Het Kadaster 3 - Cruisveld e.o.

door  Jo Purnot, Ronald George en Jean Bessems (va Leike)

 

Wanneer men vóór de invoering van het kadaster (1841) een huis of een stuk grond kocht, duidde men dat aan met de plaatselijke benaming, de afmetingen en de eigenaars van de aangrenzende percelen. Bijvoorbeeld: Huis, hoft, gaarde en weijde geleegen aan de kerk, reijgenoten, oost den kerkhoft, Jacobus Bergmans en de Haase Steeg, zuijd den weg agter Cadier omgaande, west Pieter Willems, noord de Dorpstraat, den voornoemde kerkhoft en Jacobus Bergmans. Samen 3 – 3 – 10. Ter verduidelijking: hier wordt in 1776 de ligging van de Meussenhof bedoeld. De Haase Steeg heet tegenwoordig Groenpad. De Dorpstraat liep van de ene kant van het dorp (het onderste einde) naar helemaal de andere kant (het bovenste einde), want de Rijksweg was er nog niet, die is pas in 1828 aangelegd. De oppervlakte van de Meussenhof was 3 bunder, 3 grote roeden en 10 kleine roeden.

Een ander voorbeeld: Een stuck ackerlands geleegen aan het Cruijsvelt, reijgenoten ter sonnenopganck Machiel Dobbelsteijn, ter sonnen middagh de weduwe van der Linden, ter sonnenonderganck Hendrick De Bije, groot 0 – 19 – 17. In deze beschrijving, ook 1776, gebruikte men niet de windrichtingen maar de stand van de zon. Het Cruijsvelt is wat men nu ’t Gruûsselt noemen (zie het Kadaster 2).

Een bewoond hol in de Mettenberg

Grotten boden veilig en knus (?) onderkomen

door Lei Haesen

 

Vermoedelijk herinneren velen onder ons zich nog Greetje Blankers die met haar drie katten en hond tot 1972 in Maastricht “in de berg” (Sint Pietersberg) woonde. Zij was de laatste holbewoonster in het Limburgse Mergelland. Maar ook op het grondgebied van Cadier en Keer hebben in de voorbije eeuwen een aantal inwoners een onderaardse (mergel)groeve als permanente woonruimte ingericht. Het is voor ons moeilijk voor te stellen hoe deze grotbewoners hebben kunnen leven in zo’n kille en vochtige ruimte met haar schamele meubilering. Enkelen kozen bewust voor zo’n onderaardse woonruimte. Zo hebben verschillende kluizenaars in vroeger eeuwen vrijwillig gekozen voor een verblijf in de Keerder grotten. Over hen volgt te zijner tijd een afzonderlijk artikel. Voor anderen was het vaak uit bittere armoede een groeve als woonruimte in te richten. Over een nog in de vorige eeuw bewoond hol en haar bewoners willen we in deze bijdrage uitgebreider verhalen.

 

't Sjtaegske

Leedsje oêt de revuu “Keer op de planke”, in de jaore 50
 Door Jean Beijers
Wéi-j iech vuur jaore woeërd geboeëre
Es börger van òs dörrepke Keer
Zag m’n al dat is ‘ne schoêne
En lagde miech in ’t weegske neer.

Pagina 5 van 5

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME