, pastoor van deze parochie, overleed op 11 februari 1521)
Grafsteen van pastoor Bracht, midden voor het H. Hartbeeld
Joannes Severins
In een kerkregister van Sittard wordt bij het overlijden in 1603 van Joannes Severins vermeld, dat deze pastoor te Cadier bij Wyck (Maastricht) was. Van hem is verder niets bekend.
Henricus (Henri) van Oest (1614-1660)
Henri van Oest was afkomstig van Sint-Geertruid. Hij was pastoor van de gecombineerde parochies Cadier en Bemelen. Het huis dat hij in Cadier bewoonde had hij op eigen kosten gebouwd.
Tijdens zijn pastoraat werd door de Staten-Generaal van Holland beslag gelegd op alle inkomsten van de parochie, zodat hij en ook zijn opvolgers (tot 1797) afhankelijk waren van aalmoezen en vrijwillige bijdragen van de parochianen.
Van deze pastoor is bekend dat hij, als iemand in zijn fruitweide kwam om te stelen, met hagel op de dief schoot.
Henricus werd op 22 februari 1671 begraven in de Sint-Martinuskerk te Wyck. Volgens een notitie in het parochiearchief aldaar vierde hij in 1664 zijn 50-jarig priesterjubileum.
Egidius (Gilles) Rutten (1660-1676)
Egidius Rutten, zoon van Herman Rutten en Joanna Mommers, werd vermoedelijk in Heer geboren. Zijn ouders overleden daar ook en werden onder het koor van de toenmalige kerk in Heer begraven.
In juni 1660 werd hij zowel pastoor van Heer en Keer als van de parochie Cadier. Hij was een zorgzaam pastoor die meeleefde met zijn parochianen. Dat valt vooral op te maken uit de aantekeningen die hij achter in het overlijdensregister noteerde. Hier tekende hij allerhande gebeurtenissen uit zijn parochie (en daarbuiten) op.
Egidius (Gilles) was pastoor in een bewogen tijd. Zo kon hij tussen 1661 en 1672 zijn ambt in Cadier moeilijk uitoefenen door de maatregelen van de (protestantse) Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden. De kerk bleef in die jaren gesloten en de pastoor deed de diensten in Heer, welke parochie minder last had van het protestantse juk. In die tijd werden in een graanschuur te Honthem (later met de status van kapel) diensten gedaan door pastoor Christiaen Haesen van Margraten en een enkele keer ook door Gilles Rutten zelf op verzoek van zijn parochianen. In die roerige jaren gaf de pastoor katechismusles in een kamer van hoeve De Keun te Keer (hoeve de Keun lag in de Limburgerstraat op de hoek met de huidige Keunestraat). Hier zegende hij zelfs huwelijken in.
Tevens maakte hij twee belegeringen van Maastricht mee, eerst in 1673 door Lodewijk XIV en vervolgens door stadhouder Willem III in 1676. Evenals velen van zijn parochianen werd hem dat noodlottig. Hij zocht samen met een groot aantal parochianen zijn toevlucht in de mergelgroeven van de Keerderberg. Hij werd ziek en overleed op 3 augustus 1676. De volgende dag werd hij in de kerk van Heer begraven. Aan dat verblijf in de mergelgroeve herinnert nu nog de pesjtoerspöt, een waterput die toen geslagen is.
Egidius (Gilles) Mineur (1676-1680)
Na het overlijden van Rutten werd Gilles Mineur, pastoor van Bemelen, ‘op papier’ tevens pastoor van Cadier. Maar, waarschijnlijk omdat hij zijn tijd vooral in Bemelen nodig had, werd het pastoorsambt in Cadier tot december 1677 waargenomen door de predikheer Petrus Daemen en vervolgens twee jaar (1678 en 1679) door Wijnand Kikken. In 1677 sluit Egidius Mineur nog een huwelijk in Cadier, maar het overlijdensregister van Cadier begint in 1678 met een aantekening van Kikken over een voorval in Sint-Geertruid, gevolgd door inschrijvingen van overleden parochianen. In 1680 deed Mineur afstand van de parochie Cadier en delegeerde het bestuur over de parochie van Bemelen aan W. Kikken. De eerstvolgende huwelijksinschrijving, daterend van 1680 wordt voltrokken door Kikken.
Mineur getuigt dat de kerk van Cadier in zijn tijd zodanig tot verval was gekomen dat het doorregende op het altaar en de doopvont.
In bovenstaand fragment uit het huwelijksregister van 1680 worden Egidius Mineur en Winand Kikken allebei genoemd; Kikken als pastoor van Cadier
Winandus (Wijnand) Kikken (1680-1735)
Aan pastoor Kikken en zijn registeraantekeningen is in onze Kroniek al uitgebreid aandacht besteed:
zie jrg. 7, pag. 75- 82, pag. 111-120 en pag. 152-161
zie jrg. 8, pag. 14-23, pag. 72-77 en pag. 126-133.
Hoewel wij hem uit zijn aantekeningen in de doop-, huwelijks- en overlijdensregisters hebben leren kennen als een herder die zeer begaan was met het lot van zijn 'schapen', had hij blijkbaar ook vijanden. In het visitatierapport van 1712 beklaagt hij zich erover, dat hij door Henricus Ardts van Sint- Geertruid is geslagen en dat hem door deze persoon voor de voeten geworpen is, dat hij niet waardig zou zijn de H. Mis te celebreren. Ook weten we uit documenten dat hij degene die geld van hem geleend had en niet op tijd terugbetaalde juridisch aanpakte, zelfs zijn eigen familieleden.
Jean Nicolaes van Sandbeek (1735-1747)
Van hem weten wij alleen dat hij in 1735 twee nieuwe kerkklokken liet gieten met de namen Gerardus Theresia en Winandus Anna. De eerste klok woog 831 pond, de tweede 100 pond.
Van Sandbeek overleed aan de gevolgen van een dysenterie-epidemie op 16 oktober 1747.
Christiaen (Chrétien) van Eijck (1747-1774)
Hij werd in 1735 de eerste kapelaan in Heer. In 1747 volgde zijn benoeming tot pastoor van Cadier. Zijn neef Christiaen Strea, een zoon van zijn zus, volgde hem in Heer op. Later zou deze zijn oom in Cadier weer opvolgen.
Christiaen van Eijck woonde tegenover de kerk (nu Kerkstraat 139).
Ook aan Christiaen van Eijck is reeds vaker aandacht besteed in onze Kroniek:
zie jrg. 5, pag. 138-140 (Het monumentale pand Kerkstraat 139) en jrg. 6, pag. 67-77 (500 jaar onderbetaalde pastoors van Cadier)
Pastoor Christiaan van Eijck had een zus: Joanna van Eijck. Zij huwt twee keer (zie onderstaand schema):
1) Hubertus Strea x Joanna van Eijck
_______________|___________
| | |
Egidius Elisabeth Christiaen Strea (pastoor)
2) Egidius Jaspars x Joanna van Eijck
________________|__________
| |
Egidius Jaspar Jaspars x Joanna Hamels
___________|____________
|
o.a. Joannes Jaspars (pastoor)
Christiaen (Chrétien) Strea (1774-1790)
Hij was de zoon van Hubertus Strea en Joanna van Eijck (een zus van pastoor Van Eijck, zie schema hierboven). Christiaen overlijdt op 26 oktober 1790.
Hij woonde aanvankelijk in het huis van zijn oom in de Kerkstraat (zie ook Keerder Kroniek jrg. 5, pag. 138-140). Daarna bouwde hij een pastorie in de Limburgerstraat (nu nr. 99)
Het oorspronkelijke woonhuis van de pastoors Strea en vervolgens Jaspars brandde eind 19de eeuw gedeeltelijk af en werd daarna weer opgebouwd (nu Limburgerstraat 99)
Joannes (Jean) Jaspars (1790-1809)
Hij werd te Nederheim bij Tongeren geboren en overleed op 26 september 1809.
Hij was een zoon van Jaspar Jaspars en Joanna Hamels. Zijn vader Jaspar was een halfbroer van pastoor Strea. Pastoor Jaspars woonde in het huis van zijn voorganger Strea in de Limburgerstraat in Keer. De Heer van Cadier, Jacob Haksteen, zinde dit niet. Hij wilde dat de pastoor in Cadier kwam wonen. Toch honoreerde Haksteen het verweer van Jaspars en diens voornaamste argument, dat in Cadier geen pastorale woning te vinden was. Jaspars richtte de Broederschap van de H. Rozenkrans op in 1804. Hij overleed in 1809, toen hij pas 42 jaar was. Iohannes Iaspares, zoals op zijn grafsteen stond, werd bij de toenmalige ingang van de kerk, naast de toren, begraven.
Godefridus (Godefrois) Gilissen ( 1809-1821 )
Godefridus, geboren omstreeks 1749, was een zoon van Nicolaus Gilissen en Gertrudis van Geleen. Voordat hij pastoor werd in Cadier, was hij 28 jaar kapelaan geweest van de O.L. Vrouwekerk te Maastricht. Hij overleed 28 juni 1821 in Cadier en werd hier ook begraven.
In zijn testament uit 1816 (zie parochiearchief van de H. Kruisverheffing) sticht hij vier eeuwigdurende jaargetijden, waarvoor hij legateert:
- twee zilveren kelken;
- een zilveren schotel met twee zilveren ampullen;
- een missaal, overtrokken met rood fluweel en beslagen met zilveren krammen en platen;
- een missaal, beslagen met twee zilveren krammen;
- tien grote koperen altaarkandelaars;
- drie beslagen koperen lijsten voor de antependia;
- een godslamp van geel en rood koper;
- kazuifels, alben, altaardoeken, e.d.
Mattheus (Matthieu) Spits (1821-1843)
Mathieu, een Keerder priesterzoon, was geboren op 10 augustus 1767 als vijfde kind van Leonardus Spits en Maria Elisabeth Lemmens. Hij trad in de voetsporen van een broer van zijn vader, die pastoor was in Sint-Geertruid. Na zijn priesterwijding te Luik volgde in 1793 zijn benoeming tot kapelaan in zijn geboorteplaats, de eerste kapelaan in Cadier. Na 28 jaar in deze functie werkzaam te zijn geweest, volgde in 1821 zijn aanstelling tot pastoor. Op 75-jarige leeftijd ging hij met emeritaat. Hij overleed hier op 30 maart 1847.
Mathieu Spits woonde in het ouderlijk huis tegenover de kerk (nu Kerkstraat 139). Onder zijn pastoraat werd in 1826 op kosten van de gemeenten Cadier, Heer en Keer en van Gronsveld (omdat Honthem tot de parochie Cadier behoorde) de eerste pastorie gebouwd. Voordien dienden de zielzorgers zelf voor hun huisvesting te zorgen.
Bidprentje Pastoor Spits, 1847
In 1822 verkoopt pastoor Spits, in overleg met de kerkmeesters, uit het legaat van pastoor Gilissen o.a. de twee zilveren kelken en de twee ampullen met schotel voor de aankoop van twee percelen land van Jan van der Linden, weduwnaar van Maria Thomassen en van Barbara Theunissen.
In 1836 werd het koor, de kruisbeuk en de sacristie herbouwd voor een bedrag van 3760 gulden.
Pastoor Spits maakte een uitvoerig testament, waarin zijn dienstmaagd Anna van Laer niet werd vergeten. De armen in de parochie ontvangen twee mud koren in brood. Hij schenkt aan de kerk een perceel land, genaamd Langendel, onder de last van een eeuwigdurend jaargetijde.
Aan pastoor Spits is in onze Kroniek reeds uitgebreid aandacht besteed: zie jrg. 3, pag. 42-48 (Pastoor Spits dwong pastorie af)
Pierre Jacques Renier Corten (1843-1846)
Pastoor Corten werd op 3 juni 1809 geboren in Beek uit het huwelijk van Petrus Renerus Corten, burgemeester van Beek, en Anna Maria Schoenmaekers. Na zijn priesterwijding in 1835 was hij achtereenvolgens: - kapelaan te Schinnen (1835-1839) - kapelaan te Reckheim (1839-1842) - pastoor te Cadier en Keer (1843-1846) - pastoor te Breust (1846-1853) - pastoor-deken te Schinnen (1853-1872) - kanunnik van het kathedraal kapittel van het bisdom Roermond (1871-1872). Hij overleed in 1872 te Schinnen.
Pieter Joseph Ramaekers (1846-1852)
Pieter Joseph, zoon van landbouwer Jan Christiaan Ramaekers en Maria Agnes Penris, werd geboren op 30 september 1808 te Geleen. Na zijn priesterwijding was hij achtereenvolgens kapelaan te Sittard en Gulpen. Van 1846 tot zijn overlijden was hij pastoor te Cadier en Keer. Hij overleed hier op 43-jarige leeftijd op 5 apri1 1852 en werd hier ook begraven.
Joannes Antonius (Jean Antoine) van Gulick (1852-1855)
Zoon van Johannes Franciscus van Gulick. Hij werd op 14 mei 1807 geboren in het Brabantse Ravenstein. Na zijn priesterwijding in 1835 was hij eerst 17 jaar kapelaan te Maastricht in de parochie van de H. Matthias (1835-1852), waarna hij tot pastoor te Cadier en Keer werd benoemd. Hier overleed hij op 7 november 1855 in de leeftijd van 47 jaar. Ook hij werd hier begraven.
Joannes Hendricus (Hendrik) Göbbels (1855-1866)
Hendrik werd op 25 februari 1813 te Geleen geboren uit het huwelijk van landbouwer Petrus Joseph Göbbels en Anna Sibilla Baggen. Na zijn priesterwijding in 1837 te Luik was hij 18 jaar kapelaan te Munstergeleen (1837-1855), waarna hij tot pastoor te Cadier en Keer benoemd werd. Vervolgens keerde hij als pastoor naar Munstergeleen terug (1866-1902). Daar overleed hij op 14 mei 1902.
Ludovicus (Louis) Joosten (1866-1889)
Hij was de zoon van Henri Joosten, handelaar, en Beatrix Verhaegh. Louis zag het levenslicht op 14 december 1816 in Helden. In 1843 werd hij priester gewijd te Roermond. Hij was kapelaan te Klimmen (1844 -1852), kapelaan te Bergen (1852-1866) en pastoor te Cadier en Keer tot 1889. Na 'herhaalde aanvallen van beroerte' kreeg hij eervol ontslag en keerde als emeritus terug naar zijn geboorteplaats, waar hij twee jaar later, op 26 juni 1891, overleed.
Over een inbraak in de pastorie in de tijd van pastoor Joosten lezen we in De Limburger Courier:
“Den 16 november 1869 zijn de dieven ingebroken op de pastorij en hebben gestolen: 1 schoon zilveren ciborium van de kerk en 25 centen. Van den pastoor circa 130 st. geld, 3 zijden foulards, 2 zilveren gespen, 1 scudo van Gei IX. Van de meid circa 100 st. , 2 gouden ringen, een gouden ketting en kruijs en gouden oorbellen.
N.B. Eenen kwaden en zeer waakzaamen hond, Milord genaampt, hadden zij daags te vooren vergiftigd”.
Andreas Jacobus Hubertus Waelbers (1889-1902)
De op 24 januari 1835 te Weert geboren pastoor Waelbers was een zoon van Hendrik Waelbers en Johanna Petronella Seijts. Na zijn studie aan het Collegium Urbanum te Rome werd hij op 25 mei 1861 aldaar door kardinaal Patrizzi priester gewijd. Vervolgens was hij kapelaan te Venray (1861-1865), kapelaan te Stramproy (1865-1883) en pastoor te Scheulder (1883-1889), waarna zijn benoeming tot pastoor in onze parochie volgde. De installatie vond plaats op 9 juli 1889. In datzelfde jaar richtte hij de congregatie van jongedochters (O.L. Vrouw en H. Agnes) op. Tot zijn vertrek zou hij hiervan directeur blijven.
De laatste jaren had hij veel te lijden 'van het graveel of niersteen'. In een brief van het bisdom aan de deken van de Sint-Martinusparochie te Wijk, gedateerd 24 december 1897, krijgt de deken opdracht om kapelaan Voncken de oprichting van de aartsbroederschap der H. Familie van pastoor Waelbers over te laten nemen "wegens de voortdurende ziekelijken toestand' van de pastoor. Waelbers overleed in het gesticht Calvarienberg te Maastricht op 16 augustus 1902.
Enige tijd daarvoor had hij ontslag aangevraagd en gekregen. De pastoor was van plan zich te Heerlen in een gesticht te begeven, maar de ziekte sloopte zijn lichaam sneller dan verwacht. Waelbers werd op 19 augustus bijgezet in de grafkelder van het Missiehuis.
In de grafkelder onder deze kapel naast de Lourdesgrot werd pastoor Waelbers bijgezet
Zijn opvolger Christiaan Oliviers zegt daar het volgende over: "Als de overleden herder die rustplaats verkoos boven het liggen te midden zijner schapen op het dorpskerkhof van Cadier en Keer, dan mag dit bijgebracht worden ter verklaring van zijne handelswijze, dat hij het was die bovengenoemde paters hun klooster heeft helpen bouwen en inrichten en met name den grafkelder waarin hij thans eene laatste rustplaats gevonden heeft".
Aan pastoor Waelbers en zijn (dis)functioneren in onze parochie is al ruime aandacht besteed in de Keerder Kroniek, jg. 8, blz. 166-175, waarnaar wij graag verwijzen.
Christiaan (Chrétien)Hubert Oliviers (1902-1915)
Hij was geboren te Maastricht op 6 februari 1857 uit het huwelijk van Christian Oliviers, koopman in granen, en Maria Franck. Na zijn priesterwijding te Roermond in 1881 was Christiaan Hubert werkzaam als kapelaan te Klimmen (1881-1894), rector te Banholt (1894-1902), pastoor van Cadier en Keer (1902-1915) en pastoor te Gronsveld (1915-1937). Vanaf 1937 was hij rustend priester te Scharn. Pastoor Oliviers overleed op 12 september 1939 te Kerkrade en werd begraven te Gronsveld.
Na zijn benoeming in 1902 tot pastoor van Cadier en Keer door bisschop Drehmanns vond op 18 november de plechtige installatie plaats.
Hij richtte de Broederschap van het H. Hart van Jezus op (29 juni 1903) en tevens de Broederschap van St.Blasius (28 oktober 1904).
Johannes Hubertus Leonardus Stassen (1915-1920)
Hij werd geboren op 14 januari 1869 in Hulsberg uit het huwelijk van landbouwer Jan Peter Stassen en Maria Helena Theresia van Oppen. Pastoor Stassen ontving de priesterwijding in 1892 te Roermond. Hij was als docent werkzaam aan het progymnasium te Venlo (1892-1907), waarna hij achtereenvolgens kapelaan was te Slenaken (1907 -1908), rector te Eijsden (1908-1915), pastoor in onze parochie (1915-1920) en pastoor te Nieuwenhagen (1920-1937). In dat laatste jaar ging hij met emeritaat en keerde naar zijn geboorteplaats terug. Daar overleed hij op 18 april 1940.
Hubert Willem Bosch (1920-1942)
Hubert Willem Bosch, zoon van koperslager Willem Hubert Bosch en Anna Catharina Josepha Pelzer, was op 11 juli 1870 te Schinveld geboren. Na zijn priesterwijding te Roermond in 1895 was hij: - kapelaan te Wanssum (1895-1896) - kapelaan te Broeksittard (1896-1898) - kapelaan te Oirsbeek (1898-1903) - kapelaan te Maasbracht (1903-1907) - rector te Asselt (1907-1911) - rector te Steyl (1911-1915) - pastoor te Mesch (1915-1920) - pastoor te Cadier en Keer (1920 -1942).
De benoeming tot pastoor van ons dorp door bisschop Schrijnen geschiedde op 24 september 1920. Een maand later had zijn installatie plaats. In 1935 vierde hij hier zijn 40 jarig priesterfeest. Willem Bosch vroeg om gezondheidsredenen in oktober 1942 ontslag aan en nam zijn intrek in het sanatorium te Heerlen, waar hij ruim twee maanden later, op 4 december, overleed. Hij werd in zijn geboorteplaats Schinveld begraven.
Zijn opvolger pastoor Durlinger schrijft in het 'registrum memoriale ecclesiae' : "Gedurende 22 jaar bestuurde hij de parochie van Cadier en Keer met grooten ijver en tact. Hij was een ware zielenherder, een vroom priester en in den vollen zin des woords: een man van gebed. In den strijd voor de rechten der Kerk was hij onvermoeidbaar en zonder vrees.
Pastoor Bosch
Toen in 1942 door de Duitsche bezetting alle processies op den openbaren weg verboden werden, kon hij niet nalaten in een preek fel protest aan te teekenen. Deze preek zou echter voor hem noodlottig worden. Door N.S.B.-spionnen werden zijn woorden gerapporteerd met gevolg dat hij ernstig bedreigd werd. Deze bedreiging was oorzaak dat zijn kwaal (aderverkalking) verergerde, zoodat hij niet meer in staat was zijn functie waar te nemen. Op de meest eervolle wijze werd hem ontslag verleend'.
Oudere Keerdenaren, die hem in hun jeugd nog hebben meegemaakt, herinneren zich van pastoor Bosch vooral dat hij erg streng was en dat hij er tijdens de cathechismusles flink op los kon slaan als een leerling, naar zijn mening, niet goed genoeg zijn best deed.
Pierre Hubert Joseph Durlinger (1942-1950)
Hij was een zoon van schoenmaker Peter Joseph Durlinger en Anna Catharina Leinders, geboren op 24 september 1896 te Sittard. In 1923 werd hij priester gewijd te Roermond en was achtereenvolgens kapelaan te Schinveld (1923-1927), kapelaan te Valkenburg (1927-1938), rector te Heerlen in het Retraitehuis Molenberg (1938-1942), pastoor te Cadier en Keer (1942 -1950) en tenslotte pastoor te Limmel (1950-1963). Na zijn emeritaat woonde hij te Beek en Valkenburg. Hij overleed te Rijswijk op 29 mei 1985.
Hoewel hij reeds op 10 november 1942 benoemd was tot pastoor van ons dorp, vond de installatie eerst op 6 januari 1943 plaats. De reden: de restauratie van de pastorie nam door de oorlogstoestand, gebrek aan materiaal en tekort aan werkkrachten meer tijd in beslag.
In 1943 waren de oude kerkklokken door de Duitsers gevorderd. Onder het pastoraat van Durlinger werden de huidige kerkklokken gegoten (1949).
Pastoor Durlinger tussen ‘zijn’ klokken
Pius Edmundus Frissen (1950-1963)
Geboren te Hulsberg op 9 juli 1895, zoon van landbouwer Jan Cornelis Frissen en Maria Elisabeth Damoiseaux.
Hij werd op 1 april 1922 priester gewijd te Roermond. Daarna was hij: kapelaan te Grathem (1922-1933) - rector te Eijsden(1933-1940) - pastoor te Slenaken (1940-1950) - pastoor te Cadier en Keer (1950-1963).
In 1957 werd – na vele aarzelingen en talloze procedures – de bouwvallige kerk van Cadier en Keer afgebroken en pastoor Frissen bouwde toen, na tien jaar ploeteren om de benodigde gelden (f.500.000) bij elkaar te krijgen, het huidige nieuwe kerkgebouw.
In 1963 ging hij met emeritaat te Hulsberg. Hij overleed op 8 januari 1970 te Heerlen.
(Over pastoor Frissen - zie foto op de volgende pagina - en de bouw van de huidige kerk vindt u in dit jaarboek een apart artikel.)
Vanaf links: pater Sjeng Jacobs, pastoor Edmond Frissen en pater Frans Spronck, (1963)
Michaël (Michiel) Antonius Berkers (1963-1967)
Pastoor Berkers werd geboren te Helden op 9 maart 1911. Na zijn priesterwijding te Roermond op 9 maart 1940 was hij achtereenvolgens: - kapelaan te Wessem (1940-1945) - kapelaan te Weert (1945-1947) - kapelaan te Horn (1947-1959) - kapelaan te Schinnen (1959-1963) - pastoor te Cadier en Keer (1963-1967) - pastoor te Posterholt (1967-1976).
Vanaf 1976 woonde hij als emeritus te Horn. Hij overleed op 23 juni 1983 te Roermond.
Antonius Joannes Willem Hubertus Wolfs (1967-1975)
Geboren te Eijsden op 27 februari 1910; zijn vader was gemeentesecretaris van Eijsden en later burgemeester van Sint-Geertruid.
Hij werd priester gewijd te Roermond op 28 maart 1936 en was:
- kapelaan in de parochie H. Theresia te Maastricht (1936-1949) - kapelaan in de parochie H. Matthias te Maastricht (1949-1960) - bouwpastoor te Guttecoven (1960-1967) - pastoor te Cadier en Keer (1967-1975).
Na zijn emeritaat in december 1975 bleef pastoor Wolfs in Keer wonen (Sint-Blasiushof) en bleef ook actief in de parochie. Zo was hij rector te Huize Blankenberg, gaf nog catechese aan de leerlingen van de basisschool en bezocht de zieken regelmatig. Op zondag 28 maart 1976 vierde hij zijn 40-jarig priesterjubileum en tien jaar later zijn 50-jarig jubileum. Hij overleed op 17 juli 1989.
Eerste H.Mis van pastoor Wolfs in Sint-Geertruid, 1934. Vanaf links: Nicolaas Prompers uit Sint-Geertruid, in 1934 priester gewijd; de neomist Toine Wolfs; pastoor van Houdt van Sint-Geertruid; Jacques Riemersma kapelaan in Sint-Geertruid, een jaar later werd hij in onze parochie als kapelaan benoemd. Achter de neomist zijn vader burgemeester Eugène Wolfs en zijn stiefmoeder Lies Roebroeks
Xavier Joseph Hubertus Bogman (1975-1986)
Pastoor Bogman werd op 15 september 1922 geboren te Schimmert. Na zijn priesterwijding te Roermond op 29 maart 1952 was hij: - kapelaan te Wittevrouwenveld (1952-1959) - kapelaan te Heerlerbaan (1959-1969) - pastoor te Heugem (1969-1975) - pastoor te Cadier en Keer (1975-1986).
Zijn installatie als pastoor van Keer vond plaats op 28 januari 1976 door deken Douven van Gronsveld. Ruim een jaar later, op 27 april 1977, vierde hij zijn 25-jarig priesterjubileum. Om gezondheidsredenen nam hij met ingang van 1 juli 1986 ontslag, na reeds maanden met ziekteverlof te zijn geweest. Pastoor Bogman overleed op 29 augustus 1990.
Jan van Frankenhuijsen sma (1986-2004)
Geboren in het Overijsselse Weerselo op 22 februari 1937 als zoon van de gemeentesecretaris Anton van Frankenhuijsen en Corrie Reij. Al op 10-jarige leeftijd koesterde hij de (kinder)wens om missionaris te worden. Na 3 jaar middelbare school (Carmellyceum) in Oldenzaal kwam hij, in navolging van zijn oudere broer Wim, naar het seminarie van Cadier en Keer, waar hij in 1956 eindexamen gymnasium deed. In Aalbeek studeerde hij filosofie en theologie om vervolgens in 1962 tot priester gewijd te worden.
In november 1963 vertrok hij naar de missie in Ghana, maar moest wegens ziekte al in het daaropvolgende jaar (1964) terugkeren. Nog tijdens zijn herstel werd hij benoemd tot moderator van de priesterstudenten in het Missiehuis van Keer, gaf hier ook godsdienstlessen en was ook anderszins actief voor de SMA-orde (Société des Missions Africaines) en de MIVA (Missie Verkeersmiddelen Aktie).
Toen in 1969 de priesteropleiding in het Missiehuis werd opgeheven werd Jan van Frankenhuijsen propagandist van de S.M.A. (1969-1973) en vervolgens assistent-econoom van het Missiehuis, waar hij ook werkzaam was binnen het kloosterbejaardenoord.
Na hulppastoor te zijn geweest in Heer, Maastricht en Sint-Geertruid werd van Frankenhuijsen, die via zijn activiteiten binnen de scouting al aardig bekend was met de dorpsbewoners van Keer, in 1986 gevraagd om hier pastoor te worden. Nadat zowel de provinciaal-overste van zijn orde als het Bisdom hiervoor toestemming hadden gegeven werd hij in september 1986 geïnstalleerd als pastoor van Cadier en Keer.
Achttien jaar lang (1986-2004) heeft hij zich met veel inzet aan zijn taak gewijd, tot hij om gezondheidsredenen moest terugtreden. Sindsdien verblijft hij in het wat rustiger vaarwater van het Missiehuis.
Thans houdt hij zich bezig met de voorbereiding van de liturgische vieringen in de kapel van het Missiehuis, de zorg voor zijn oudere confraters en het – in beperkte mate – assisteren in andere parochies. Zijn gezondheid schrijft hem voor dat hij regelmatig moet bewegen (wandelen) en daarnaast bespeelt hij met veel genoegen het orgel in de kapel.
Jacques Smeele sma (2006 – heden)
Werd op 19 november 1946 in Den Haag geboren, volgde het gymnasium aan het College van O.L. Vrouw (= Bakkerbösj) in Cadier en
Keer en deed hier eindexamen op 16 juni 1966.
Na zijn filosofische en theologische studies aan de Hogeschool voor Pastoraat en Theologie (de H.T.P.) in Heerlen behaalde hij zijn candidaatsexamen theologie aan de universiteit van Nijmegen (1971).
Hij vervolgde zijn studies aan de universiteit van Ghana (1971-1973), sloot zich in 1974 aan bij de S.M.A. en werd in 1975 door Mgr. Schneiders in Den Haag tot priester gewijd. In 1976 deed hij doctoraal examen pastorale theologie aan de H.T.P. in Heerlen.
Daarna volgde een langdurig verblijf in Afrika, waar hij vele jaren missionair werk verrichtte in diverse parochies in Ghana (1976-1987), werk dat hij met veel liefde en overtuiging deed. Maar zijn belangstelling voor de studie verdween niet. Een training ziekenhuispastoraat in Vught (1981) bracht zijn liefde voor de bijbelstudie terug: hij studeerde twee jaar in Chicago (1987-1989), volgde een cursus voor pastoraal coördinatoren in Kenya (1998) en een bijbelcursus in Jerusalem (2001).
Zijn gedegen opleiding leidde ertoe dat Jacques Smeele in Afrika belangrijke posten kreeg toegewezen:
- Directeur van het aartsbisschoppelijk pastoraal centrum in Accra, Ghana (1990-1997)
- Pastoraal coördinator van het diocees van Solwezi, Zambia (1997-2001)
- Directeur van het Bijbelapostolaat aan het aartsbisdom van Cape Coast, Ghana (2002-2006).
Na zijn terugkeer naar Nederland komt hij terecht in het Missiehuis in Cadier en Keer en op 30 april 2006 wordt Jacques Smeele geïnstalleerd tot pastoor van de parochie Cadier en Keer èn tot ‘administrator’ (= bedienaar) van de parochie Bemelen.
Literatuur:
• Simonis, Jan G.C.: Zielzorgers in het bisdom Roermond 1840-2000
Sittard 2001
• De parochie Cadier en Keer.
• Uit: Jos Habets, Schets van de voormalige Heerlijkheid Cadier en van het kasteel Blankenberg bij Maastricht.Roermond, 1876
• Overhof, S. e. a: Gedenkboek 150 jaar Cadier en Keer (1828-1978), Cadier en Keer 1978
• “Registrum Memoriale” van E. Rutten, pastoor van Heer (1660-76)
In: De Maasgouw 1922, p. 33-37, 57-61, 90-93
Bronnen:
• Archief van het kapittel van de O.L.Vrouwe te Maastricht, inv.nr. 1158,
• Notarieel Archief RHCL Maastricht, inv.nr. 453
• Landen van Overmaze: Heer (en Keer), inv.nr. 5989, 5991, 5992, 5994, 9843